SYMBOLEN
Sommige onderdelen van de auto zijn
voorzien van gekleurde plaatjes met
daarop symbolen die
voorzorgsmaatregelen aangeven die in
acht genomen moeten worden
wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt. Onder de motorkap is
tevens een plaatje aangebracht,
waarop de betekenis van deze
symbolen wordt toegelicht.
FIAT CODE SYSTEEM
IN HET KORT
Dit is een elektronische
startblokkering die de beveiliging
tegen diefstalpogingen verbetert. Het
systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
contactsleutel wordt verwijderd.
Elke sleutel bevat een elektronisch
apparaatje dat bij het starten een
signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Het signaal, dat elke keer
dat de auto wordt gestart wijzigt, is
het "wachtwoord" waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.
1)
Werking
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de standMAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE systeem een
herkenningscode naar de Powertrain
Control Module (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de Powertrain Control Module uit.
Onregelmatige werking
Als de code tijdens het starten niet
correct wordt herkend, gaat het
symbool
op het display branden.
Draai in dit geval de sleutel naarSTOP
en vervolgens weer naarMAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer het
dan nogmaals met een van de andere
bij het voertuig geleverde sleutels.
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
specifieke code die in de regeleenheid
van het systeem moet worden
opgeslagen. Neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk om nieuwe
sleutels (maximaal 8) te laten opslaan.
10
WEGWIJS IN UW AUTO
Op basis van de ingestelde
temperatuur regelt het systeem:fig. 26
automatisch:
❒de temperatuur van de luchttoevoer
in het interieur;
❒de ventilatorsnelheid (traploze
regeling van de luchtstroom);
❒de verdeling van de lucht in het
interieur;
❒inschakeling/uitschakeling van de
compressor (voor koelen/
ontvochtigen van de lucht);
❒interne luchtrecirculatie aan/uit.
Alle bovengenoemde functies kunnen
handmatig gewijzigd worden door
het selecteren van de gewenste
functie(s).
De handmatige instelling van een
functie is niet van invloed op de
automatische regeling van de andere
functies, zelfs niet als de led op de
AUTO-knop uit is.AUTO-knop (functie
automatische
klimaatregeling aan)
Wanneer de AUTO-knop wordt
ingedrukt en de gewenste temperatuur
is ingesteld, past het systeem
luchttemperatuur, hoeveelheid en
verdeling in het interieur aan en regelt
de werking van de compressor.
Knop
(compressor
klimaatregeling aan/uit)
Druk op de knop wanneer de led
brandt om de compressor en de led uit
te schakelen.
Wanneer de compressor is
uitgeschakeld:
❒schakelt het systeem de
luchtrecirculatie uit om te voorkomen
dat de ruiten beslaan;
❒is het niet mogelijk om lucht naar het
interieur te voeren met een lagere
temperatuur dan de
buitentemperatuur (de temperatuur
aangegeven op het display gaat
knipperen als het systeem niet de
gewenste comfortsituatie kan
garanderen);❒kan de ventilatorsnelheid handmatig
gereset worden (bij ingeschakelde
compressor kan de ventilatie niet
onder een streepje op het display
zakken).
OFF-knop
(klimaatregeling uit)
Als de OFF-knop wordt ingedrukt,
wordt de klimaatregeling uitgeschakeld.
Bij uitgeschakelde klimaatregeling:
❒alle leds zijn uit;
❒het display van de ingestelde
temperatuur is uit;
❒de luchtrecirculatie is uit;
❒de compressor is uitgeschakeld;
❒de ventilator is uitgeschakeld.
In deze toestand kan de
luchtrecirculatie aan- of uitgeschakeld
worden zonder de klimaatregeling in
te schakelen.
Knop
(interne
luchtrecirculatie aan/
uit)
Geadviseerd wordt de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de file
of in tunnels, om te voorkomen dat er
vervuilde lucht in het interieur komt.
Led op knop AAN = recirculatie AAN.
26
WEGWIJS IN UW AUTO
Led op knop UIT = recirculatie UIT.
Bij lage temperaturen of als de
compressor uit is, wordt de recirculatie
uitgezet om beslagen ruiten te
voorkomen.
BELANGRIJK Het wordt afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen bij
lage buitentemperaturen, aangezien de
ruiten sneller kunnen beslaan.
Knoppen
(temperatuurinstelling)
Wanneer de knop
wordt ingedrukt,
wordt de in het interieur gewenste
temperatuur verhoogd tot HI waarde is
bereikt (maximale verwarming).
Wanneer de knop
wordt ingedrukt,
wordt de in het interieur gewenste
temperatuur verlaagd tot LO waarde is
bereikt (maximale koeling).
BELANGRIJK Als de motorkoelvloeistof
niet voldoende warm is, schakelt het
systeem niet onmiddellijk de
maximumsnelheid van de ventilator in,
zodat de toevoer van te koude lucht
in het interieur wordt beperkt.Knoppen
(instelling
ventilatorsnelheid)
Wanneer de knoppen
ofworden
ingedrukt, wordt de ventilatorsnelheid,
aangegeven met het aan- of uitgaan
van de streepjes op het display,
verhoogd of verlaagd.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld
worden als de compressor is
uitgeschakeld (knop
).
Druk op de AUTO-knop om de
automatische werking van de
ventilatorsnelheid te herstellen.
Knoppen
(selectie
handmatige
luchtverdeling)
Door op de knoppen te drukken, kan
een van de vijf
luchtstroomverdelingspatronen
gekozen worden:
luchtstroom naar de luchtroosters
van de voorruit en de voorste
zijruiten om deze te ontwasemen of
te ontdooien.
luchtstroom naar de luchtroosters
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard om de borst en
het gelaat tijdens het warme
seizoen te verkoelen.
luchtstroom naar de luchtroosters
in de beenruimten voorin. Wegens
de natuurlijke neiging van warmte
om op te stijgen, warmt dit type
verdeling het interieur zo snel
mogelijk op, waardoor onmiddellijk
een behaaglijk gevoel wordt
verkregen.
+verdeling tussen luchtroosters
beenruimten (warmste lucht)
en roosters op dashboard
(koelste lucht).
+verdeling tussen luchtroosters
beenruimten en luchtroosters
voorruit/voorste zijruiten. Dit
type verdeling biedt een
doeltreffende verwarming van
het interieur en voorkomt
dat de ruiten beslaan.
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door het aangaan van de
leds op de betreffende knoppen.
Druk op de AUTO-knop om de
automatische regeling van de
luchtverdeling te herstellen.
27
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende een ingestelde
tijdsduur worden verlicht.
Inschakeling:trek, met de
contactsleutel in de stand STOP of
verwijderd, de hendel binnen 2 minuten
na het uitzetten van de motor naar
het stuurwiel.
Telkens dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden en wordt
op het display een bericht plus de
tijd dat de functie actief zal blijven
weergegeven.
Het lampje gaat branden als de hendel
voor het eerst wordt bediend en blijft
branden tot de functie automatisch
wordt uitgeschakeld. Telkens als de
hendel wordt bediend, wordt alleen de
inschakeltijd van de verlichting
verlengd.
Uitschakeling:houd de hendel langer
dan twee seconden naar het stuurwiel
getrokken.
BELANGRIJK
12) De dagrijlichten zijn een
alternatief voor het dimlicht in
landen waar dit tijdens het rijden
overdag verplicht is; en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet
verplicht is.
13) De dagrijlichten mogen het
dimlicht niet vervangen tijdens het
rijden in het donker en in tunnels.
Het gebruik van de dagverlichting
wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt. Houd u aan de
wettelijke voorschriften.
RUITEN REINIGEN
IN HET KORT
Met de rechterhendel wordt de
ruitenwisser/-sproeier voor bediend.
Deze werkt alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
RUITENWISSERS/
-SPROEIERS
Werking
3) 4)
De hendel kan in vijf standen worden
gezet (vier snelheden) fig. 29:
❒A: ruitenwisser gestopt.
❒B: wissen met interval.
❒C: langzaam continu wissen.
❒D: snel continu wissen.
❒E: tijdelijk snel wissen (instabiele
stand).
De tijdelijke snelle wisstand blijft actief
zolang de hendel handmatig in die
stand wordt gehouden. Door de hendel
los te laten, springt deze onmiddellijk
weer in de stand A en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
30
WEGWIJS IN UW AUTO
❒een tijdregeling van ongeveer 10
seconden begint wanneer de
portieren geopend worden (of door
de afstandsbediening of de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier).
Uitschakelen
Er zijn drie functies voor het
uitschakelen:
❒wanneer alle portieren gesloten zijn,
stopt de tijdregeling van 3 minuten
en wordt er een van 10 seconden
gestart. Deze tijdregeling wordt
onderbroken wanneer de sleutel in
de stand MAR wordt gezet;
❒de plafondverlichting wordt
automatisch uitgeschakeld als de
portieren worden vergrendeld (zowel
met de afstandsbediening als met
de sleutel in het bestuurdersportier).
❒de interieurverlichting wordt in elk
geval na 15 minuten uitgeschakeld
om de accu niet te laten ontladen
VERLICHTING
BAGAGERUIMTE
Bij versies met verlichting in de
bagageruimte, gaat de verlichting
automatisch branden wanneer
de achterklep wordt geopend en weer
uitgeschakeld als deze wordt gesloten.BEDIENINGSELEMENTEN
SPORTFUNCTIE
Wanneer de SPORT-knop fig. 31 wordt
ingedrukt, wordt de sportfunctie
ingeschakeld. Hierdoor wordt de motor
gevoeliger voor de bediening van het
gaspedaal, wordt er meer motorkoppel
geleverd en is er meer kracht nodig
voor de bediening van het stuurwiel.
Wanneer de functie ingeschakeld
is, gaat het woord SPORT op
het display branden en op het
instrumentenpaneel verschijnt een
speciaal scherm. Druk nogmaals op de
knop om de functie uit te schakelen
en de normale rij-instelling te herstellen.
BELANGRIJK Wanneer de SPORT-
knop wordt ingedrukt, is de functie na
ongeveer 5 seconden actief.BELANGRIJK Tijdens het accelereren,
wanneer de SPORT-functie wordt
gebruikt, kan het stuur enigszins trillen,
wat kenmerkend is voor een sportieve
instelling.
ALARMKNIPPERLICHTEN
De lichten worden ingeschakeld door
op knop B fig. 31te drukken, ongeacht
de stand van de contactsleutel.
Wanneer de lichten aan gaan, gaan de
lampjes
enop het
instrumentenpaneel branden.
Druk nogmaals op knop B om de
lichten uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpanel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
CDMENU
FM ASAM 1 2 3 4 5 6 AUDMP3 RND RPT TPM CD-IN EQ
LOUD AF LOC PTY TP TA RMB PBCD
31AB0A0029
33
MISTLAMPEN/
MISTACHTERLICHTEN
(voor bepaalde versies/markten)
De mistlampen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het dimlicht
brandt.
Gebruik, om de mistlampen/
mistachterlichten in te schakelen, knop
C fig. 31 als volgt:
❒Eerste keer indrukken: mistlampen
voor aan;
❒tweede keer indrukken:
mistachterlichten aan;
❒derde keer indrukken: mistlampen
voor/mistachterlichten uit.
Wanneer de mistlampen voor zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
Wanneer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
MISTACHTERLICHTEN
Wanneer het dimlicht is ingeschakeld,
kunnen deze worden ingeschakeld
door knop
fig. 32 in te drukken.
Wanneer de lichten zijn ingeschakeld,
gaat ook het lampje
op het
instrumentenpaneel branden.Druk opnieuw op de knop om de
mistlampen uit te schakelen.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Deze treedt in werking bij een botsing
en leidt tot het volgende:
❒de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat
❒automatische ontgrendeling van de
portieren
❒inschakeling van de binnenverlichting.
Wanneer het systeem in werking
treedt, verschijnt er een bericht op het
display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
14)
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
❒draai de contactsleutel naar de stand
MAR
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒schakel de richtingaanwijzer links in
❒schakel de richtingaanwijzer links uit
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒schakel de richtingaanwijzer links in
❒schakel de richtingaanwijzer links uit
❒draai de contactsleutel naar de
stand STOP
❒draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
32AB0A0030
34
WEGWIJS IN UW AUTO
BAGAGERUIMTE
22) 23)
DE ACHTERKLEP
OPENEN MET DE
AFSTANDSBEDIENING
Druk op toets
op de sleutel met de
afstandsbediening.
De richtingaanwijzers knipperen twee
keer wanneer de achterklep geopend
is.
Het openen van de achterklep wordt
vergemakkelijkt door de gasveren aan
de zijkant.
Bij sommige versies gaat de verlichting
in de bagageruimte branden als de
achterklep geopend wordt: de
verlichting gaat automatisch uit als de
achterklep gesloten wordt.
De verlichting blijft ongeveer 15 minuten
branden nadat de sleutel op STOP is
gedraaid: als er gedurende die tijd een
portier of de achterklep geopend wordt,
wordt de verlichting weer voor 15
minuten ingeschakeld.
9)
24)
ELEKTRISCHE HENDEL
(SOFT TOUCH)
De achterklep (indien niet vergrendeld)
kan van buitenaf geopend worden
met behulp van de elektrische
openingshendel B fig. 48 die zich onder
de grote handgreep bevindt.
Als de portieren ontgrendeld zijn kan de
achterklep op elk moment worden
geopend.
Om de achterklep met deze handgreep
te kunnen openen, moet een van de
voorportieren geopend worden of
moeten de portieren ontgrendeld zijn
met de afstandsbediening of met de
mechanische sleutel.
Als het symbool
op het display
gaat branden, betekent dit dat de
achterklep niet goed gesloten is.SLUITEN
Om te sluiten de achterklep laten
zakken en in de buurt van het slot
omlaag duwen tot u een klik hoort.
Aan de binnenkant van de achterklep
vergemakkelijkt een band B fig. 49
het gemakkelijker de achterklep vast te
houden en te sluiten.
ACHTERKLEP OPENEN IN
EEN NOODGEVAL
Ga als volgt te werk om de achterklep
vanuit het interieur te openen (wanneer
de accu leeg is of in geval van storing
in het elektrische vergrendelsysteem)
(zie “Bagageruimte vergroten” in dit
hoofdstuk):
❒verwijder de achterste hoofdsteunen
❒klap de rugleuning omlaag
48AB0A0045
49AB0A0046
42
WEGWIJS IN UW AUTO
30) Verdeel de lading gelijkmatig en
houd bij het rijden rekening met
een verhoogde
zijwindgevoeligheid. Controleer na
enkele kilometers of de bouten
van de bevestigingspunten nog
goed zijn vastgedraaid.KOPLAMPEN
LICHTBUNDEL
AFSTELLEN
Een goede afstelling van de koplampen
is belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. Dit wordt
bovendien geregeld door specifieke
voorschriften van de
wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten juist gericht zijn
om de beste zichtcondities aan alle
bestuurders te garanderen, terwijl met
ingeschakelde koplampen wordt
gereden.
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk om ze correct te laten
afstellen.
Controleer de afstelling van de
lichtbundel telkens als het gewicht of de
verdeling van de lading verandert.
BELANGRIJK Als de (Xenon)
koplampen met gasontlading (voor
bepaalde versies/markten) zijn
ingeschakeld, is het normaal dat de
parabolen en de lichtbundel ongeveer 2
seconden verticaal bewegen totdat de
correcte hoogte van de koplampen
is gestabiliseerd.HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Hoogteregeling
koplampen
Als de auto beladen is, helt hij
achterover. Dit betekent dat de
lichtbundel hoger wordt gericht.
Herstel in dat geval de juiste uitlijning
met de bedieningsknoppen+en–
De ingestelde stand wordt op het
display weergegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand1-4personen.
59AB0A0002
47
fig. 59.