Afstand vergroten.
Knipperen: acute waarschuwing bij direct bot‐
singsgevaar als de auto met relatief hogere,
andere snelheid een andere auto nadert.
Ingrijpen door te remmen en evt. uit te wijken.
Persoonswaarschuwing Symbool op het instrumentenpaneel.
Dreigt er een botsing met een herkent
persoon, dan licht het symbool op en
klinkt er een signaal.
Oranje lampjes Actieve snelheidsregeling De gekozen afstand tot het voorlig‐
gende voertuig wordt aangegeven door
het aantal dwarsbalken.
Voor meer informatie, zie Actieve snelheidsre‐
geling met Stop & Go-functie, ACC, zie pa‐
gina 135.
Voertuigherkenning, actieve
snelheidsregeling
Branden: voorligger gedetecteerd.Knipperen: voorwaarden voor het ge‐
bruik van het systeem zijn niet meer
vervuld.
Het systeem is gedeactiveerd, maar remt af tot
uw actieve overname door indrukken van het
rempedaal of het rijpedaal.
Gele lampjes
Antiblokkeersysteem ABS Abrupt remmen zo veel mogelijk ver‐
mijden. Rembekrachtiger mogelijk de‐
fect. Houd rekening met een langere
remweg. Onmiddellijk door een Service Part‐
ner of een gekwalificeerde specialist laten con‐ troleren.Dynamische stabiliteitscontrole DSC
Knipperen: DSC regelt de aandrijf- enremkrachten. De auto wordt gestabili‐
seerd. Snelheid verlagen en rijstijl aan
de wegomstandigheden aanpassen.
Branden: DSC is uitgevallen. Systeem door
een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist laten controleren.
Voor meer informatie, zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 129.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC
gedeactiveerd of dynamische
tractiecontrole DTC geactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC isuitgeschakeld of dynamische tractie‐
controle DTC is ingeschakeld.
Voor meer informatie zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 129, en Dynami‐
sche tractiecontrole DTC, zie pagina 130.
Bandenpechwaarschuwing RPA De bandenpechweergave meldt span‐
ningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Voor meer informatie, zie Bandenpechwaar‐
schuwing, zie pagina 110.
Bandenspanningscontrole RDC Continu brandend: de spanningscon‐
trole meldt spanningsverlies in een
band.
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Knipperen en vervolgens continu branden: er
wordt geen bandenpech of verlies van banden‐
spanning herkend.▷Storing door installaties of apparaten met
dezelfde zendfrequentie: na verlaten vanSeite 83WeergavenBediening83
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
RijstabiliteitsregelsystemenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Antiblokkeersysteem ABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tij‐
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops be‐
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor be‐
drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroor‐
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog
mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehou‐
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang rem‐
men noodzakelijk is.Dynamische
stabiliteitscontrole DSC
Principe DSC voorkomt het doorslippen van de aange‐
dreven wielen bij het wegrijden en accelereren.
DSC herkent bovendien instabiel rijgedrag,
zoals uitbreken van de achterkant van de auto
of wegglijden over de voorwielen. Binnen het‐
geen volgens de wetten van de natuurkunde
mogelijk is helpt DSC door vermindering van
het motorvermogen en remingrepen aan de af‐
zonderlijke wielen de koersstabiliteit van auto
te handhaven.
Opmerking Rijstijl aan de situatie aanpassen, omdat de be‐
stuurder altijd verantwoordelijk blijft voor een
aangepaste, veilige rijstijl.
Ook met DSC blijven de wetten van de natuur‐
kunde van kracht.
De extra veiligheidsmarge niet beperken door
meer risico's te nemen.
WAARSCHUWING
Bij het rijden met dakbelasting, bijv. met
een dakdrager, kan door het hogere zwaarte‐
punt in rijkritische situaties de rijveiligheid niet
meer gewaarborgd zijn. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met dakbelas‐
ting de Dynamische Stabiliteits Controle DSC
niet deactiveren.◀Seite 129RijstabiliteitsregelsystemenBediening129
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
▷Rustig rijden.
Heet uitlaatsysteemWAARSCHUWING
Tijdens het rijden kunnen hoge tempera‐
turen onder de carrosserie optreden, bijv. door
het uitlaatsysteem. Als brandbare materialen,
bijv. bladeren of gras, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontbranden. Er bestaat kans
op letsel of schade.
De aangebrachte hitteschilden niet verwijde‐
ren of van een anticorrosielaag voorzien. Erop
letten dat tijdens het rijden, bij stationair
draaien of bij het parkeren geen brandbare ma‐
terialen met hete onderdelen van de auto in
contact kunnen komen. Het uitlaatsysteem
niet aanraken.◀
Dieselroetfilter
In het dieselroetfilter worden roetdeeltjes op‐
gevangen en periodiek onder hoge temperatu‐
ren verbrand.
Tijdens de reinigingsduur van enkele minuten
kan het volgende optreden:
▷Motor draait tijdelijk wat onregelmatiger.▷Geluiden en lichte rookontwikkeling uit de
uitlaat tot kort na het afzetten van de mo‐
tor.▷Normale vermogensontwikkeling vereist
een iets hoger toerental.
Mobiele communicatieapparatuur in
de auto
WAARSCHUWING
Voertuigelektronica en draadloze appara‐
tuur kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden.
Door de zendfunctie van draadloze apparatuur
ontstaat straling. Er bestaat kans op letsel of
schade. Indien mogelijk in het interieur de
draadloze apparatuur, zoals mobiele telefoons,
alleen gebruiken met een directe aansluiting
op de buitenantenne om wederzijdse storing te
voorkomen en de straling buiten het interieur
te houden.◀
Aquaplaning
Op natte of modderige wegen kan zich tussen
banden en weg een laagje water vormen.
Dit staat bekend als aquaplaning en kan het
gedeeltelijke of totale verlies van het wegcon‐
tact tot gevolg hebben, waardoor de auto niet
meer bestuurbaar is en niet kan worden afge‐
remd.
Door water rijden ATTENTIE
Als te snel door hoog water wordt gere‐
den kan het water in de motorruimte, de elek‐
trische installatie of in de transmissie binnen‐
dringen. Er bestaat gevaar voor schade. Bij het rijden door water de maximaal aangegeven wa‐
terhoogte en de maximumsnelheid voor het rij‐
den door water niet overschrijden.◀
Alleen bij rustig water en slechts tot een water‐
hoogte van max. 25 cm en bij deze hoogte
max. met looptempo, tot 5 km/h rijden.
Veilig remmen
Uw auto is standaard met ABS uitgerust.
In situaties waar dat nodig is, bij voorkeur de
rem volledig intrappen.
De auto blijft bestuurbaar. Eventuele obstakels
met zo rustig mogelijke stuurbewegingen ont‐
wijken.
Het pulseren van het rempedaal en hydraulisch
regelgeluid wijzen erop dat het ABS in werking
is.
In bepaalde remsituaties kunnen de geperfo‐
reerde remschijven functiegeluiden veroorza‐
ken. Dit heeft echter geen invloed op het pres‐
tatieniveau en de bedrijfsveiligheid van de rem.Seite 179Bij het rijden in acht nemenRijtips179
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Vervangen van wielen en
banden
Montage
Monteren en balanceren alleen toevertrouwen
aan een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
Wielbandcombinatie
Een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist kan u informeren over de juiste wiel-
bandcombinaties voor uw auto.
Door verkeerde wiel-bandcombinaties wordt
de werking van verschillende systemen beïn‐
vloed, bijv. ABS of DSC.
Om de goede rij-eigenschappen te behouden
mogen alleen banden van hetzelfde merk en
met hetzelfde profiel worden gemonteerd.
Na bandenpech moet zo snel mogelijk weer de
oorspronkelijke wiel-bandcombinatie worden
gemonteerd.
WAARSCHUWING
Wielen en banden die door de autofabri‐
kant als niet geschikt zijn beoordeeld, kunnen
onderdelen van de auto beschadigen, bijv.
contact met de carrosserie als gevolg van tole‐
ranties, ondanks dezelfde nominale afmetin‐
gen. Er bestaat gevaar voor ongevallen. Wielen
en banden gebruiken die door de fabrikant van
de auto als geschikt zijn aangemerkt voor het
betreffende type auto.◀Aanbevolen bandenmerken
Per bandenmaat worden bepaalde banden‐
merken door de fabrikant van uw auto aanbe‐
volen. Deze kunnen worden herkend aan een
ster op de zijwand van de band.
Nieuwe banden
Direct na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Coverbanden
De fabrikant van uw auto raadt u aan geen co‐
verbanden te gebruiken.
WAARSCHUWING
Coverbanden kunnen verschillende
bandonderlagen bezitten. Naarmate de leeftijd
toeneemt kan de houdbaarheid beperkt zijn. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Geen cover‐
banden gebruiken.◀
Winterbanden
Voor gebruik op een winters wegdek worden
winterbanden aanbevolen.
Zogenaamde banden voor het gehele jaar met
M+S-codering hebben weliswaar betere win‐
tereigenschappen dan zomerbanden, maar ze
hebben in het algemeen niet het prestatieni‐
veau van winterbanden.
Maximumsnelheid van winterbanden
Als de maximumsnelheid van de auto hoger is
dan de snelheid die voor de winterbanden is
Seite 204MobiliteitWielen en banden204
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Alles van A tot Z
TrefwoordenregisterA
Aanbevolen bandenmer‐ ken 204
Aanbevolen brandstof 200
Aandrijfslipregeling, zie DSC 129
Aanhangergewicht 251
Aanhangerstabilisatierege‐ ling 184
Aanklempunt, starthulp 232
Aankomsttijd 93
Aanslaan van de motor 68
Aansluiting van elektrische apparaten 166
Aansteker 165
Aanvullende tekstmelding 85
Aanvullingen en wijzigingen na redactiesluiting 7
Aanwijzing brandstofme‐ ter 86
ABS, anti-blokkeersys‐ teem 129
ACC, actieve gewenste rij‐ snelheid met Stop & Go 135
Acceleratie-assistent, zie Launch Control 79
Accessoires en onderdelen 7
Accu, auto 227
Accu, vervangen 227
Achterlichten 223
Achterlichtlampen 226
Achterruitverwar‐ ming 160, 163
Achteruitkijkspiegel 57
Achteruitrijcamera 147
Actief-koolstoffilter 163
Actieradius 87
Actieve gewenste rijsnelheid met Stop & Go, ACC 135
Active Protection 126 Activeren, airbags 106
Actualiteit van de handlei‐ ding 7
Adaptief remlicht, zie Dynami‐ sche remlichten 126
Adaptieve bochtverlich‐ ting 100
Afdalingen 180
Afdichtmiddel 206
Afmetingen 244
Afstandsbediening/sleutel 32
Afstandsbediening, sto‐ ring 37
Afstandswaarschuwing, zie PDC 144
Afstand tot bestemming 93
Afvalverwerking, koelvloei‐ stof 217
Afzetten van de motor 69
Airbags 104
Airbagschakelaar, zie Sleutel‐ schakelaar voor passagiers‐
airbags 106
Airbags, controle-/waarschu‐ wingslampjes 105
Airconditioning, automa‐ tisch 158
Alarminstallatie 43
Alarm, ongewild 44
Alternatieve oliesoorten 214
Anti-blokkeersysteem, ABS 129
Anticipeerhulp 191
Antivries, sproeiervloei‐ stof 75
Aquaplaning 179
Asbak 165
Asbelastingen, gewich‐ ten 245
AUC automatische luchtrecir‐ culatiefunctie 162 Auto buiten bedrijf stel‐
len 240
Auto, inrijden 178
AUTO-intensiteit 162
Autokrik 226
Autolak 238
Automatisch dimmen, zie Grootlichtassistent 100
Automatische gewenste rij‐ snelheid met Stop & Go 135
Automatische luchtrecircula‐ tiefunctie AUC 162
Automatische start-stop- functie 69
Automatische verlichtingsre‐ geling 99
Automatische versnellings‐ bak, zie Steptronic versnel‐
lingsbak 76
Automatisch vergrende‐ len 42
Auto-onderhoud 238
AUTO-programma, aircondi‐ tioning 159, 161
AUTO-programma, intensi‐ teit 162
Autosleutel, zie Afstandsbe‐ diening 32
Autowasinstallaties 237
B Bagage 181
Bagagedrager, zie Dakdra‐ ger 182
Bagageruimte, opbergvak‐ ken 173
Bagageruimte vergroten 168
Bandbeschadiging 203
Bandenafdichtmiddel 206 Seite 260OpzoekenAlles van A tot Z260
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15