43) Er kunnen situaties op kleine
hellingen (minder dan 8%)
voorkomen waarin, bij beladen
auto of een aangekoppelde
aanhanger (indien aanwezig), het
Hill Holder-systeem niet in
werking treedt en de auto zich
iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een
botsing met een ander voertuig of
voorwerp toeneemt. De
bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige
rijstijl.
44) Het HBA-systeem kan de grip
van de banden op het wegdek niet
boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand
van het wegdek.
45) Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen,
waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.
46) Het HBA-systeem is een
ondersteuning voor de bestuurder
die altijd zijn volle aandacht bij
het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid
ligt altijd bij de bestuurder.47) De capaciteiten van het
HBA-systeem mogen nooit op
onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor
de veiligheid van de bestuurder,
inzittenden of andere
weggebruikers in gevaar komt.iTPMS (indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Om toegang te krijgen tot de iTPMS
fig. 61 - fig. 62) schermen, op de toets
TRIP drukken.
Het fig. 62 scherm verschijnt alleen als
een of meer banden leeg zijn.
Correcte
bandenspanning
(versies met
kleurendisplay)
Als alle banden op de juiste spanning
zijn, toont het display het volgende
scherm fig. 61.
Lage bandenspanning
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn door het aangaan van het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel.
52
WEGWIJS IN UW AUTO(
Op het display verschijnt ook de
volgende informatie:
❒meer dan één band leeg: het
samen met een
waarschuwingsbericht.
Als het systeem de spanningswaarde
van een of meer banden niet herkent,
toont het display streepjes "– –"Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
❒elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
❒wanneer ook slechts een wiel
verwisseld wordt;
❒wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
❒wanneer het noodreservewiel wordt
gemonteerd.Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET niet wordt uitgevoerd in
alle bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
Om de procedure RESET uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel op MAR gedraaid, het
Setupmenu openen (zie beschrijving
onder paragraaf “Menuopties” in dit
hoofdstuk).
Na afronding van de resetprocedure
verschijnt op display het bericht "Reset
opgeslagen" wat aangeeft dat het
inleren is gestart.
WERKINGSCONDITIES
48), 49), 50), 51), 52), 53)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
61AB0A0123
62AB0A0217
53
een of
display toont “KO” naast de banden
fig. 62
In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van sneeuwkettingen, gebruik
van verschillende banden per as) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld zijn.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna vast branden; tegelijkertijd
wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook
aangegeven na het afzetten en opnieuw
starten van de motor, als de correcte
werkingscondities niet hersteld worden.
BELANGRIJK
48) Als het systeem een
spanningsafname van een
bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van
alle vier de banden te controleren.
49) Het iTPMS ontslaat de
bestuurder niet van de
verplichting om de
bandenspanning elke maand te
controleren en mag niet
beschouwd worden als een
systeem dat het onderhoud of de
veiligheid vervangt.
50) De bandenspanning moet bij
koude banden gecontroleerd
worden. Als de bandenspanning
om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd,
ook wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de voorgeschreven
spanningswaarde. Controleer
de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.51) Het iTPMS-systeem waarschuwt
niet bij een plotselinge afname
van de bandenspanning
(bijvoorbeeld bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom
bruuske stuurbewegingen.
52) Het systeem waarschuwt alleen
dat de bandenspanning laag is:
het is niet in staat om de banden
op te blazen.
53) Een te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofverbruik,
verlaagt de duur van het loopvlak
en kan het vermogen om de auto
op veilige manier te besturen
beïnvloeden.
54
WEGWIJS IN UW AUTO
EOBD-SYSTEEM
Het EOBD (European On Board
Diagnosis) voert een voortdurende
diagnose uit op die componenten van
de auto die te maken hebben met
de uitlaatgasemissie. Bovendien
waarschuwt het systeem de bestuurder
door het inschakelen van een
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel samen met het
verschijnen van een speciaal bericht op
het display, wanneer deze
componenten niet langer in uitstekende
staat verkeren (zie hoofdstuk "Lampjes
en berichten").
Het doel van het EOBD-systeem is:
❒de efficiëntie van het systeem
controleren
❒signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen wegens een
defect van het voertuig
❒de noodzaak voor het vervangen van
beschadigde onderdelen aangeven.
Ook beschikt het systeem over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen.BELANGRIJK Na de storing te hebben
verholpen zal het Abarth
Servicenetwerk zorgen voor een
complete controle van het systeem,
tests verrichten op een proefbank en zo
nodig, een proefrit maken die ook
lange afstandsritten kan omvatten.
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"
(voor bepaalde versies/markten)
WERKING
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR staat en
bij draaiende motor.
Met de elektrische stuurbekrachtiging
kan de bestuurder de benodigde kracht
voor het verdraaien van het stuurwiel
regelen op basis van de
rijomstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel
wordt gedraaid, is de complete
werking van de stuurbekrachtiging
reeds na 1-2 seconden beschikbaar.
Wanneer de SPORT functie wordt
ingeschakeld (zie paragraaf
“Bedieningselementen” in dit
hoofdstuk), wordt ook de elektrische
stuurbekrachtiging aangepast waardoor
een verhoogde stuurgevoeligheid
wordt ingesteld.
54) 55)
55
GELUIDSSIGNAAL
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er zich een obstakel
achter de auto bevindt, klinkt er een
geluidssignaal met een frequentie
die varieert op basis van de afstand van
het obstakel ten opzichte van de
bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neem toe naarmate de afstand
tussen de auto en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen de auto en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
❒is constant als de afstand tussen de
auto en het obstakel onveranderd
blijft. Als deze situatie de sensoren
aan de zijkant betreft, zal het signaal
na ongeveer 3 seconden stoppen
om, bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.Meetbereik
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 65 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave
op het instrumentenpaneel. Het
systeem geeft een gedetecteerd
obstakel aan met de weergave van een
boog in een of meer plaatsen in
overeenstemming met de afstand tot
het obstakel en de plaats hiervan ten
opzichte van het voertuig.
Als er een obstakel gedetecteerd is in
het gebied midden achter, dan worden
op het display alle bogen in dat gebied
aangegeven, tot de boog die
overeenkomt met de plaats van het
obstakel zelf. Het signaal is
vergelijkbaar voor obstakels in het
gebied rechts- of linksachter. De boog
die overeenkomt met de plaats van
het obstakel knippert.De kleur op het display is afhankelijk
van de afstand tot en de plaats van het
obstakel. Het voertuig bevindt zich
vlakbij het obstakel wanneer op het
display een enkele constante boog
wordt weergegeven en er een continu
geluidssignaal klinkt. Wanneer er
meerdere obstakels zijn, wordt het
dichtstbijzijnde naderende obstakel
aangegeven.
STORINGSMELDINGEN
Storingen van parkeersensoren, indien
aanwezig, worden aangegeven
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld door het aangaan van het
symbool
op het
instrumentenpaneel en er verschijnt een
bericht op het display (zie paragraaf
“Lampjes en berichten”).
11)
65AB0A0128
59
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DISPLAY ......................................... 64
MENUOPTIES ................................. 67
BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 74
TRIP COMPUTER ........................... 76
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 79
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
HANDREM AANGETROKKEN ............ 80
- STORING EBD ................................. 81
- STORING AIRBAG ........................... 81
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT ................................. 82
- STORING ABS ................................. 83
- FRONTARBAG PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD .............................. 83
- STORING INSPUIT-/
EOBD-SYSTEEM ................................ 84
- ELEKTRONISCH
STABILITEITSSYSTEEM (ESC) ........... 85
- STADSLICHT EN DIMLICHT ............. 87
- FOLLOW ME HOME ........................ 87
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 87
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 87
- GROOTLICHT .................................. 88
-MISTLAMPEN ................................... 88
-MISTACHTERLICHT .......................... 88
-VERSLETEN REMBLOKKEN ............. 88
-STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” ..................................... 89
- ONVOLDOENDE
MOTOROLIEDRUK/MOTOROLIE
VERSLECHTERD ............................... 89
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 90
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 91
-LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 92-STORING HILL HOLDER ................... 92
- STORING FIAT CODE
STARTBLOKKERING .......................... 92
- BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE
ACTIERADIUS .................................... 93
- AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................... 93
- STORING AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................... 93
-PORTIEREN NIET GOED GESLOTEN. 94
-STORING BUITENVERLICHTING ...... 94
-ASR SYSTEEM ................................. 94
- KANS OP GLAD WEGDEK ............... 95
- STORING REMLICHTEN .................. 95
- STORING PARKEERSENSOR .......... 95
-iTPMS ............................................... 96
-SERVICE (GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD) ................................... 97
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 97
-INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE .... 97
63
DISPLAY
Het voertuig is uitgerust met een
kleurendisplay dat, op basis van de
eerder instellingen, tijdens het rijden
nuttige informatie zal verschaffen.
Bij verwijderde contactsleutel, wordt het
display ingeschakeld en, afhankelijk
van de versie, worden gedurende
enkele seconden de tijd, de totaalstand
van de kilometerteller (in km of mijlen)
en het 500-logo weergegeven wanneer
een voorportier wordt geopend.
OPMERKING Bij een lage
buitentemperatuur (onder 0°C) kan het
langer dan normaal duren voordat
informatie op het display verschijnt.
"STANDAARD" SCHERM
KLEURENDISPLAY
Op het standaardscherm fig. 67 kan de
volgende informatie worden
weergegeven:
1Kilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
2Digitale
koelvloeistoftemperatuurmeter
3Digitale toerenteller
4Gear Shift Indicator
5Datum
6Buitentemperatuurmeter
7Aanduiding voertuigsnelheid
8Stand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
9Tijd
10eco Index
11Digitale brandstofmeter
SPORT MODUS
Wanneer de SPORT-functie
ingeschakeld is, wordt het scherm met
de meter acceleratie in de lengte/
zijwaarts (G-meter informatie)
automatisch weergegeven. Deze houdt
rekening met versnelling t.g.v. de
zwaartekracht (G) fig. 68.
ECO INDEX
Dankzij de eco Index kan de bestuurder
zijn rijstijl controleren om efficiënter te
rijden in termen van brandstofbesparing
en beperking van de schadelijke
emissies.De beoordeling van de rijstijl wordt
weergegeven op het display met een
digitale meetschaal A fig. 69.
De schaal heeft een bereik van een min.
waarde van 0 tot een max. waarde
van 5 en geeft de ecologische
duurzaamheid van de rijstijl (0 = laag,
= hoog) aan.
2
3
4
5
6
11
10
9
8
7
67AB0A0129
68AB0A0133
69AB0A0134
64
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
5
OPMERKINGEN
De gemeten waarden hangen niet
rechtstreeks samen met het
momentane brandstofverbruik, maar
zijn bedoeld om de bestuurder aan
te geven hoe hij zijn rijstijl kan
veranderen om het brandstofverbruik te
verlagen.
Verschillende ritten kunnen
verschillende waarden opleveren, ook
als de bestuurder dezelfde rijstijl
aanhoudt, aangezien andere factoren
zoals verkeersomstandigheden, lengte
van de reis en koude start van invloed
kunnen zijn.
Een "eco" rijstijl is een "vloeiender"
manier van rijden, zelfs als de
verkeersomstandigheden dit vaak
verhinderen. Een meer "agressieve"
manier van rijden brengt daarentegen
frequent accelereren/afremmen met
zich mee met als gevolg een hoger
brandstofverbruik en meer schadelijke
emissies.
GEAR SHIFT INDICATOR
De "GSI" (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling
in te schakelen via een speciaal bericht
op het display .Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT (SHIFT
UP)
op het display wordt
weergegeven, geeft de GSI het advies
om een hogere versnelling in te
schakelen, terwijl wanneer het
pictogram SHIFT (SHIFT DOWN)
wordt weergegeven, de bestuurder
geadviseerd wordt een lagere
versnelling in te schakelen.
De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
+Om de schermpagina en de opties
naar boven te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
MENUKort indrukken om het
menu te openen en/of naar
de volgende schermpagina
te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen. Lang
indrukken om naar het
standaardscherm terug te
keren.
–Om de schermpagina en de opties
naar beneden te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verlagen.
OpmerkingDe knoppen+en–
activeren verschillende functies
afhankelijk van de volgende situaties:
❒hiermee kan binnen het menu naar
beneden of naar boven door de
opties gebladerd worden;
❒zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de
waarden.
OpmerkingWanneer een portier wordt
geopend, wordt het display
ingeschakeld en worden het tijdstip en
het aantal afgelegde kilometers of
mijlen enkele seconden weergegeven.
70AB0A0002
65