Op basis van de ingestelde
temperatuur regelt het systeem:fig. 26
automatisch:
❒de temperatuur van de luchttoevoer
in het interieur;
❒de ventilatorsnelheid (traploze
regeling van de luchtstroom);
❒de verdeling van de lucht in het
interieur;
❒inschakeling/uitschakeling van de
compressor (voor koelen/
ontvochtigen van de lucht);
❒interne luchtrecirculatie aan/uit.
Alle bovengenoemde functies kunnen
handmatig gewijzigd worden door
het selecteren van de gewenste
functie(s).
De handmatige instelling van een
functie is niet van invloed op de
automatische regeling van de andere
functies, zelfs niet als de led op de
AUTO-knop uit is.AUTO-knop (functie
automatische
klimaatregeling aan)
Wanneer de AUTO-knop wordt
ingedrukt en de gewenste temperatuur
is ingesteld, past het systeem
luchttemperatuur, hoeveelheid en
verdeling in het interieur aan en regelt
de werking van de compressor.
Knop
(compressor
klimaatregeling aan/uit)
Druk op de knop wanneer de led
brandt om de compressor en de led uit
te schakelen.
Wanneer de compressor is
uitgeschakeld:
❒schakelt het systeem de
luchtrecirculatie uit om te voorkomen
dat de ruiten beslaan;
❒is het niet mogelijk om lucht naar het
interieur te voeren met een lagere
temperatuur dan de
buitentemperatuur (de temperatuur
aangegeven op het display gaat
knipperen als het systeem niet de
gewenste comfortsituatie kan
garanderen);❒kan de ventilatorsnelheid handmatig
gereset worden (bij ingeschakelde
compressor kan de ventilatie niet
onder een streepje op het display
zakken).
OFF-knop
(klimaatregeling uit)
Als de OFF-knop wordt ingedrukt,
wordt de klimaatregeling uitgeschakeld.
Bij uitgeschakelde klimaatregeling:
❒alle leds zijn uit;
❒het display van de ingestelde
temperatuur is uit;
❒de luchtrecirculatie is uit;
❒de compressor is uitgeschakeld;
❒de ventilator is uitgeschakeld.
In deze toestand kan de
luchtrecirculatie aan- of uitgeschakeld
worden zonder de klimaatregeling in
te schakelen.
Knop
(interne
luchtrecirculatie aan/
uit)
Geadviseerd wordt de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de file
of in tunnels, om te voorkomen dat er
vervuilde lucht in het interieur komt.
Led op knop AAN = recirculatie AAN.
26
WEGWIJS IN UW AUTO
Op het display verschijnt ook de
volgende informatie:
❒meer dan één band leeg: het
samen met een
waarschuwingsbericht.
Als het systeem de spanningswaarde
van een of meer banden niet herkent,
toont het display streepjes "– –"Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
❒elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
❒wanneer ook slechts een wiel
verwisseld wordt;
❒wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
❒wanneer het noodreservewiel wordt
gemonteerd.Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET niet wordt uitgevoerd in
alle bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
Om de procedure RESET uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel op MAR gedraaid, het
Setupmenu openen (zie beschrijving
onder paragraaf “Menuopties” in dit
hoofdstuk).
Na afronding van de resetprocedure
verschijnt op display het bericht "Reset
opgeslagen" wat aangeeft dat het
inleren is gestart.
WERKINGSCONDITIES
48), 49), 50), 51), 52), 53)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
61AB0A0123
62AB0A0217
53
een of
display toont “KO” naast de banden
fig. 62
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een serie opties
die gekozen kunnen worden met de
knoppen+en–om toegang te krijgen
tot verschillende keuze- en
instellingshandelingen (Setup) die
hieronder zijn aangegeven.
Sommige opties hebben een submenu.
Het menu wordt geactiveerd door de
MENU-knop
kort in te drukken.
Druk de knoppen+of–telkens in om
de opties van het setup-menu te
doorlopen. De bedieningswijzen
verschillen afhankelijk van de gekozen
optie.
Het menu biedt de volgende functies:
❒MENU
❒VERLICHTING
❒SNELHEIDSWAARSCHUWING
❒KOPLAMPSENSOR
❒INSCHAKELING TRIP B
❒TIJD INSTELLEN
❒DATUM INSTELLEN
❒ZIE RADIO
❒AUTOCLOSE
❒MEETEENHEDEN
❒TAAL❒GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
❒GELUIDSSTERKTE TOETSEN
❒ZOEMER VEILIGHEIDSGORDEL
❒SERVICE
❒PASSAGIERSAIRBAG
❒DAGRIJLICHTEN
❒RESET BANDEN
❒MENU AFSLUITEN
Een optie in het hoofdmenu zonder een
submenu kiezen:
❒druk kort op de MENU knop
om
de instelling van het hoofdmenu die
gewijzigd moet worden te selecteren;
❒Druk op de knoppen+of–(deze
telkens indrukken) om de nieuwe
instelling te selecteren;
❒druk kort op de MENU knop
om
de nieuwe instelling op te slaan en
terug te gaan naar de eerder
geselecteerde optie in het
hoofdmenu.
Een optie in het hoofdmenu met een
submenu kiezen:
❒druk kort op de MENU knop
om
de eerste optie uit het submenu weer
te geven;❒druk op de knoppen+of–(deze
telkens indrukken) om door alle
submenu-opties te bladeren;
❒druk kort op de MENU knop
om
de getoonde submenu-optie te
selecteren en het betreffende
setup-menu te openen;
❒druk op de knoppen+of–(deze
telkens indrukken) om de nieuwe
instelling voor deze submenu-optie te
selecteren;
❒druk kort op de MENU knop
om
de nieuwe instelling op te slaan en
terug te gaan naar de eerder
geselecteerde optie in het submenu.
66
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
BELANGRIJK In het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” zijn de
onderhoudsbeurten van de auto op
vaste intervallen vermeld (zie het
hoofdstuk "Onderhoud en zorg").
Dit wordt automatisch weergegeven,
met de contactsleutel op MAR, 2000
km (of het equivalent in mijlen) vóór de
onderhoudsbeurt of, indien aanwezig,
30 dagen vóór de onderhoudsbeurt.
Het wordt ook weergegeven wanneer
de sleutel op MAR wordt gedraaid
of, voor bepaalde versies/markten, om
de 200 km (of het equivalent in mijlen).
Onder deze drempel wordt dit bericht
met kortere intervallen weergegeven.
Op het display wordt het
onderhoudsinterval in kilometers of
mijlen weergegeven, afhankelijk van wat
is ingesteld. Wanneer het
onderhoudsinterval bijna is vervallen en
de sleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, verschijnt de melding
"Service" op het display, gevolgd door
het aantal resterende kilometers/mijlen
of dagen (indien aanwezig). Neem
contact op met het Abarth
Servicenetwerk om de werkzaamheden
vermeld in het "Geprogrammeerd
Onderhoudsschema" te laten verrichten
en de melding te resetten.Wanneer het interval voor de
onderhoudsbeurt is vervallen en daarna
voor ongeveer 1000 km/600 mijl of 30
dagen, wordt een bericht hierover
weergegeven.
In-/uitschakeling
airbags aan
passagierszijde
(frontairbag
passagierszijde en
zijairbag ter
bescherming van
bekken, borst en
schouders - Zijairbag)
Met deze functie kan de frontairbag aan
passagierszijde in- of uitgeschakeld
worden.
Ga als volgt te werk:
❒druk op de MENU-knop
en
daarna, nadat het bericht ("Bag pass:
Off") (om uit te schakelen) of ("Bag
pass: On") (om in te schakelen)
is weergegeven met behulp van de
knoppen+en–nogmaals op de
MENU-knop
drukken;
❒op het display verschijnt een bericht
met het verzoek om bevestiging;
❒druk op de knoppen+of–om (Ja) te
selecteren (om het inschakelen/
uitschakelen te bevestigen) of (Nee)
(om te annuleren);❒druk kort op de MENU-knop
:er
verschijnt een bevestigingsbericht
van de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm.
Houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Dagrijlichten (DRL)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de dagverlichting
worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk om de functie in-
en uit te schakelen:
❒druk kort op de MENU-knop
om
een submenu weer te geven;
❒druk kort op de MENU-knop
,
op het display gaat "On" of "Off"
knipperen, afhankelijk van de eerdere
instelling;
❒druk op de knop+of–om te kiezen;
❒druk kort op de MENU-knop
om
terug te keren naar het
submenuscherm of houd de knop
ingedrukt om terug te keren naar het
hoofdmenuscherm zonder op te
slaan;
❒houd de MENU-knop
nogmaals
ingedrukt om terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het
menu bevindt.
72
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Reset banden (reset
iTPMS)
(Voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan het iTPMS
gereset worden (zie paragraaf “iTPMS”).
Ga als volgt te werk om de
Resetprocedure uit te voeren:
❒druk kort op de knop MENU
:op
het display wordt Reset
weergegeven;
❒druk op de knop+of–om te
selecteren (“Ja” of “Nee”);
❒druk kort op de knop MENU
:op
het display wordt "Bevestigen"
weergegeven;
❒druk op de knop+of–om te kiezen
("Ja" om te resetten of "Nee" om de
pagina te verlaten);
❒houd de MENU-knop
nogmaals
ingedrukt om terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het
menu bevindt.Menu afsluiten
Met deze laatste functie wordt de
cyclus van de in het menuscherm
vermelde instellingen afgesloten.
Druk kort op de MENU-knop
om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Druk op de knop–om terug te keren
naar de eerste menuoptie
("Snelheidswaarschuwing").
73
INSTELLING
VERLICHTING
INSTRUMENTENPANEEL
(Lichtsterktesensor)
Versies met kleurendisplay zijn uitgerust
met een lichtsterktesensor (gemonteerd
in het instrumentenpaneel) die
omgevingslichtomstandigheden kan
detecteren en de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel daaraan aan kan
passen.
Het instrument werkt als volgt:
❒"overdag" modus: het display kan
op 8 niveaus worden ingesteld;
❒"nacht" modus: het display kan op 8
niveaus worden ingesteld. De
lichtsterkte van het radiodisplay en
het bedieningsdisplay van de
klimaatregeling wordt ook aangepast.
Zie voor instelling paragraaf
“Menuopties” in dit hoofdstuk.TRIP COMPUTER
IN HET KORT
De Trip computer kan gebruikt
worden om informatie over
de werking van het voertuig weer te
geven, wanneer de contactsleutel
in de stand MAR is gedraaid.
Met deze functie kunnen twee
afzonderlijke reizen worden
aangemaakt, “Trip A” en Trip B”
genaamd, waarmee "volledige reizen"
van de auto onafhankelijk van elkaar
worden bewaakt. Bovendien zijn
bij sommige versies "Instant info" en
Beste gemiddelde verbruik"
beschikbaar.
Beide geheugens kunnen gereset
worden: reset - begin van een nieuwe
rit.
“Trip A” geeft informatie over:
❒Actieradius (voor bepaalde
versies/markten)
❒Afgelegde afstand A
❒Gemiddeld verbruik A
❒Huidig verbruik (voor bepaalde
versies/markten)
❒Gemiddelde snelheid A❒Reistijd A (rijtijd)
❒Reset Trip A
“Trip B” geeft informatie over:
❒Afgelegde afstand B
❒Gemiddeld verbruik B
❒Gemiddelde snelheid B
❒Reistijd B (rijtijd)
❒Reset Trip B
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie
“Trip B inschakelen”). De parameters
“Actieradius” en “Huidig verbruik"
kunnen niet worden gereset.
"Instant info" geeft de volgende
waarden (als deze niet worden
weergegeven op het hoofdscherm,
afhankelijk van de versie/markt):
❒Actieradius
❒Huidig verbruik
In "Beste gemiddeld verbruik" wordt
een scherm weergegeven waarin het
beste gemiddelde verbruik wordt
samengevat (voor bepaalde versies/
markten). Deze informatie kan gereset
worden.
76
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
WEERGEGEVEN
WAARDEN
Actieradius (voor bepaalde versies/
markten)
Dit geeft bij benadering de afstand aan
die nog gereisd kan worden met de
aanwezige brandstof in de tank, op
voorwaarde dat de rijstijl ongewijzigd
blijft. Op het display wordt "----"
weergegeven, wanneer de volgende
gebeurtenissen zich voordoen:
❒het bereik kleiner is dan 50 km (of 30
mijl)
❒de auto lang stilstaat met een
draaiende motor.
BELANGRIJK De actieradius kan
variëren op basis van verschillende
factoren: de rijstijl (zie de paragraaf
"Rijstijl" in het hoofdstuk "Starten en
rijden"), het type route (snelweg,
stadsverkeer, bergwegen, enz.…) en de
gebruiksomstandigheden van het
voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, enz…). Bij de
planning van een reis dient men dus
rekening te houden met deze factoren.Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft
afgelegd sinds het begin van een
nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik
van de auto weer sinds het begin van
een nieuwe reis.
Huidig verbruik (voor bepaalde
versies/markten)
Geeft het brandstofverbruik weer. Deze
waarde wordt continu bijgewerkt. Als
het voertuig stilstaat met draaiende
motor verschijnt "----"ophetdisplay.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer
afhankelijk van de totale tijd die is
verlopen sinds het begin van de reis.
Reistijd
Tijd die is verstreken sinds het begin
van de nieuwe reis.TRIP KNOP
De TRIP-knop bevindt zich op de
rechterhendel fig. 74. Wanneer de
contactsleutel in de stand MAR staat,
kunnen met deze knop de hiervoor
beschreven waarden bekeken worden
en kunnen de gegevens worden
gereset om een nieuwe reis te
beginnen:
❒kort indrukkenom de verschillende
waarden weer te geven;
❒lang indrukkenom te resetten en een
nieuwe reis te starten.
TRIPTRIP
74AB0A0140
77
Nieuwe reis
Deze begint na een:
❒“handmatige” reset door de gebruiker
door de betreffende knop in te
drukken;
❒"automatische" reset wanneer de
"Afgelegde afstand" de waarde
99999,9 km bereikt of wanneer de
"Reistijd" de waarde 999:59 bereikt
(999 uur en 59 minuten);
❒nadat de accu losgekoppeld is
geweest.
BELANGRIJK Als het systeem wordt
gereset wanneer de parameters van
“Trip A” of “Trip B” worden
weergegeven, dan worden alleen de
gegevens van de betreffende functie
gereset.Procedure om een
nieuwe reis te starten
Houd de TRIP knop langer dan 2
seconden ingedrukt met de
contactsleutel in de stand MAR om te
resetten.Trip verlaten
De TRIP functie kan automatisch
verlaten worden nadat alle gegevens
zijn weergegeven of door de MENU
knop
gedurende langer dan 1
seconde in te drukken.
78
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL