Page 103 of 211
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee de auto is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.VEILIGHEIDSGORDELS ..................100
S.B.R. SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) ....................................100
GORDELSPANNERS.......................101
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .....104
"UNIVERSEEL" KINDERZITJE
MONTEREN (MET DE
VEILIGHEIDSGORDELS) .................106
INBOUWVOORBEREIDING ISOFIX
KINDERZITJE ..................................109
FRONTAIRBAGS .............................113
ZIJAIRBAGS (ZIJAIRBAG -
HOOFDAIRBAG) .............................118
99
Page 109 of 211

Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Abarth Lineaccessori-assortiment
zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het
gebruik van deze kinderzitjes is sterk
aanbevolen, want ze zijn speciaal
ontworpen voor Abarth voertuigen.
BELANGRIJK
71) ERNSTIG GEVAAR. Plaats NOOIT
een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de
passagiersstoel van auto's met
een actieve passagiersairbag. Bij
een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de
dood van het kind tot gevolg
hebben. Het wordt geadviseerd
kinderen altijd in kinderzitjes
op de achterbank te vervoeren, bij
een ongeval biedt de achterbank
de meeste bescherming.72) Op de zonneklep is een etiket
met symbolen aangebracht om
eraan te herinneren dat de airbag
verplicht uit geschakeld moet
worden als een tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel wordt
gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de
paragraaf “Frontairbags”).
73) Op de zonneklep is een etiket
met symbolen aangebracht om
eraan te herinneren dat de airbag
verplicht uit geschakeld moet
worden als een tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel wordt
gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de
paragraaf “Frontairbags”).
BELANGRIJK
16) Kinderen mogen zo nodig alleen
op de passagiersstoel worden
vervoerd als de frontairbag aan
passagierszijde uitgeschakeld kan
worden. In dit geval moet
gecontroleerd worden of de
airbag werkelijk uitgeschakeld is
door te bekijken of het lampje
op het instrumentenpaneel brandt
(zie “Frontairbag passagierszijde”
in de paragraaf “Frontairbags”).
Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om
te voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met
het dashboard.
105
Page 116 of 211

Belangrijke
aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van
kinderen
❒Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming
biedt.
❒Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes tegen de rijrichting in,
minstens tot ze 2 jaar oud zijn.
❒Indien een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om
het kinderzitje zo dicht mogelijk
tegen de voorstoel aan te monteren.
❒Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
het lampje
continu brandt om
er zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
❒Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen
met de overige documenten en
dit instructieboekje in de auto.
Gebruik geen gebruikte kinderzitjes
waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.❒Elk tegenhoudsysteem is bedoeld
voor slechts één kind: vervoer nooit
twee kinderen in een zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
❒Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
❒Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
❒Laat een kind nooit de het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of
achter zijn rug omleggen.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand
is in staat om een kind vast te
houden bij een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
BELANGRIJK
76) De afbeelding dient slechts ter
illustratie van de montage.
Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.77) Als een Universeel ISOFIX
kinderzitje niet aan alle drie de
verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje
het kind niet goed kunnen
beschermen. In geval van een
aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs
kunnen overlijden.
78) Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is
op de juiste wijze aan de beugels
bevestigd als de vergrendeling
hoorbaar vastklikt. De instructies
voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval
worden opgevolgd. De fabrikant
van het kinderzitje is verplicht
deze instructies bij het kinderzitje
te leveren.
79) Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.
112
VEILIGHEID
Page 117 of 211

FRONTAIRBAGS
De frontairbags voor bestuurder/
passagier en de knieairbag voor de
bestuurder (voor bepaalde versies/
markten) beschermen de inzittenden op
de voorstoelen in het geval van
middelzware/zware frontale botsingen,
door de airbag tussen de inzittende
en het stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
Bij een frontale botsing wordt de airbag
door een elektronische regeleenheid
opgeblazen.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet
het front van de auto zijn (bijv.
spatbord tegen de vangrail);
❒het voertuig schuift onder andere
auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of
vangrails) aangezien de airbags
geen aanvullende bescherming
bieden in vergelijking met de
veiligheidsgordels, zodat hun
activering geen zin heeft. In deze
gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
80)
De frontairbags (bestuurder, passagier,
knieairbag voor bestuurder) zijn
ontworpen en afgesteld om inzittenden
voorin met omgelegde
veiligheidsgordels zo goed mogelijk te
beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder, tussen de onderste
bescherming van de stuurkolom en de
knieën van de bestuurder en tussen
het dashboard en de passagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. De veiligheidsgordels
moeten dus altijd gedragen worden. Bij
een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
113
Page 118 of 211

FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het dashboard is opgeborgen
fig. 87: deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
81)
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE EN
KINDERZITJES
82)
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (fig. 88).UITSCHAKELING VAN DE
AIRBAGS AAN
PASSAGIERSZIJDE:
FRONTAIRBAG EN
ZIJAIRBAG
83)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit.
Het lampje A fig. 89 blijft continu
branden tot de frontairbag en
de zijairbag aan passagierszijde weer
worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Zie, om de frontairbag en
zijairbag aan passagierszijde uit te
schakelen, paragraaf "Menuopties" in
het hoofdstuk "Kennismaking met
het instrumentenpaneel".
86AB0A0070
87AB0A0071
88AB0A0227
89AB0A0228
114
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 86.
Page 119 of 211
90AB0A0073
115
KNIE-AIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte onder de onderste afschermkap
van de stuurkolom is geplaatst,fig. 90
op kniehoogte van de bestuurder. Deze
biedt extra bescherming voor de
bestuurder in het geval van een frontale
botsing.
Page 120 of 211
91AB0A0072
116
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING
Page 121 of 211

BELANGRIJK
80) Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag,
op de zijkant van de dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het
dashboard aan passagierszijde, omdat deze het correct openen van de airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
81) ZEER GEVAARLIJK: plaats NOOIT een kinderzitje tegen de rijrichting in op de voorstoel met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Daarom moet de passagierszijairbag altijd uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk weer in als het kinderzitje is verwijderd.
82) Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Bij
een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben.
83) Het waarschuwingslampje
knippert om te wijzen op een storing van het lampje. Deze toestand wordt
aangegeven door het langer dan 4 seconden knipperen van het lampje
. In dat geval kan het lampjemogelijk
geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Abarth
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
117