Page 65 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-28
2
3
4
567
8
9
DAUT4220
De zekeringen vervangenHoofdzekering
De hoofdzekering bevindt zich achter pa-
neel A. (Zie pagina 6-9.)
Vervang de hoofdzekering als volgt als
deze is doorgebrand.1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampera-
ge dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorko-
men.
[DWA15132]
3. Draai de sleutel naar “ON” om te con-
troleren of het voertuig normaal werkt.
Als de hoofdzekering direct opnieuw
doorbrandt, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrische systeem te con-
troleren.
4. Draai na het verwijderen en plaatsen
van de hoofdzekering het contactslot
drie keer van “ON” naar “OFF” met tus-
senpozen van drie seconden om het
stationairregelsysteem te initialiseren.
Zekeringenkastje
Het zekeringenkastje, dat de zekeringen
voor de ontsteking, richtingaanwijzers en
verlichtingssystem en en de reservezeke-
ring voor de multifunctionele meter bevat,
bevindt zich onder de kuipruit achter het
voorste stroomlijnpaneel. Laat deze zeke-
ringen indien nodig controleren en vervan-
gen door een Yamaha dealer.
1. Hoofdzekering
1
Voorgeschreven zekeringen: Hoofdzekering:20.0 A
Voorgeschreven zekeringen:Lighting fuse: 15.0 A
Zekering signaleringssysteem:
7.5 A× 2
Zekering ontstekingssysteem: 7.5 A
Backup-zekering: 7.5 A
Page 66 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-29
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU24051
Koplampgloeilamp vervangenLaat de koplampgloeilamp vervangen door
een Yamaha dealer en laat indien nodig de
koplampdichtbundel afstellen.
DAU24182
Achterlicht/remlichtunitDit model is uitgerust met een LED-type
remlicht/achterlicht.
Als het remlicht/achterlicht niet gaat bran-
den, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
DAU39881
Voorste richtingaanwijzerAls een voorste richtingaanwijzer niet gaat
branden, vraag dan een Yamaha dealer het
betreffende elektrisch circuit te testen of
vervang de gloeilamp.
Page 67 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-30
2
3
4
567
8
9
DAUT4190
Richtingaanwijzergloeilamp
achter vervangen1. Verwijder de lens van de richtingaan-wijzer door de schr oeven te verwijde-
ren.
2. Verwijder de lampfitting (samen met de richtingaanwijzergloeilamp) door
deze linksom te draaien. 3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te draai-
en.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit- ting door de lippen aan de lampvoet uit
te lijnen met de sleuven in de fitting,
druk dan de gloeilamp in en draai deze rechtsom.
5. Monteer de fitting (samen met de
gloeilamp) in de lens door deze rechts-
om te draaien.
6. Monteer de lamplens door de schroe-
ven aan te brengen. LET OP: Draai
de schroeven niet te vast, hierdoor
kan de lens breken.
[DCA10682]
1. Lamplens richtingaanwijzer
1
1. Fitting gloeilamp richtingaanwijzer
1. Gloeilamp richtingaanwijzer
11
Page 68 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-31
1
2
3
4
56
7
8
9
DAUT4110
Gloeilamp van
kentekenverlichting vervangen1. Verwijder de gloeilampfitting van dekentekenverlichting (samen met de
gloeilamp) door deze eerst linksom te
draaien en daarna eruit te trekken.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door deze uit te trekken.
3. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
4. Breng de fitting (samen met de gloei- lamp) aan door deze eerst in te druk-
ken en daarna rechtsom te draaien
totdat hij stuit.
DAU54501
ParkeerlichtDit model heeft parkeerlichten van het
LED-type.
Als een parkeerlicht niet werkt, laat dan een
controle uitvoeren door een Yamaha-dea-
ler.
DAU25882
Problemen oplossenYamaha scooters ondergaan een grondige
inspectie voordat ze vanaf de fabriek op
transport gaan, maar tijdens gebruik kun-
nen toch storingen opt reden. Problemen in
de brandstof-, compressie- of ontstekings-
systemen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak
zijn van slecht starten of een afname in mo-
torvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is een
snelle en gemakkelijke werkwijze weerge-
geven om deze vitale systemen zelf te kun-
nen controleren. Ga met uw scooter echter
wel naar een Yamaha dealer als reparaties
nodig zijn, hier zijn vakkundige monteurs
aanwezig die beschikken over het benodig-
de gereedschap en de ervaring en vakken-
nis om het nodige onderhoud aan de
scooter correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver-
vangingsonderdelen. Niet-originele onder-
delen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van minde-
re kwaliteit en hebben een kortere levens-
duur, zodat dan later mogelijk toch dure
reparaties nodig zijn.
WAARSCHUWING
DWA15142
Rook niet tijdens het controleren van het
brandstofsysteem en let erop dat er
1. Gloeilampfitting kentekenverlichting
1
Page 69 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-32
2
3
4
567
8
9
geen open vuur of vonken in de omge-
ving zijn, inclusief waakvlammen van
geisers of ovens. Benzine en benzine-
dampen kunnen vlam vatten of explode-
ren, met ernstig letsel of schade aaneigendommen tot gevolg.
Page 70 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-33
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU42706
Storingzoekschema’sStartproblemen of slechte werking van de motorControleer het
brandstofniveau in de
brandstoftank.1. Brandstof
Er is voldoende brandstof aanwezig.
Er is geen brandstof aanwezig.
Controleer de accu.
Vul brandstof bij.
De motor start niet.
Controleer de accu.
Bedien de startmotor.4. Compressie
Er is compressie.
Er is geen compressie.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.De motor start niet.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
De motor start niet.
Controleer de compressie.
Verwijder de bougie en
controleer de elektroden.3. Ontsteking
Schoonvegen met een droge doek. Stel de
elektrodenafstand van de bougie af of vervang de bougie. Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
DroogNat
Bedien de startmotor.
De motor start niet.
Controleer de ontsteking.
Bedien de startmotor.2. Accu
De motor draait snel rond.
De motor draait langzaam rond.
De accu is in orde.Controleer de aansluitingen van de
accukabels en vraag indien nodig een
Yamaha dealer om de accu te laden.
Page 71 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-34
2
3
4
567
8
9
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk ka n ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-om en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-ven koelvloeistof worden vervangen.Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde.
Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
Page 72 of 84

7-1
1
2
3
4
5
67
8
9
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
DAU37834
Matkleur, let opLET OP
DCA15193
Sommige modellen zijn uitgerust met
matkleurige onderdelen. Raadpleeg een
Yamaha dealer voor advies over wat
voor producten gebruikt moeten worden
om het voertuig te reinigen. Het gebruik
van een borsteltje, chemische produc-
ten of reinigingsmiddelen tijdens het rei-
nigen van deze onderdelen kan het
oppervlak bekrassen of beschadigen.
Ook was moet niet worden aangebrachtop een van de matkleurige onderdelen.
DAU26096
VerzorgingDe open constructie van een scooter maakt
de fraaie techniek beter zichtbaar, maar de
machine is hierdoor ook meer kwetsbaar.
Er kan roestvorming en corrosie optreden,
ook al zijn hoogwaardige componenten ge-
bruikt. Een roestige uitlaatpijp valt bij een
auto niet zo op, bij een scooter is dit echter
nadelig voor de algehele aanblik. Regelma-
tige en correcte verzorging is niet alleen
vereist volgens de garantiebepalingen,
maar verzekert ook een fraai uiterlijk van de
scooter, verlengt de levensduur en verbe-
tert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemperopening af met een plastic zak nadat de motor is afge-
koeld.
2. Controleer of alle doppen en afdek- pluggen en alle elektrische stekkers en
aansluitingen, inclusief de bougiedop-
pen, stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zo-
als verbrande olie op het carter, met
een ontvetter en een borstel, maar ge-
bruik dergelijke producten nooit op af-
dichtingen, pakkingen en wielassen.
Spoel vuil en ontvetter altijd af met wa-
ter. Reinigen
LET OP
DCA10784
Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als dergelij-
ke producten toch worden gebruikt
om hardnekkig vuil los te maken,
laat het reinigingsmiddel dan niet
langer inwerken dan is vermeld in
de gebruiksinstructies. Spoel ver-
volgens grondig na met water, laat
direct drogen en breng daarna een
corrosiewerende spray aan.
Bij verkeerd reinigen kunnen kunst-
stof delen (zoals stroomlijnpanelen,
framepanelen, kuipruiten, koplamp-
lenzen, lenzen van de instrumen-
tenverlichting enz.) en de
uitlaatdempers beschadigd raken.
Gebruik alleen een zachte, schone
doek of een spons met water om
kunststof delen te reinigen. Als de
kunststof delen met water niet af-
doende kunnen worden gereinigd,
kan een mild reinigingsmiddel met
water worden gebruikt. Spoel reini-
gingsmiddelresten zorgvuldig af
met grote hoeveelheden water, aan-
gezien ze de kunststof delen kun-
nen beschadigen.