Richt hiervoor de ventilatieroosters aan de zij‐
kant c.q. de zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
Bij het beslaan van de ruiten ook de koelfunc‐
tie inschakelen en de AUTO-toets indrukken,
om gebruik te kunnen maken van de voordelen
van de condenssensor.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Micro-/actief-koolstoffilter
Het micro-/actief-koolstoffilter filtert stof, pol‐
len en gasvormige schadelijke stoffen uit de
toegevoerde buitenlucht en luchtrecirculatie‐
functie.
Dit filter moet bij het onderhoud, zie pa‐
gina 218, van uw auto worden vervangen.
Ventilatie Ventilatie, voor▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 1.▷Gekartelde knoppen voor het traploos ope‐
nen en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijlen 2.▷Gekartelde knop voor het variëren van de
temperatuur bij het bovenlichaam, pijl 3.Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.
De ingestlede interieurtemperatuur voor
bestuurder en passagier wordt niet gewij‐
zigd.
Instelling van de ventilatie
▷Ventilatie om te koelen:
Uitstroomopeningen zo richten, dat de
lucht in uw richting wordt geleid, bijv. bij
een opgewarmde auto.▷Tochtvrije ventilatie:
Uitstroomopeningen zo richten dat de
lucht langs u stroomt.
Ventilatie achterin
▷Gekartelde knop voor het traploos openen
en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijl 1.▷Gekartelde knop voor het variëren van de
temperatuur, pijl 2.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 3.
Interieurvoorventilatie
Principe De interieurvoorventilatie ventileert het interi‐
eur en laat de temperatuur in de auto zo nodig
dalen.
Seite 163KlimaatregelingBediening163
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 88,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
Informatie over het noodzakelijk onderhoud
wordt continu in de afstandsbediening opge‐
slagen. De Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist kan deze gegevens uitlezen
en een op uw auto afgestemde onderhouds‐
beurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner of een gekwali‐
ficeerde specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhoud en reparatie bij een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten uitvoe‐
ren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuwe
autobezitter worden ingezien. Bovendien kun‐Seite 218MobiliteitOnderhoud218
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
VerzorgingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Na het wassen van de auto Algemeen
Regelmatig vreemde voorwerpen, bijv. blade‐
ren, bij geopende motorkap in het gebied on‐
der de voorruit verwijderen.
Zeker in de winter de auto vaker wassen.
Sterke verontreiniging en strooizout kunnen
tot schade aan de auto leiden.
Stoomreiniger en hogedrukreinigerAanwijzingen ATTENTIE
Bij het reinigen met een hogedrukreini‐
ger kunnen verschillende onderdelen worden
beschadigd door een te hoge druk of een te
hoge temperatuur. Er bestaat gevaar voor
schade. Voldoende afstand aanhouden en niet
continu sproeien. De bedieningsinstructies
voor de hogedrukreiniger in acht nemen.◀
Afstanden en temperatuur▷Maximale temperatuur: 60 ℃.▷Minimale afstand tot sensoren, camera's,
afdichtingen: 30 cm.▷Minimale afstand tot glazen dak: 80 cm.
Automatische wasinstallaties of
wasstraten
Aanwijzingen ATTENTIE
Door hogedruk wasinrichtingen kan in
het bereik van de ruiten water binnendringen.
Er bestaat gevaar voor schade. Hogedruk was‐
inrichtingen vermijden.◀
▷Wasinstallaties met lappen of installaties
met zachte borstels verdienen de voorkeur
om lakbeschadigingen te voorkomen.▷Wielen en banden mogen niet door trans‐
portinrichtingen worden beschadigd.▷Buitenspiegels inklappen, anders kunnen
deze, door de breedte van de auto, worden
beschadigd.▷Regensensor, zie pagina 74, deactiveren,
om een onbedoeld wissen te voorkomen.▷In veel gevallen kan, afhankelijk van de in‐
terieurbeveiliging van het alarminstallatie,
een ongewenst alarm worden geactiveerd.
Neem de aanwijzingen ter vermijding van
ongewenste alarmen, zie pagina 44, in
acht.
ATTENTIE
Te hoge geleiderails in wasinstallaties of
wasstraten kunnen carrosseriedelen beschadi‐
gen. Er bestaat gevaar voor schade. Wasinstal‐
laties of wasstraten waarvan de geleiderails
hoger dan 10 cm zijn vermijden.◀
Een wasstraat binnenrijden
De volgende stappen aanhouden, zodat de auto in een wasstraat kan rollen:
Seite 237VerzorgingMobiliteit237
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
▷Verlichtingsglas.▷Dekglas van het instrumentenpaneel.▷Matzwart gespoten delen.▷Gelakte delen in het interieur.
Gebruik voor de reiniging een microvezeldoek.
De doek evt. licht met water bevochtigen.
Dakhemel niet te nat maken.
ATTENTIE
Reinigers die alcohol of oplosmiddelen
bevatten zoals nitroverdunner, koudreiniger,
brandstof o.i.d. kunnen kunststof delen be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Ge‐
bruik voor de reiniging een microvezeldoek. De
doek evt. licht met water bevochtigen.◀
Veiligheidsgordels
Vervuilde gordels rollen niet goed op, waar‐
door de veiligheid nadelig wordt beïnvloed.
WAARSCHUWING
Chemische reinigers kunnen de stof van
de veiligheidsgordels aantasten. Ontbrekende
beschermende werking van de veiligheidsgor‐
dels. Er bestaat kans op letsel of levensgevaar.
Voor het reinigen van de veiligheidsgordels al‐
leen mild zeepsop gebruiken.◀
Gordels alleen in ingebouwde toestand met
mild zeepsop schoonmaken.
Veiligheidsgordels altijd in volkomen droge
toestand oprollen.
Vloerbedekking en vloermatten WAARSCHUWING
Voorwerpen in de beenruimte aan be‐
stuurderszijde kunnen de gaspedaalslag be‐
perken of een ingedrukt pedaal blokkeren. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Voorwerpen in
de auto zo opbergen dat deze beveiligd zijn en
niet in de beenruimte aan bestuurderszijde
kunnen komen. Vloermatten gebruiken die
voor de auto goedgekeurd zijn en adequaat
bevestigd kunnen worden. Geen losse vloer‐
matten gebruiken en niet meerdere vloermat‐
ten over elkaar leggen. Erop letten dat vol‐
doende ruimte voor de pedalen aanwezig is.
Erop letten dat de vloermatten weer veilig wor‐
den bevestigd nadat deze werden verwijderd,
bijv. voor reiniging.◀
Voor het reinigen kunnen de vloermatten uit de
auto worden genomen.
Vloertapijt bij sterkere vervuiling met een mi‐
crovezeldoek en water of textielreiniger
schoonmaken. Hierbij in de rijrichting vooruit
en achteruit wrijven, het tapijt kan anders ver‐
vilten.
Sensoren/cameralenzen
Gebruik voor de reiniging van sensoren of ca‐
meralenzen een met een beetje glasreiniger
bevochtigde doek.
Displays/beeldschermen/
beschermruit van het Head-Up
Display
ATTENTIE
Chemische reinigers, vocht of vloeistof‐
fen kunnen het oppervlak van displays en
beeldschermen beschadigen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Gebruik voor de reiniging
een schone, antistatische microvezeldoek.◀
ATTENTIE
Het oppervlak van displays kan door on‐
deskundig reinigen worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Niet te hard drukken
en geen krassende materialen gebruiken.◀
Gebruik voor de reiniging een schone, antista‐
tische microvezeldoek.
De beschermruit van het Head-Up Display met
een microvezeldoek een universeel afwasmid‐
del reinigen.
Auto buiten bedrijf stellenWanneer de auto langer dan drie maanden bui‐
ten bedrijf gesteld wordt, moeten bijzondereSeite 240MobiliteitVerzorging240
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Gesleept worden, zie Slepen/wegslepen 233
Gevarendriehoek 231
Gewichten 245
Gladheid, zie buitentempera‐ tuurwaarschuwing 86
Glazen dak, elektrisch 46
Gloeilampen vervangen, zie Vervangen van lampen 220
Goedgekeurde motoroliën, zie Geschikte motorolie‐
soorten 214
Gordelbrenger 55
Gordelherinnering voor be‐ stuurders- en passagiers‐
stoel 54
Gordelherinnering voor de achterbank 54
Gordels, veiligheidsgor‐ dels 53
Grootlicht 73
Grootlichtassistent 100
H
Handbediening, Steptronic versnellingsbak 77
Handgeschakelde versnel‐ lingsbak, zie Handgescha‐
kelde versnellingsbak 76
Handmatige bediening, ach‐ teruitrijcamera 148
Handmatige bediening, bui‐ tenspiegel 58
Handmatige bediening, Park Distance Control PDC 145
Handmatige bediening, por‐ tierslot 37
Handmatige bediening, Side View 151
Handmatige bediening, tank‐ dopklep 199
Handmatige bediening, Top View 152
Handmatige luchthoeveel‐ heid 159, 162 Handmatige luchtverde‐
ling 160, 162
Handmatige snelheidsbe‐ grenzer 124
Handmatige versnellings‐ bak 76
Handrem, zie Parkeerrem 71
Head-Up Display 96
Head-Up Display, verzor‐ ging 240
Heet uitlaatsysteem 179
Helderheid, van het Control Display 95
Hellingshoeksensor 44
Hoekverlichting 100
Homepage 6
Hoofdairbags 104
Hoofdsteunen 49
Hoofdsteunen, voorin 55
Hoogte, auto 244
Hoogwater 179
Houder voor dranken 172
Hout, onderhoud 239
HUD Head-Up Display 96
Hulp bij het wegrijden 134
Hulp bij pechgeval 230
I
IBA, geïntegreerde gebruiks‐ aanwijzing in de auto 28
Identificatienummer, zie Voer‐ tuigidentificatienummer 8
iDrive 16
IJswaarschuwing, zie buiten‐ temperatuurwaarschu‐
wing 86
In-/uitschakelen, zie Groot‐ lichtassistent 100
Individuele instellingen, zie Personal Profile 34
Info bestuurdersassistentie, op het Control Display 96
Info display, zie Boordcompu‐ ter 92
Inhaalverboden 90 Inhaalverbodinfo 90
Initialiseren, bandenpech‐ waarschuwing RPA 111
Initialiseren, bandenspan‐ ningscontrole RDC 108
Inklembeveiliging, glazen dak 47
Inklembeveiliging, ruiten 45
Inparkeerassistent 153
Inrijden, rijaanwijzingen 178
Inschakeltijden, interieurvoor‐ ventilatie 164
Instellingen op Control Dis‐ play 94
Instellingen opslaan van stoel, spiegels 56
Instellingen, stoelen/hoofd‐ steunen 49
Instellingen, ver-/ontgrende‐ len 42
Instrumentenpaneel 81
Instrumentenpaneel, elektro‐ nische weergaven 81
Instrumentenverlichting 102
Intelligente noodoproep 230
Intelligent Safety 113
Intensiteit, AUTO-pro‐ gramma 162
Interieurbeveiliging 44
Interieurverlichting 102
Interieurverlichting bij ont‐ grendelen 36
Interieurverlichting bij ver‐ grendelde auto 37
Internetpagina 6
Intervalmelding, servicebe‐ hoefte 88
Intervalmodus 74
ISOFIX kinderzitjesbevesti‐ ging 64
J Joystick, Steptronic versnel‐ lingsbak 76 Seite 263Alles van A tot ZOpzoeken263
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Ontgrendelen/vergrendelenmet afstandsbediening 36
Ontgrendelen/vergrendelen via portierslot 37
Ontgrendelen, instellin‐ gen 42
Oog om te slepen, zie "Sleep‐ oog" 235
Oog voor borgkabel, rijden met een aanhangwa‐
gen 186
Opbergmogelijkheden 170
Opbergvak achterin 172
Opbergvakken 170
Opbergvakken in de portie‐ ren 171
Openen/sluiten via portier‐ slot 37
Openen en sluiten 32
Openen en sluiten, met af‐ standsbediening 36
Openen en sluiten, zonder af‐ standsbediening 37
Opmerkingen 6
Opslag, banden 205
Oude accu verwerken 228
Overbruggen, zie Start‐ hulp 231
Oververhitting van de motor, zie Koelvloeistoftempera‐
tuur 86
P Park Distance Control PDC 144
Parkeerassistent 153
Parkeerfunctie 58
Parkeerlicht 99
Parkeerrem 71
Parkeerwaarschuwing, zie PDC 144
Passagiersairbags, deactive‐ ring/activering 106
PDC Park Distance Con‐ trol 144 Pech, bandenpechwaarschu‐
wing RPA 110
Pech, vervangen van een wiel 226
Personal Profile 34
Personal Profile, profiel ex‐ porteren 35
Personal Profile, profiel im‐ porteren 35
Persoonlijke gegevens wis‐ sen 23
Persoonswaarschuwing met City-remfunctie 119
Plaats voor kinderen 61
Pleister, zie EHBO-tas 231
Portiersleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Portierslot 37
Praktische tips voor het rij‐ den 178
Profiel, banden 203
Profile, zie Personal Pro‐ file 34
R Raapoliemethylester RME 201
Radio 6
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening 32
RDC bandenspanningscon‐ trole 107
Rechtsrijdend verkeer, instel‐ ling koplampen 102
Recycling 219
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 129
Regensensor 74
Reiniging displays 240
Reinigingsmiddel voor vel‐ gen 239
Reinigingsvloeistof 75
Reis-boordcomputer 93
Reisdoelafstand 93
Remassistent 129 Remlicht, adaptief 126
Remlichten, dynamisch 126
Remmen, aanwijzingen 179
Remschijven inrijden 178
Remvoeringen inrijden 178
Reservewaarschuwing, zie Actieradius 87
Reservezekering 228
Reset, bandenspanningscon‐ trole RDC 108
Resetten, bandenspannings‐ controle RDC 108
Resterende actieradius 87
RES-toets 138
RES-toets, zie Actieve snel‐ heidsregeling, ACC 135
RES-toets, zie Snelheidsre‐ geling 141
Richtingaanwijzer achter 223
Richtingaanwijzer, zie Knip‐ perlicht 72
Rijaanwijzing, ECO PRO 190
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 178
Rijbaanbegrenzing, waar‐ schuwing 121
Rijbelevingsschakelaar 131
Rijmodus 131
Rijmodus ECO PRO 188
Rijprogramma configure‐ ren 133
Rijstabiliteitsregelsyste‐ men 129
Rijstijlanalyse 194
Rijstrookwisselmelding 123
Rijtips 178
RME raapoliemethyles‐ ter 201
Roetdeeltjesfilter 179
Roetfilter 179
RON, benzinekwaliteit 200
Rondom de dakhemel 15
Rondom de middencon‐ sole 14
Rondom het stuurwiel 12 Seite 266OpzoekenAlles van A tot Z266
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
RPA bandenpechwaarschu‐wing 110
RSC Runflat System Compo‐ nent, zie Banden met nood‐
loopeigenschappen 205
Rubber, verzorging 239
Rugleuning achterbank om‐ klappen, zie doorlaadsys‐
teem 168
Rugleuningbreedte 51
Rugleuningcontour, zie Len‐ densteun 51
Ruitbediening 44
Ruitensproeierinstallatie 73
Ruitensproeiermonden 75
Ruitensproeiers, ruiten 75
Ruitenwisserinstallatie 73
Ruitenwissers, zie Ruitenwis‐ serinstallatie 73
Ruitenwisser, uitgeklapte stand 75
Run Flat-banden 205
S
Schade, banden 203
Schakelaars, zie Bedienings‐ organen 12
Schakelaar voor rijdyna‐ miek 131
Schakeling, handmatige ver‐ snellingsbak 76
Schakelpaddels op het stuur‐ wiel 78
Schakelpuntindicator 89
Scherm tegen verblin‐ ding 165
Schminkspiegel 165
Schokdempercontrole, dyna‐ misch 131
Schroefdraad voor wegsleep‐ oog 235
Schroefdraad, zie Schroef‐ draad voor wegsleep‐
oog 235 Schroevendraaier, zie Boord‐
gereedschap 220
Schuif-/kanteldak 46
Sensoren, verzorging 240
Servicegeschiedenis 89
Services, ConnectedDrive 6
Servotronic 134
Sfeerverlichting 103
Side View 150
Sigarettenaansteker 165
Signalen bij het ontgrende‐ len 42
Sleepoog, zie "Sleep‐ oog" 235
Sleeptouw voor het slepen/ wegslepen 234
Slepen, zie Slepen/wegsle‐ pen 233
Sleutel/afstandsbediening 32
Sleutelschakelaar voor passa‐ giersairbags 106
Slingeren van de aanhanger, zie Aanhangerstabilisatie‐
regeling 184
Slot, portier 37
Sluiten/openen met afstands‐ bediening 36
Sluiten/openen via portier‐ slot 37
Sneeuwkettingen 209
Snelheidsbegrenzer, hand‐ matig 124
Snelheidsbeperking, weer‐ gave 90
Snelheidslimietinfo 90
Snelheidslimietinformatie, boordcomputer 93
Snelheidslimiet, zie Handma‐ tige snelheidsbegren‐
zer 124
Snelheidsregeling 141
Snelheidsregeling, actief met Stop & Go 135
Snelheidswaarschuwing 94
SOS-toets 230
Spanning, banden 202 Spanningscontrole, ban‐
den 107
Spanningwaarschuwing RPA, banden 110
Speciale uitrustingen, stan‐ daard uitrustingen 7
Speed Limit Device, zie Handmatige snelheidsbe‐
grenzer 124
Spiegels 57
Spiegels, memory 56
Splitscreen 22
SPORT+ - programma, rijdy‐ namiek 132
Sportbesturing, variabel 131
Sportmeldingen, koppelweer‐ gave, vermogensweer‐
gave 94
SPORT-programma, rijdyna‐ miek 132
Sportprogramma, versnel‐ lingsbak 77
Spraakgestuurd systeem 25
Sproeiervloeistof 75
Stabiliteitsregelsyste‐ men 129
Stadslicht 98
Standby-modus van de radio 68
Standventilatie 163
Stang voor het slepen/aansle‐ pen 234
Start/stop-knop 67
Starten van de motor 68
Starten van de motor bij sto‐ ring 33
Starten, zie Starten van de motor 68
Startfunctie bij storing 33
Starthulp 231
Starthulp, zie DSC 129
Stationair draaien van de mo‐ tor tijdens het rijden, uitrol‐
len 192
Stationair uitrollen 192
Statusinformatie, iDrive 21 Seite 267Alles van A tot ZOpzoeken267
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15