Page 25 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
Normale tijdmeting1. Druk op de “RESET”-toets om de
stopwatch te starten.
2. Druk op de “SELECT”-toets om de stopwatch te stoppen.
3. Druk nogmaals op de toets “SELECT” om de stopwatch op nul terug te stel-
len.
Tussentijdmeting1. Druk op de “RESET”-toets om de stopwatch te starten.
2. Druk op de toets “RESET” of op de startknop “ ” om tussentijden te me-
ten. (De dubbele punt “:” begint te
knipperen.)
3. Druk op de toets “RESET” of op de startknop “ ” om de laatste tussen-
tijd weer te geven of op de toets “SE-
LECT” om de stopwatch stop te
zetten en de totaal verstreken tijd
weer te geven.
4. Druk op de “SELECT”-toets om de stopwatch terug te zetten.OPMERKINGOm het display terug te zetten op de vorige
weergave, houdt u de toets “SELECT” een
paar seconden lang ingedrukt totdat de cij-
fers van de stopwatch knipperen.
Weer gave koelvloeistoftemperatuur
De weergave koelvloeistoftemperatuur
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan.OPMERKINGAls de weergave koelvloeistof wordt gese-
lecteerd, wordt eerst gedurende 1 seconde
“C” weergegeven. Daarna wordt de koel-
vloeistoftemperatuur getoond.LET OP
DCA10022
Laat de motor niet d raaien terwijl deze
oververhit is.
Weer gave luchtaanzui gtemperatuur
De weergave luchtaanzuigtemperatuur
geeft de temperatuur aan van de lucht die
het luchtinlaatkanaal wordt binnengezo-
gen. Druk op de toets “RESET” om van de
weergave koelvloeistoftemperatuur te wis-
selen naar de weergave luchtaanzuigtem-
peratuur.OPMERKING Zelfs als de weergave luchtaanzuig-
temperatuur is geselecteerd, gaat het
waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur branden als de motor
oververhit raakt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, wordt automatisch de koel-
vloeistoftemperatuur weergegeven,
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
TRIP A
˚C
1
1. Weergave luchtaanzuigtemperatuur
TRIP A
˚C
1
U2CXD1D0.book Page 10 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 26 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
zelfs als de luchtaanzuigtemperatuur
werd weergegeven voordat de sleutel
naar “OFF” werd gedraaid.
Als de weergave luchtaanzuigtempe-
ratuur wordt geselecteerd, wordt ge-
durende 1 seconde “A” weergegeven
en wordt vervolgens “A” en de lucht-
aanzuigtemperatuur weergegeven.
Zelf dia gnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het rechter display een foutcode
weer. Als het rechterdisplay foutcodes weergeeft,
noteer deze dan en vraag een Yamaha dea-
ler om het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersy-
steem een storing wordt gedetecteerd,
gaat het controlelampje startblokkering
knipperen en geeft het rechter display een
foutcode weer.
OPMERKINGAls het rechterdisplay foutcode 52 weer-
geeft, betreft dit mogelijk een storing in het
transpondersignaal. Als deze fout zich
voordoet, probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan weeruit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.LET OP
DCA11591
Wanneer het d isplay een foutco de aan-
g eeft, moet de machine zo spoed ig mo-
g elijk wor den gecontroleer d om
motorschad e te voorkomen.
1. Controlelampje startblokkering
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
3. Weergave foutcode
321
U2CXD1D0.book Page 11 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 27 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
Instelfunctie voor displayhel derhei d en
voor controlelampje schakelmoment
Deze instelfunctie schakelt door vijf regel-
functies heen, zodat u de volgende instel-
lingen kunt selecteren volgens
onderstaande volgorde. Displayhelderheid:
Met deze functie regelt u de helder-
heid van de weergaven en de toeren-
teller in overeenstemming met het
aanwezige daglicht.
Activiteit van het controlelampje scha-
kelmoment:
Via deze functie kiest u of het contro-
lelampje geactiveerd moet worden en
of het bij activering moet knipperen of
continu moet branden.
Activeren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
activeerd zal worden.
Deactiveren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
deactiveerd zal worden.
Helderheid van het controlelampje
schakelmoment:
Met deze functie regelt u de helder-
heid van het controlelampje volgens
uw voorkeur.
OPMERKINGIn deze modus geeft het rechterdisplay de
huidige instelling voor elke functie weer
(behalve voor de functie activiteit van het
controlelampje schakelmoment).De helderheid instelle n van de displays vande multifunctionele meter en toerenteller1. Draai de sleutel naar “OFF”. 2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los.
4. Druk op de “RESET”-toets om de ge- wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie activiteit van het con-
trolelampje schakelmoment.
Instellen van de functie activiteit van het
controlelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om een van de volgende instellingen voor de acti-
viteit van het controlelampje te kiezen: Het controlelampje gaat bij acti-
vering continu branden. (Deze in-
stelling is geselecteerd wanneer
het controlelampje aan blijft.)
Het controlelampje gaat bij acti-
vering knipperen. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje vier keer per seconde
knippert.)
Het controlelampje is gedeacti-
veerd, het zal dus niet continu
branden of knipperen. (Deze in-
1. Activeringsbereik va n het controlelampje
schakelmoment
2. Displays met instelbare helderheid
3. Weergave helderheidsniveau
4. Controlelampje schakelmoment
km/h
1
2
3
4
2
U2CXD1D0.book Page 12 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 28 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2 . D r u k o p d e t o et s “ S E L E CT ” o m d e g e- selecteerde activiteit van het controle-
lampje te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
van het controlelampje schakelmo-
ment.
Instellen van de functie activering van het
controlelampje schakelmomentOPMERKINGDe functie activering van het controlelamp-
je schakelmoment kan worden ingesteld
tussen 10000 tpm en 18000 tpm. Van
10000 tpm tot 13000 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen van
500 tpm. Van 13000 tpm tot 18000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 200 tpm.1. Druk de “RESET”-toets in om het mo- tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmoment. Instellen van de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmomentOPMERKING
De functie deactiveren van het contro-
lelampje schakelm oment kan worden
ingesteld tussen 10000 tpm en 18000
tpm. Van 10000 tpm tot 13000 tpm
kan het controlelampje worden inge-
steld in stappen van 500 tpm. Van
13000 tpm tot 18000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stap-
pen van 200 tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment gedeactiveerd blijven.1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie helderheid van het
controlelampje schakelmoment. Instellen van de helderheid van het contro-
lelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge- selecteerde helderheid van het con-
trolelampje te bevestigen. Het
rechterdisplay keert terug naar de ki-
lometerteller- of rittellerweergave.
U2CXD1D0.book Page 13 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 29 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
DAU12351
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noo dstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
U2CXD1D0.book Page 14 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 30 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
DAU12821
Koppelingshen delDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-27.)
DAU12872
Schakelpe daalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU33854
Remhen delDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, moet u de stelknop
draaien terwijl u de hendel van de gasgreep
vandaan houdt. Als de gewenste positie is
bereikt, stel deze dan in door een groef op
de stelknop uit te lijnen met het
merkteken “ ” op de remhendel.
1. Koppelingshendel
1. Schakelpedaal
1. Remhendel
2. Afstand tussen remhendel en gasgreep
3. “ ”-merkteken
4. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
2 1
3
4
U2CXD1D0.book Page 15 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 31 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
3
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13075
Tank dopOpenen van de tankd op
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van d e tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tank dop goe d
wor den aan ged raai d. Door b randstof-
lekka ge ontstaat bran dgevaar.
1. Rempedaal
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1 2
U2CXD1D0.book Page 16 Monday, July 21, 2014 4:24 PM
Page 32 of 112

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-17
3
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzined ampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om bran d en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte doek, aan ge-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om benzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft in geslikt, veel benzine damp
heeft in gead emd of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui dterechtkomt, was
deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kled ing aan.
DAU54601
LET OP
DCA11401
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2
1
Voor geschreven bran dstof:
Loodvrije superbenzine (Gasohol
(E10) acceptabel)
Inhou d b ran dstoftank:
17.3 L (4.57 US gal, 3.81 Imp.gal)
Hoeveelhei d reserve bran dstof (als
het waarschuwin gslampje bran d-
stofniveau gaat bran den):
3.5 L (0.92 US gal, 0.77 Imp.gal)
U2CXD1D0.book Page 17 Monday, July 21, 2014 4:24 PM