Page 65 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
6. Steek de peilstok in en draai deze vasten installeer dan de olievuldop en
draai vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zon der vervan gin g van oliefilterpatroon)
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond.
2. Verwijder stroomlijnpaneel A. (Zie pa-
gina 6-9.)
3. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
4. Zet een olieopvangbak onder de mo- tor om de gebruikte olie op te vangen.
5. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 6–12 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.6. Verwijder de bout van de schakelhen-del en trek de schakelhendel van de
schakelas.
7. Verwijder de ontluchtingsslang en
overloopslang van de brandstoftank
uit de geleiders.
8. Verwijder de oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel.
OPMERKINGDe Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.9. Smeer een dun laagje schone motor-olie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
1. Bout
2. Schakelhendel
3. Oliefilterpatroon
4. Geleider
5. Tankbeluchtingsslang en overloopslang
1. Oliefiltersleutel
1. O-ring
U2CXD1D0.book Page 15 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 66 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
OPMERKINGZorg dat de O-ring correct aanligt.10. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon meteen oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
11. Breng de ontluchtingsslang en over- loopslang van de brandstoftank in de
geleiders aan en plaats ze in de oor-
spronkelijke positie.
12. Breng de schakelhendel aan door de
merkstreep op de schakelhendel op
één lijn te brengen met de merkstreep
op de schakelas, vervolgens de bout van de schakelhendel aan te brengen
en deze met het voorgeschreven aan-
haalmoment vast te zetten.
LET OP:
Lijn de overeenstemmen de merkte-
kens uit om een g oede schakelwer-
kin g te waar bor gen. Als d e
merktekens niet zijn uit gelijn d, zal
d e schakelarm niet goe d b eweg en
en kunt u mo gelijk niet op- of teru g-
schakelen.
[DCA15343]
13. Monteer de olieaftapplug met een nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
14. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
1. MomentsleutelAanhaalmoment:Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
1. Bout
2. Schakelas
3. Lijn merktekens uit
4. SchakelhendelAanhaalmoment:Bout van schakelhendel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:Olieaftapplug:43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aan bevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid :
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon: 2.40 L (2.54 US qt, 2.11 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpa-
troon: 2.60 L (2.75 US qt, 2.29 Imp.qt)
U2CXD1D0.book Page 16 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 67 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppelin g te
voorkomen ( de motorolie smeert
immers ook de koppelin g) mo gen
g een chemische a dditieven worden
toe gevoe gd. Ge bruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een ho gere kwaliteit dan
g especificeer d. Ge bruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of ho gere aan dui din g.
Zor g d at er g een verontreini gin gen
in het carter terecht komen.15. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10402
Zet de motor direct af als het waarschu-
win gslampje olieniveau knippert of blijft
b ran den en laat het voertui g controleren
d oor een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in or de is.16. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
17. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU3908A
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en houd deze rechtop.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
U2CXD1D0.book Page 17 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 68 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
3. Als het koelvloeistofniveau zich op ofonder de merkstreep voor minimum-
niveau bevindt, verwijder dan paneel
B om bij het koelvloeistofreservoir te
komen. (Zie pagina 6-9.)
4. Verwijder de dop van het koelvloei- stofreservoir, vul koelvloeistof bij tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau, en breng dan de dop van het
koelvloeistofreservoir weer aan.
WAARSCHUWING! Verwijd er alleen
d e dop van het koelvloeistofreser-
voir. Pro beer nooit om de ra diator-
vul dop te verwij deren als d e motor
kou d is.
[DWA15162]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezi g is, geb ruik
d an in plaats daarvan ged istilleer d
water of onthar d leid ingwater. Ge- b
ruik geen har d water of zout wa-
ter, dit is scha delijk voor de motor.
Als er in plaats van koelvloeistof
water is g eb ruikt, vervan g d it dan
zo snel mo gelijk door koelvloeistof,
an ders is het systeem niet be-
scherm d te gen vorst en corrosie.
Als er water aan d e koelvloeistof is
toe gevoe gd, laat dan een Yamaha
d ealer zo snel mo gelijk het anti-
vries gehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
d e effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10473]
5. Monteer het paneel.
DAU39006
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen B en
C. (Zie pagina 6-9.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de radiatorvuldop. WAARSCHUWING! Pro beer nooit
om de rad iatorvul dop te verwij de-
ren als d e motor warm is.
[DWA10382]
5. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof en de pakking om het koelsy-
steem af te tappen.
6. Verplaats de slangklem in de getoon- de richting, en ontkoppel dan de radi-
atorslang om de radiator te legen.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoirInhou d koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1. Radiatorvuldop
U2CXD1D0.book Page 18 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 69 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
7. Verwijder het koelvloeistofreservoirdoor de bouten los te halen.
8. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir en keer dan het koel-
vloeistofreservoir ondersteboven om
het leeg te maken. 9. Spoel het koelsysteem nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd grondig
door met schoon leidingwater.
10. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de bouten aan te brengen.
11. Sluit de radiatorslang aan, en zet de slangklem daarna weer terug in de
oorspronkelijke positie.
12. Monteer de aftapplug voor koelvloei- stof met een nieuwe pakking en zet de
plug dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment. 13. Giet de aanbevolen koelvloeistof in
het reservoir tot aan de merkstreep
voor maximumniveau en breng dan de
dop van het koelvloeistofreservoir
aan.
14. Giet de aanbevolen koelvloeistof in de radiator totdat deze vol is.
15. Breng de radiatorvuldop aan, start de motor, laat deze een paar minuten
stationair draaien en zet hem dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koel-
vloeistof bij tot het niveau boven in de
radiator staat en breng dan de radia-
torvuldop aan.1. Aftapplug koelvloeistof
2. Pakking
3. Radiatorslang
4. Slangklem
1
2
4
3
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Koelvloeistofreservoir
3. Bout
Aanhaalmoment:Aftapplug koelvloeistof:10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
2
1
3
Men gverhou din g antivries/water:
1:1
Aan bevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelhei d koelvloeistof:
Radiator (inclusief alle leidingen): 2.30 L (2.43 US qt, 2.02 Imp.qt)
Koelvloeistofreservoir (tot aan de
merkstreep voor maximumniveau): 0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
U2CXD1D0.book Page 19 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 70 of 112
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
17. Start de motor en controleer dan of er-gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
18. Breng de stroomlijnpanelen aan.
DAU36765
LuchtfilterelementHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vraag een Yamaha dealer het luchtfil-
terelement te vervangen.
DAU44735
Stationair toerental controlerenControleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
Stationair toerental:1250–1350 tpm
U2CXD1D0.book Page 20 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 71 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
DAU21385
De vrije slag van de gas greep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
Klepspelin gDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU2177A
Banden Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Ban denspannin g
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rij den met deze machine met een on-
juiste ban denspannin g kan lei den tot
verlies van de controle met mo gelijk ern-
sti g letsel of overlij den tot gevol g.
De ban dspanning moet wor den ge-
controleer d en af gestel d terwijl d e
b an den kou d zijn (wanneer de tem-
peratuur van de ban den gelijk is aan
d e om gevin gstemperatuur).
De ban dspannin g moet wor den
aan gepast aan de rijsnelhei d en het
totale gewicht van rij der, passag ier,
b ag ag e en accessoires d at
voor dit
mo del is vast gestel d.
1. Vrije slag van gasgreep
U2CXD1D0.book Page 21 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 72 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
d en met een te zwaar belaste machine
kan lei den tot een on geval.
Inspectie van ban den
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten b anden door
een Yamaha d ealer vervangen. Rij-
d en op een machine met versleten
b an den is niet alleen ver boden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijsta biliteit, waar door
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervan gin g van on der delen van
wielen en remmen, inclusief b an-
d en, dient te wor den over gelaten
aan een Yamaha d ealer, die over d e
no dig e vakkun dig e kennis en erva-
rin g b eschikt om d it te doen.
Rijd niet te snel d irect na het ver-
wisselen van een ban d. Het b and-
oppervlak dient eerst te zijn
in ger
ed en voordat het zijn optimale
ei genschappen verkrijg t.
Bandenspannin g (g emeten op kou-
d e ban den):
Bela din g tot 90 k g (198 l b):
Voor: 250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
90 k g (198 l b) tot maximum bela-
d in g:
Voor: 250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
Rij den met ho ge snelhei d:
Voor: 250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
Maximale belastin g*:
186 kg (410 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas- sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale ban dprofiel diepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U2CXD1D0.book Page 22 Monday, July 21, 2014 4:24 PM