Page 49 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
2
3
4
567
8
9
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.4. Als de motorolie beneden de merk- streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Motorolie verversen en olie-aanzuig-
zeef reinigen 1. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap- pluggen A en B om de olie uit het car-
ter te laten stromen. LET OP: Bij het
verwijderen van de olieaftapplug B
vallen de O-ring, compressieveer
en oliezeef naar buiten. Zorg ervoor
dat u deze onderdelen niet kwijt-
raakt.
[DCAT1022]
4. Reinig de olie-aanzuigzeef in oplos- middel, controleer hem op schade en
vervang indien nodig. 5. Controleer de o-ring op beschadiging
en vervang hem indien nodig.
6. Bevestig de olie-aanzuigzeef, com- pressieveer, o-ring en aftapplug B.
OPMERKINGZorg dat de O-ring correct aanligt.
7. Bevestig de aftapplug A, en draai bei- de aftappluggen daarna vast met hun
juiste aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.LET OP
DCA11671
Gebruik geen olie met een
“CD”-dieselspecificatie of een ho-
gere kwaliteit dan gespecificeerd.
1. Olieaftapplug A
1. Olieaftapplug B
2. O-ring
3. Drukveer
4. Olieaanzuigzeef
1
1
1 2 4
3
Aanhaalmoment:Olieaftapplug A: 20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Olieaftapplug B: 32 Nm (3.2 m·kgf, 23.1 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
0.95 L (1.00 US qt, 0.84 Imp.qt)
Page 50 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
1
2
3
4
56
7
8
9
Gebruik ook geen olie met een
“ENERGY CONSERVING II” of ho-
gere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer indien nodig.
11. Stel het controlelampje olieverver- singstermijn en de olieverversingskilo-
meterteller terug. (Zie pagina 3-4.)
DAU20067
EindoverbrengingsolieHet eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de eindoverbren- gingsolie op door enkele minuten te rij-
den en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het eindoverbrengingshuis om de gebruik-
te olie op te vangen.
4. Verwijder de vuldop van de eindover- brengingsolie met de o-ring uit het
eindoverbrengingshuis. 5. Verwijder de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de pakking om
de olie uit het eindoverbrengingshuis
te laten stromen.
6. Monteer de aftapplug van de eindover- brengingsolie met de nieuwe pakking
en zet de bout vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
7. Vul met de aangegeven hoeveelheid van de aanbevolen eindoverbren-
gingsolie. WAARSCHUWING! Zorg
ervoor dat geen vreemde materia-
len in het eindoverbrengingshuis
terechtkomen. Zorg ervoor dat1. Vuldop versnellingsbakolie
1
1. Aftapplug versnellingsbakolieAanhaalmoment: Aftapplug eindoverbrengingsolie: 20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
1
Page 51 of 84
![YAMAHA MAJESTY S 125 2015 Instructieboekje (in Dutch) PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
2
3
4
567
8
9
geen olie op de band of het wiel te-
rechtkomt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindoverbren-gingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vul YAMAHA MAJESTY S 125 2015 Instructieboekje (in Dutch) PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
2
3
4
567
8
9
geen olie op de band of het wiel te-
rechtkomt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindoverbren-gingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vul](/manual-img/51/51023/w960_51023-50.png)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
2
3
4
567
8
9
geen olie op de band of het wiel te-
rechtkomt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindoverbren-gingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het eindoverbrengingshuis op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUT1525
Controleren van het koelvloeistofniveau
Voor iedere rit moet als volgt het koelvloei-
stofniveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het pe-
riodieke smeer- en onderhoudsschema.1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, verwijder dan paneel C
en de reservoirdop. (Zie pagina 6-9.)
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15162]
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: 0.20 L (0.21 US qt, 0.18 Imp.qt)
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
12
Page 52 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
1
2
3
4
56
7
8
9
4. Vul koelvloeistof of gedestilleerd waterbij tot aan de merkstreep voor maxi-
mumniveau en bevestig de reser-
voirdop en het paneel. LET OP: Als er
geen koelvloeistof aanwezig is, ge-
bruik dan in plaats daarvan gedistil-
leerd water of onthard leidingwater.
Gebruik geen hard water of zout wa-
ter, dit is schadelijk voor de motor.
Als er in plaats van koelvloeistof
water is gebruikt, vervang dit dan
zo snel mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10473]
DAU33032
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382] DAUT4180
Luchtfilter en
luchtfilterelementen in de
v-snaarbehuizingHet luchtfilter en de luchtfilterelementen in
de v-snaarbehuizing moeten worden gerei-
nigd of vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Controleer beide
luchtfilterelementen vaker als u in zeer stof-
fige of vochtige gebieden rijdt. Verder moet
de aftapslang van het luchtfilter regelmatig
worden gecontroleerd en gereinigd.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder de schroefafdekking en ver- wijder vervolgens het luchtfilterdeksel
door de schroeven los te halen.
1. Dop koelvloeistofreservoir
1
Inhoud koelvloeistofreservoir:0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
Page 53 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
2
3
4
567
8
9
3. Trek het luchtfilterelement uit.
4. Breng een nieuw luchtfilterelementaan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis. Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10482]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven en de schroefafdekking
aan te brengen.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang 1. Controleer of zich in de slang aan de achterkant van het luchtfilterhuis geen
water of vuil heeft verzameld.
2. Haal de slang los als er vuil of water in zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
Reinigen van het luchtfilterelement in
de v-snaarbehuizing 1. Verwijder het luchtfilterdeksel op de V-snaarbehuizing door de bouten los
te halen. 2. Trek het luchtfilterelement naar buiten
en reinig het met perslucht. LET OP:
Spring voorzichtig om met het fil-
terelement en verdraai het niet om
beschadiging te voorkomen.
[DCA10522]
3. Plaats het filterelement in het luchtfil-
1. Schroefafdekking
2. Luchtfilterdeksel
3. Aftapslang luchtfilter
1. Luchtfilterelement
2
1 3
1
1. Bout
2. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
2
1
1
1
Page 54 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
1
2
3
4
56
7
8
9
terhuis.
4. Monteer het luchtfilterdeksel van de
V-snaarbehuizing door de bouten aan
te brengen.
DAU44735
Stationair toerental controlerenControleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
Stationair toerental:
1600–1800 tpm1. Vrije slag van gasgreep
1
Page 55 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
2
3
4
567
8
9
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21879
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
Bandenspanning (gemeten op koude
banden):90 kg (198 lb):
Voor:200 kPa (2.00 kgf/cm
2, 29 psi)
Achter:
200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)
90 kg - Maximale belasting: Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)
Achter: 225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Maximale belasting*: 160 kg (353 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
Page 56 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
1
2
3
4
56
7
8
9
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van bandMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter): 1.6 mm (0.06 in)ZAUM00**
1
2
Voorband: Maat: 120 / 70 - 13 M/C 53P
Fabrikant/model:
KENDA / K703F
Achterband: Maat:
130 / 70 - 13 M/C 57P
Fabrikant/model: KENDA / K703