Page 96 of 288

BEDIENINGSKNOPPEN
fig. 100: om het weergegeven
scherm en de betreffende opties naar
boven te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
SET/
: kort indrukken om het menu
te openen en/of naar het volgende
scherm te gaan of de keuze te
bevestigen. Lang indrukken om naar
het standaardscherm terug te keren.
: om het weergegeven menu en
de betreffende opties naar beneden
te doorlopen of om de weergegeven
waarde te verlagen.
BELANGRIJK De knoppen
en
activeren verschillende functies,
afhankelijk van de volgende situaties:
❒zorgen binnen het menu voor het
naar beneden en naar boven
doorlopen van de opties;❒zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de
waarden.
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een serie opties
die gekozen kunnen worden met de
toetsen
enwaarna
verschillende keuze- en
instellingsmogelijkheden (Setup)
worden geboden.
Sommige opties hebben een submenu.
Het menu wordt geactiveerd door de
knop SET/
kort in te drukken.
Het menu bestaat uit de volgende
opties:
❒MENU
❒VERLICHTING
❒PIEP SNELHEID
❒SENSOR KOPLAMPEN (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
❒REGENSENSOR (voor bepaalde
versies/markten)
❒ACTIVERING TRIP B
❒STEL UUR (tijd) IN
❒STEL DATUM IN
❒EERSTE PAGINA (voor bepaalde
versies/markten)
❒AUTOCLOSE❒MEETEENHEID
❒TAAL
❒GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
(zoemervolume)
❒PIEP VEILIGHEIDSGORDELS/
CONTROLEZOEMER
❒SERVICE
❒AIRBAG/PASSAGIERSAIRBAG
❒"DAYTIME RUNNING LIGHTS"
❒ADAPTIEVE LICHTEN (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
❒INSTAPVERLICHTING
❒MENU VERLATEN
OpmerkingBij auto's met radio-
navigatiesystemen (voor bepaalde
versies/markten) worden sommige
menuopties op de display van het
navigatiesysteem weergegeven.
Een optie in het
hoofdmenu zonder een
submenu kiezen:
❒druk kort op de SET/
knop om
de instelling van het hoofdmenu die
gewijzigd moet worden te selecteren;
❒druk op de toetsen
of
(deze telkens indrukken) om de
nieuwe instelling te selecteren;
100A0K0541
92
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 98 of 288

❒druk kort op de knop SET/:op
de display verschijnt het opschrift
"Piep snelheid";
❒druk op de toets
ofom
de in- ("On) of uitschakeling ("Off")
van de snelheidsbegrenzing te
selecteren;
❒als de functie is ingeschakeld, druk
dan op
ofom de
gewenste snelheidslimiet te
selecteren en druk vervolgens op
SET/
om te bevestigen.
BELANGRIJK De waarde kan ingesteld
worden tussen 30 en 200 km/h of
tussen 20 en 125 mph, afhankelijk van
de eerder ingestelde eenheid. Zie de
paragraaf “Meeteenheid instellen"
die hierna wordt beschreven. Elke druk
op de toets
/verhoogt of
verlaagt de waarde 5 eenheden. Houd
de toets
/ingedrukt om
de waarde automatisch snel te
verhogen/verlagen. Wanneer de
gewenste waarde wordt bereikt, kan de
instelling afgerond worden door de
toets een paar keer kort in te drukken.
Druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm of
druk langdurig op de knop om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.Ga als volgt te werk om de instelling te
annuleren:
❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display knippert "On";
❒druk op de knop
: "Off"
knippert op het display;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Sensor koplampen
(Gevoeligheid
schemersensor/
automatische
inschakeling koplampen
instellen)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze functie wordt gebruikt om de
koplampen in of uit te schakelen in
functie van de sterkte van het
buitenlicht.
De gevoeligheid van de schemersensor
kan worden ingesteld op 3 niveaus
(niveau 1 = minimum gevoeligheid,
niveau 2 = gemiddelde gevoeligheid,
niveau 3 = maximum gevoeligheid).Hoe hoger de gevoeligheid, des te
minder buitenlicht er nodig is om de
buitenverlichting in te schakelen (bijv. bij
een lichtgevoeligheid van niveau 3
zullen de koplampen bij zonsondergang
vroeger aangaan dan bij de niveaus 1
en 2).
Ga als volgt te werk om de gewenste
lichtgevoeligheid in te stellen:
❒druk op de SET/
knop, op het
display verschijnt het eerder
ingestelde niveau;
❒druk op
ofom uw keuze
te maken;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Regensensor (Afstelling
gevoeligheid
regensensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid
van de regensensor op 4 niveaus
worden ingesteld.
Ga als volgt te werk om het gewenste
gevoeligheidsniveau in te stellen:
94
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Ga als volgt te werk om de
snelheidslimiet in te stellen:
Page 192 of 288

EEN LAMP
VERVANGEN
28)
127) 128) 129)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of
de koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te
vinden wordt verwezen naar de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in
dit hoofdstuk;BELANGRIJK Bij een lage temperatuur
en of bij een hoge
luchtvochtigheidsgraad kan de
binnenzijde van de koplamp een beetje
beslagen zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en vochtverschillen tussen
de binnen- en buitenzijde van het glas,
en dat geen enkele nevenwerking
heeft op de normale werking van de
lichten. Deze aanslag verdwijnt
geleidelijk aan (van het midden tot de
randen) zodra de koplampen worden
ingeschakeld.
BELANGRIJK
28) Raak alleen het metalen
gedeelte van halogeenlampen
aan. Het aanraken van de bol met
de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp
reduceren. Als de bol per ongeluk
toch wordt aangeraakt,
schoonwrijven met een doekje
met alcohol en vervolgens laten
drogen.
BELANGRIJK
127) Wijzigingen of reparaties aan de
elektriische installatie die niet
correct zijn uitgevoerd en waarbij
geen rekening wordt gehouden
met de technische
systeemgegevens, kunnen
storingen in de werking en zelfs
brand tot gevolg hebben.
128) In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk. Als ze breken,
kunnen er glassplinters
wegschieten.
129) Wegens de hoge
voedingsspanning mogen
gasontladingslampen (Bi-Xenon)
alleen door gespecialiseerd
personeel vervangen worden:
levensgevaar! Neem contact op
met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
188
NOODGEVALLEN
Page 194 of 288
Lampen Type Vermogen Zie Figuur
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) LED – –
Stadslichten achter LED – –
Dimlichten H7 55W D
Grootlichten H1 55W E
Grootlicht/dimlichten (versies met Bi-Xenon
koplampen) (voor bepaalde versies/markten)F D1S -
Richtingaanwijzers voor PY24W 24W B
Richtingaanwijzers achter R10W 10W B
Richtingaanwijzers op flanken LED – –
Remlichten LED – –
Derde remlicht LED – –
Kentekenverlichting W5W 5W A
Mistlampen voor H3 55W E
Mistachterlichten H21W 21W B
Achteruitrijlichten P21W 21W B
Plafondverlichting voor C10W 10W C
Bagageruimteverlichting W5W 5W A
Dashboardkastverlichting C5W 5W C
190
NOODGEVALLEN
Page 195 of 288

BUITENLAMPEN
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
De koplampunits omvatten de
gloeilampen voor de parkeer-/
dagverlichting (DRL), het dimlicht, het
grootlicht en de richtingaanwijzers.
De plaatsing van de lampen is als
volgt:fig. 158:
AParkeer-/dagverlichting en grootlicht
BDimlicht
CRichtingaanwijzers
STADSLICHT/
DAGVERLICHTING (DRL)
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒verwijder het deksel A fig. 158;
❒maak de stekker A fig. 159 los en
trek de borglippen B naar buiten;
❒verwijder de lamp C en vervang hem;
❒monteer de nieuwe lamp en zorg
voor een optimale vergrendeling,
maak vervolgens de borglippen
B vast en sluit de stekker opnieuw
aan;
❒monteer het deksel A fig. 158.DIMLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒verwijder het deksel B fig. 158;
❒maak de stekker A fig. 160los, trek
de borglip B naar voren en maak
hem los door hem naar de
binnenkant van de auto te drukken;
❒verwijder de lamp C en vervang hem;
❒monteer de nieuwe lamp en zorg
voor een optimale vergrendeling,
maak vervolgens de borglip B vast en
sluit de stekker opnieuw aan;
❒monteer het deksel B fig. 158.
158A0K0631
159A0K0632
160A0K0633
191
Page 204 of 288
ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTE
fig. 178
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Koplampsproeierpomp F09 30
ClaxonF10 15
AircocompressorF19 7,5
Achterruitverwarming F20 30
BrandstofpompF21 15
Aansteker/stopcontact F85 20
12V-stopcontactF86 20
IBS Sensor laadtoestand accu voor Start&Stop systeem F87 5
Ontwaseming buitenspiegels F88 7,5
200
NOODGEVALLEN
Page 205 of 288
ZEKERINGENKAST INSTRUMENTENPANEEL
fig. 180
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Rechter grootlicht F91 7,5
Linker grootlichtF90 7,5
Rechter dimlicht (versies met halogeen koplampen) F12 7,5
Linker dimlicht (versies met halogeen koplampen) F13 7,5
Rechter dimlicht (versies met Bi-Xenon koplampen) F12 15
Linker dimlicht (versies met Bi-Xenon koplampen) F13 15
Rechter mistlichtF93 7,5
Linker mistlichtF92 7,5
Bagageruimteverlichting/Zonneklepverlichting//Dashboardkastverlichting/
Plafondlichten voor en achterF32 10
Diverse voorzieningen F31 5
Elektrische ruitbediening (linksachter) F33 20
Elektrische ruitbediening (rechtsachter) F34 20
+30F36 10
Diverse voorzieningen F37 7,5
Centrale portiervergrendeling F38 20
Body ComputerF42 5
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
201
Page 215 of 288

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINE-UITVOERINGEN
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren 12345678910
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum lading “Fix&Go
Automatic” kit controleren (voor bepaalde versies/markten)●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren●●●●●●●●●●
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(motorkoelvloeistof, remmen/hydraulische koppeling,
ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
Gebruik de diagnosestekker om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie●●●●●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en rubber
elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/
achter controleren●●●●●
211
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.