118
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Starten
Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap vervolgens het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand N en trap
vervolgens het rempedaal volledig in.
F
S
teek de sleutel in het contactslot; het
systeem herkent de code.
F
Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan
het stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
st a a n).
F
A
uto's met een benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
Starten - afzetten van de motor
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1 (Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2 (Contact) : stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3 (Star ten) .
Contactslot
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Stand Contact (2)
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Bovendien kunnen deze voorwerpen
bij het activeren van de airbag vóór
ernstige verwondingen veroorzaken.
Rijden
123
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Werking
Schakelindicator
Om het brandstofverbruik te verminderen adviseert dit systeem bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak een hogere versnelling in te schakelen.Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
-
t
erug te schakelen.
Voorbeeld:
-
U r
ijdt in de derde versnelling.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting
van uw auto kan het systeem u adviseren één of
meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze
aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende
versnellingen in te hoeven schakelen.
- U trapt het gaspedaal in.
- H et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl in combinatie met het nummer van
de geadviseerde versnelling op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Bij bepaalde dieseluitvoeringen met handgeschakelde
versnellingsbak kan het systeem u onder bepaalde
rijomstandigheden verzoeken om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten (weergave van de
letter
N o
p het instrumentenpaneel), om het tijdelijk
afzetten van de motor mogelijk te maken (STOP-fase
van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
6
Rijden
129
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor
wordt automatisch in de STOP-stand gezet:
- als u, bij een handgeschakelde versnellingsbak, bij stilstaande auto de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
-
a
ls u, bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak , bij stilstaande auto of
een snelheid lager dan 8
km/h (volgens
uitvoering) de versnellingsbak in de
neutraalstand zet (selectiehendel in de
stand N ) of het rempedaal intrapt. Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem in de STOP-
stand is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af. Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
STOP-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-
stand niet wordt geactiveerd zijn:
-
d
e auto bevindt zich op een steile helling
(bergopwaarts of -afwaarts),
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door
de bestuurder niet sneller dan 10
km/h
gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur...).
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-teller
Een teller registreert hoelang de
STOP-stand in totaal tijdens een
traject is geactiveerd.
De teller kan worden weergegeven door de boordcomputer
(via het menu "
Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet).
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op
nul gezet.
6
Rijden
130
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
-
A
ls u bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
volledig intrapt.
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak:
● als
u, met de selectiehendel in de stand D,
het rempedaal loslaat,
● als
u, met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal losgelaten,
de schakelaar D indrukt,
● als
u de achteruitversnelling inschakelt.De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
bestuurder zijn veiligheidsgordel
losmaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is
dan 11
km/h (elektronisch gestuurde
versnellingsbak),
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen normaal.
Schakel omwille van de veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt
gebruik van een speciale 12V-accu (raadpleeg
voor meer informatie het CITROËN-netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu
gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten
mogen hierbij niet worden omgekeerd.
Onderhoud
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik
van geavanceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden uitvoeren
bij een gekwalificeerde werkplaats,
bijvoorbeeld een servicepunt van
het CITROËN-netwerk, die over
alle deskundigheid en speciale
gereedschappen beschikt.
Rijden
131
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Een storing in het systeem wordt
gesignaleerd in het menu
"Rijhulpsysteem " (hoofdpagina) van
het touchscreen tablet.
Storing
In het geval van een storing gaat het
pictogram van de toets over in de
waarschuwingsmodus en knippert het lampje
even, waarna het permanent blijft branden.
Als u op deze toets drukt om het systeem weer
in te schakelen, knippert het lampje nogmaals
even waarna het weer permanent blijft branden.Het uitschakelen van het Stop & Start-systeem kan
worden geconfigureerd via het touchscreen tablet.
Uitschakelen
Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.
Bij het rijden op een overstroomde weg
is het raadzaam de Stop & Start-functie
uit te schakelen en stapvoets te rijden. Het opnieuw inschakelen kan worden
geconfigureerd via het touchscreen tablet.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u de motor opnieuw
start.
F
D
ruk op " Stop & Star t ".
F
S
electeer het menu
" Rijhulpsysteem ".
Het lampje van deze toets blijft branden.
Als u nogmaals op deze toets drukt, wordt
het Stop & Start-systeem weer ingeschakeld.
Het lampje van deze toets gaat uit.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden. Afhankelijk van de uitvoering kan er
daarnaast een waarschuwingsmelding
verschijnen, waarbij verzocht wordt om
de neutraalstand (toets N ) te selecteren
en opnieuw het rempedaal in te trappen.
U moet het contact uitzetten en de
motor opnieuw starten.
6
Rijden
142
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde
versnellingsbak) bedient. Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij
erop kan toezien dat de manoeuvre veilig wordt uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.
Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
auto tijdens de manoeuvre onder controle
blijft en geen obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
Als de gemonteerde banden een andere
maat hebben dan de originele banden
(extra brede banden, winterbanden enz.),
kan de werking van het parkeerhulpsysteem
negatief worden beïnvloed.Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas
en dergelijke niet tussen de spaken
terechtkomen. U zou hierdoor letsel
kunnen oplopen.Het systeem meet bij het fileparkeren
geen parkeerruimtes op waarvan de
afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner
zijn dan het model van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de
manoeuvres automatisch geactiveerd.
Het is dus mogelijk dat in combinatie met
een geluidssignaal een pictogram op het
scherm verschijnt, wat geen gevolgen
heeft voor de parkeermanoeuvre.
Door het type parkeermanoeuvre te
selecteren (fileparkeren: inparkeren of
uitparkeren) gaat het Stop & Start-
systeem niet over op de STOP-stand.
In de STOP-stand wordt bij deze
selectie de motor weer gestart.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.
Rijden
150
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2015
Brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank:
- B enzine: ongeveer 50 liter.
-
D
iesel: ongeveer 45 of 50 liter (volgens uitvoering).
Minimumbrandstofvoorraad Ta n k e n
Als de minimumbrandstofvoorraad is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden, vergezeld van een
geluidssignaal en een melding.
Bovendien gaat het laatste segment van
de brandstofmeter rood knipperen.
Om veilig te tanken:
F
Z
et altijd eerst de motor af.
F
O
pen de tankklep.Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep geeft
aan welke brandstof u moet tanken voor het type motor
in uw auto.
Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt, wordt
deze stijging van het brandstofniveau niet weergegeven
op de brandstofmeter.
Als het lampje gaat branden, bevindt zich nog
ongeveer 5 liter brandstof in de tank.
Als u niet tankt, gaat dit lampje elke keer als u
het contact aanzet weer branden, klinkt er een
geluidssignaal en verschijnt er een melding.
Dit geluidssignaal en deze melding worden
steeds vaker herhaald naarmate de tank verder
leegraakt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.Tijdens het opendraaien van de dop kan een geluid van
aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt
door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van
het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het leegrijden
van de brandstoftank (diesel). F
S
electeer de juiste brandstof voor uw auto.
F
S
teek de sleutel in de dop en draai de dop
linksom.
Praktische informatie
164
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2015
Motorkap
F Open het linker voorportier.Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang
het linker voorportier is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden). Gebruik de beschermde
zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
F
D
uw de hendel omhoog en til de
motorkap op. F
N
eem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Openen
F Trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed vergrendeld is.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte wordt
geadviseerd om blootstelling aan water (regen,
wassen,
...) te beperken.
Schakel het Stop&Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Praktische informatie