85
91
64
97
4
c-zero_nl_ chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Klepje van het systeem voor
normaal laden
Achter dit klepje zit de aansluiting om
de batterij van de auto via het gewone
elektriciteitsnet op te laden.
Klepje snellaadsysteem
Achter dit klepje zit de aansluiting om de
batterij van de auto via het snellaadsysteem op
te laden (volgens uitvoering).
Bandenreparatieset
Met deze set, bestaande uit een compressor
en een flacon met afdichtmiddel, kunt u een
noodreparatie aan een band uitvoeren.
buitenzijde
ASR / ESP
Deze systemen houden uw auto in het juiste
spoor binnen de grenzen van de natuurkundige
wetten.
Overzicht
13
c-zero_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Controlelampjes uitgeschakelde functies
Controlelampje StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
br
andt constant, op de
middenconsole. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "
OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld. Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen.
b
e
vestig in dit
geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de
"rug in de rijrichting".
co
ntroleer altijd de status van de passagiersairbag
voordat u de motor start.
ESP/ASR
br
andt constant.De
es
P
/A
s
r
-
schakelaar op het
dashboard (bestuurderszijde) is
ingedrukt.
Het
es
P
/A
s
r is uitgeschakeld.
esP
: e
l
ectornic s
t
ability Program.
A
s
r : Anti s pin r
e
geling.Druk de
es
P
/A
s
r
-
schakelaar op het dashboard
nogmaals in om het
es
P
/A
s
r weer in te schakelen.
De systemen worden automatisch opnieuw
ingeschakeld bij het starten van de auto.
De volgende lampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
so
ms klinkt er ook een geluidssignaal.
1
controle tijdens het rijden
15
c-zero_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Electronic
Stablility
Program en Anti
Spin Regeling
(ESP/ASR)kni ppert.
In werking treden van esP /As r. H et systeem zorgt voor maximale grip en houdt de
auto in het juiste spoor.
Matig uw snelheid en pas uw rijstijl aan.
br
andt constant.
st
oring in es
P
/A
s
r
.L
aat de systemen door het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
+
Een of meer
portier en
geopend
br
andt constant, in
combinatie met een
geluidssignaal.
ee
n portier of de achterklep is niet
goed gesloten.
sl
uit het desbetreffende carrosseriedeel.
12V-accu laden
br
andt constant.
er i
s een storing in het
laadstroomcircuit van de 12V-accu
(vervuilde of losgeraakte klemmen,
omvormer defect…). Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het lampje niet uitgaat.
Elektrische
stuurbekrachtigingbrandt constant.er i s een storing in de de elektrische
stuurbekrachtiging.ri jd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het cIt roËn- netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje
StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
1
controle tijdens het rijden
16
c-zero_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Controlelampje StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Veiligheidsgordel
vóór niet
vastgemaakt /
losgemaakt
br
andt eerst constant
en gaat dan knipperen
in combinatie met een
geluidssignaal. De bestuurder en/of de passagier
voorin heeft zijn veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Veiligheidsgordel
rechtachter los
br
andt constant.De rechter achterpassagier heeft zijn
veiligheidsgordel niet vastgemaakt of
losgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Veiligheidsgordel
linksachter los
br
andt constant.De linker achterpassagier heeft zijn
veiligheidsgordel niet vastgemaakt of
losgemaakt.
Te lage
bandenspanning
permanent.
De spanning van één of meer banden
is te laag.
co
ntroleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Doe dit bij voorkeur bij koude banden.
u
moet het systeem resetten nadat u de spanning van
één of meer banden hebt aangepast en wanneer één
of meer wielen zijn gewisseld.
Zie voor meer informatie de rubriek
"
ban
denspanningscontrolesysteem".
knipperend
en vervolgens
permanent.
ee
n storing in het systeem en/of ten
minste één sensor van een wiel wordt
niet gedetecteerd. De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het
c
i
troën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
controle tijdens het rijden
18
c-zero_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
energievoorraadindicator
Weergave
naarmate de beschikbare hoeveelheid energie
van de tractiebatterij geringer wordt, krijgt de
bestuurder vier waarschuwingen achter elkaar:
- als nog slechts 2 streepjes op de
energievoorraadindicator branden, gaat het
symbooltje (brandstofpomp met stekker)
knipperen: de reservevoorraad wordt
aangesproken.
-
H
et laatste streepje van de
energievoorraadindicator knippert.
-
H
et laatste streepje gaat uit: de actieradius
wordt niet meer weergegeven, de
verwarming en de airconditioning worden
uitgeschakeld.
Waarschuwing lage energievoorraad
- Dit symbooltje gaat op het
instrumentenpaneel branden:
geleidelijk aan is er steeds
minder vermogen beschikbaar.
De laadtoestand van de tractiebatterij wordt
voortdurend op het instrumentenpaneel
weergegeven.
controle tijdens het rijden
58
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en
permanent de spanning van de vier banden
zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
zodra het een daling van de spanning van
een of meer banden ten opzichte van de in
het systeem opgeslagen referentiespanning
detecteert. Deze referentiespanning moet
worden gereset als de spanning van een band
is aangepast of een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de
identificatiecodes van de sensoren door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats in het systeem zijn opgeslagen.
u
kunt twee sets banden in het geheugen
van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld:
wielen met zomerbanden en wielen met
winterbanden).
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
altijd waakzaam blijven.on danks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning
handmatig te controleren.
ee
n te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).
ee
n te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik. De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10
km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3
bar.
Veiligheid
59
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Waarschuwing te lage
bandenspanning
bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje permanent.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.
co
ntroleer voordat u het systeem
reset of de spanning van de vier
banden is aangepast aan de
gebruiksomstandigheden van de auto
en overeenkomt met de voorgeschreven
waarden die zijn vermeld op de
bandenspanningssticker.
Het bandenspanningscontrolesysteem
waarschuwt niet als de spanning op het
moment van resetten onjuist is.
ee
n lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band.
b
e
perk u daarom niet alleen tot
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven
totdat de referentiespanning, na het
op spanning brengen, repareren of
vervangen van de band(en), is gereset.
Als een band of meerdere banden is/
zijn gerepareerd of vervangen, moeten
de identificatiecodes van de sensoren
door het
c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden
opgeslagen.
F
co ntroleer de spanning van de vier banden
(bij koude banden) met de compressor van
de bandenreparatieset.
r
i
jd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band de
bandenreparatieset.
Resetten van de
referentiespanning
elke keer dat de spanning van een of meer
banden is aangepast of een of meer wielen zijn
gewisseld, moet het systeem worden gereset.
6
Veiligheid
61
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Selecteren van de set
banden
Via het display van het instrumentenpaneel
kunt u, bij aangezet contact en stilstaande auto,
de desbetreffende set banden selecteren.
co
ntroleer na de montage van de
nieuwe set banden of de banden de
juiste spanning hebben (vermeld op de
bandenspanningssticker (zie de rubriek
"Identificatie")).
b
r
eng de banden indien
nodig op de juiste spanning.
De spanning van de banden van de nieuwe
set wordt door het systeem automatisch
als referentiespanning opgeslagen (het
verklikkerlampje te lage bandenspanning
knippert tijdens deze bewerking).
Als u een tweede set banden in het systeem
hebt laten opslaan door het cIt roËn- netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, moet u
elke keer dat een set banden (winterbanden
bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist
is gemonteerd in het configuratiemenu
selecteren.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
H
oud vervolgens de knop A langer dan
10 seconden ingedrukt om in plaats van
de set banden nummer 1 de set banden
nummer 2 te selecteren, of omgekeerd.
6
Veiligheid