Page 49 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-34
3
6. Lijn het uitsteeksel aan de onderzijde
van het bestuurderszadel uit met sleuf
“H” en druk dan zoals getoond de
achterzijde van het zadel omlaag om
te vergrendelen.
7. Installeer het duozadel.
Het bestuurderszadel in de lage stand
zetten
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-31.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel-
hoogte door deze omhoog te trekken.
3. Beweeg de afdekking van de houder
van het bestuurderszadel naar de
hoge stand.
4. Plaats de afsteller voor de zadelhoog-
te zo dat het merkteken “L” is uitge-
lijnd met het referentiemerkteken.5. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in zadelbe-
vestiging A zoals getoond.6. Lijn het uitsteeksel aan de onderzijde
van het bestuurderszadel uit met sleuf
“L” en druk dan zoals getoond de ach-
terzijde van het zadel omlaag om te
vergrendelen.
7. Installeer het duozadel.
OPMERKINGControleer of de zadels stevig zijn vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1.
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
2.
3. Referentiemerkteken
1. Uitsteeksel
2. Afdekpaneel zadelbevestiging
3. Zadelbevestiging A (voor lage stand)
1
2
3
1.
U2PDD1D0.book Page 34 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 50 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-35
3
DAU40254
OpbergcompartimentenDeze machine is voorzien van twee op-
bergcompartimenten.
Opbergcompartiment A bevindt zich onder
het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-31.)
Opbergcompartiment B bevindt zich onder
het duozadel. (Zie pagina 3-31.)Als u documenten of andere voorwerpen in
een opbergcompartiment plaatst, doe deze
dan in een plastic zak zodat ze niet nat wor-
den. Zorg bij het wassen van het voertuig
dat geen water kan binnendringen in een
opbergcompartiment.
WAARSCHUWING
DWA14421
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 1 kg (2 lb) voor opberg-
compartiment A niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb) voor opberg-
compartiment B niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 212 kg (467 lb) voor de
machine niet.
DAU39481
AccessoireboxDe accessoirebox bevindt zich naast het in-
strumentenpaneel.
Om de accessoirebox te openen
1. Steek de sleutel in het contactslot en
draai deze naar “ON”.
2. Druk op de knop van de accessoire-
box en open dan het deksel.
3. Draai de sleutel naar “OFF” om de
accu te sparen.
Om de accessoirebox te sluiten
1. Klap het deksel van de accessoirebox
omlaag.
2. Neem de sleutel uit.
1. Opbergcompartiment A
1. Opbergcompartiment B
1
1
1. Deksel accessoirebox
2. Accessoirebox
3. Knop accessoirebox
1
2
3
U2PDD1D0.book Page 35 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 51 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-36
3
LET OP
DCA11801
Plaats geen hittegevoelige voorwerpen
in de accessoirebox. De accessoirebox
kan zeer heet worden, vooral wanneer
de motor draait of warm is.
WAARSCHUWING
DWA11422
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 0.3 kg (0.66 lb) voor de ac-
cessoirebox niet.
Overschrijd het maximumgewicht
van 212 kg (467 lb) voor het voertuig
niet.
DAU39612
Aanpassen van de koplamp-
hoogteDe koplamp is voorzien van afstelknoppen
voor het hoger of lager richten van de licht-
bundels. Het aanpassen van de koplamp-
hoogte kan nodig zijn om het zicht te
verbeteren en om te voorkomen dat tegen-
liggers worden verblind wanneer het voer-
tuig zwaarder of minder zwaar beladen is
dan gebruikelijk. Houd u bij het afstellen
van de koplampen aan de plaatselijke wet-
en regelgeving.
Draai de knoppen in richting (a) om de kop-
lampen hoger te zetten. Draai de knoppen
in richting (b) om de koplampen lager te
zetten.
DAU39642
Stand van het stuurHet stuur kan in drie verschillende standen
worden gezet, al naar gelang de voorkeur
van de bestuurder. Laat de stand van het
stuur aanpassen bij een Yamaha-dealer.
1. Knop koplamphoogteverstelling
1
1
(b)
(a)
(b)
(a)
1. Stuur
11
U2PDD1D0.book Page 36 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 52 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-37
3
DAU54151
Openen en sluiten van de ventila-
tieopeningen van de stroomlijn-
panelenDe ventilatieopeningen van de stroomlijn-
panelen kunnen 20 mm (0.79 in) worden
opengezet voor extra ventilatie al naar ge-
lang de rijomstandigheden.
Een ventilatieopening van een stroom-
lijnpaneel openzetten
1. Verwijder de drukclip.
2. Schuif het ventilatiepaneel van het
stroomlijnpaneel naar voren om de
uitsteeksels uit de onderste uitsparin-
gen te haken en neem het paneel ver-
volgens weg.3. Steek de uitsteeksels in de bovenste
uitsparingen en schuif het paneel naar
achteren.
4. Breng de drukclip aan.Een ventilatieopening van een stroom-
lijnpaneel sluiten
1. Verwijder de drukclip.
2. Schuif het ventilatiepaneel van het
stroomlijnpaneel naar voren om de
uitsteeksels uit de bovenste uitsparin-
gen te haken en neem het paneel ver-
volgens weg.
3. Steek de uitsteeksels in de onderste
uitsparingen en schuif het paneel naar
achteren.1. Gesloten stand
2. Geopende stand
1
2
1. Ventilatiepaneel stroomlijnpaneel
2. Onderste uitsparing
3. Drukclip
1. Uitsteeksel
2. Bovenste uitsparing
3. Drukclip
3
1
2
1
32
1. Ventilatiepaneel stroomlijnpaneel
2. Bovenste uitsparing
3. Drukclip
3
1
2
U2PDD1D0.book Page 37 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 53 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-38
3
4. Breng de drukclip aan.OPMERKINGControleer voordat u gaat rijden of de ven-
tilatiepanelen van het stroomlijnpaneel
goed vastzitten.
DAU39672
AchteruitkijkspiegelsDe achteruitkijkspiegels van dit voertuig
kunnen naar voren of naar achteren worden
ingeklapt om het parkeren in smalle ruimten
te vergemakkelijken. Klap de spiegels terug
in hun oorspronkelijke stand voordat u gaat
rijden.
WAARSCHUWING
DWA14372
Vergeet niet de achteruitkijkspiegels in
hun oorspronkelijk stand terug te klap-
pen alvorens weg te rijden.
DAU55424
De voor- en achtervering afstel-
lenDit model is uitgerust met een elektronisch
verstelbaar veringsysteem. De voorspan-
ning van de achterschokdemper en de
veerdemping van zowel de voorvork als de
achterschokdemper kunnen worden afge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA12423
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbren-
gen. Het aanbrengen van wijzigingen tij-
dens het rijden kan u afleiden en
vergroot het risico op een ongeval.Voorspanning
Wanneer u rijdt met bagage of een passa-
gier, gebruikt u de afstelfunctie voor de
voorspanning om het veringsysteem aan te
passen aan de belasting. Er zijn 4 voor-
spanningsinstellingen.OPMERKINGDe afstelfunctie voor de voorspanning
wordt alleen weergegeven wanneer
de motor draait.
1. Uitsteeksel
2. Onderste uitsparing
3. Drukclip
1
32
1. Rijstand
2. Parkeerstand
2 2
1
221
U2PDD1D0.book Page 38 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 54 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-39
3
Wanneer u de voorspanningsinstelling
wijzigt, worden ook de veerdempin-
gen van de voor- en achtervering
overeenkomstig aangepast. Zie
“Veerdemping” op pagina 3-41 voor
meer informatie.
Bediening bij koude temperaturen:
• Bij gebruik van de afstelfunctie voor
de voorspanning mag er geen ge-
wicht rusten op de machine.
• Wanneer u de afstelfunctie voor de
voorspanning gebruikt bij omge-
vingstemperaturen in de buurt van
of lager dan 0 °C (32 °F), kan het
waarschuwingslampje elektronisch
verstelbaar veringsysteem gaan
branden ter bescherming van de
motor van de afstelfunctie voor de
voorspanning.
• De vering werkt nog steeds nor-
maal, alleen kunt u de afstelfunctie
voor de voorspanning niet gebrui-
ken.
• Als u het waarschuwingslampje
elektronisch verstelbaar veringsy-
steem wilt terugzetten, wacht u on-
geveer 6 minuten en draait u
vervolgens de sleutel naar “OFF” of
draait u de sleutel direct naar “OFF”
en wacht u vervolgens 6 minuten.• Als het waarschuwingslampje elek-
tronisch verstelbaar veringsysteem
blijft branden, moet u het veringsy-
steem laten controleren door een
Yamaha-dealer.
De voorspanning afstellen1. Draai de sleutel naar “ON”, start de
motor en zet de versnellingsbak ver-
volgens in de vrijstand.
2. Druk op de menuschakelaar “MENU”
om de functieweergave te schakelen
naar de afstelfunctie voor de voor-
spanning.3. Gebruik de selectieschakelaar om het
pictogram van de gewenste voor-
spanningsinstelling te selecteren.
Selecteer uit de volgende 4 picto-
grammen de instelling die overeen-
komt met de beladingssituatie.1. Functieweergave
2. Afstelling voorspanning
3. Pictogram voorspanningsinstelling
GEARN
132
1. Menuschakelaar “MENU”
2. Selectieschakelaar “ / ”
1
2
U2PDD1D0.book Page 39 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 55 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-40
3
Tijdens het afstellen van de voorspan-
ning toont de informatieweergave een
groep punten die in een cirkel bewe-
gen. Wanneer het geselecteerde pic-
togram weer wordt weergegeven, is
het afstellen van de voorspanning vol-
tooid.Tijdens het afstellen van de voorspanning
kan de informatieweergave als volgt wijzi-
gen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid of de motor wordt uitgezet ter-
wijl de voorspanning wordt ingesteld,
gaat het volgende pictogram voor de
voorspanningsinstelling knipperen om
u te waarschuwen dat de huidige
voorspanningsinstelling niet overeen-
komt met het pictogram. Als dit ge-
beurt, moet u de voorspanning
opnieuw afstellen.Als de machine gaat rijden, gaat het
volgende pictogram voor de voor-
spanningsinstelling knipperen om u te
waarschuwen dat de huidige voor-
spanningsinstelling niet overeenkomt
met het pictogram. Als dit gebeurt,
moet u de machine stoppen en de
voorspanning opnieuw afstellen.
1. Alleen bestuurder
2. Bestuurder met bagage
3. Bestuurder met passagier
4. Bestuurder met passagier en bagage1
2
3
4
GEARN
GEARN
GEARN
GEARNGEAR1HARD
+3
GEARN
U2PDD1D0.book Page 40 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 56 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-41
3
Als u de voorspanning herhaaldelijk
afstelt, gaat het pictogram voor de
voorspanningsinstelling 4 maal knip-
peren en kunt u de voorspanning niet
afstellen. Wacht ongeveer 6 minuten
totdat de motor van de afstelfunctie
voor de voorspanning is afgekoeld en
probeer de voorspanning vervolgens
opnieuw af te stellen.
Veerdemping
Binnen elke voorspanningsinstelling zijn er
3 veerdempingsinstellingen: “HARD”
(hard), “STD” (standaard) en “SOFT”
(zacht). Wanneer u de voorspanningsinstel-
ling wijzigt, worden de veerdempingsinstel-
lingen overeenkomstig gewijzigd. (Het
elektronisch verstelbare veringsysteem
wordt automatisch aangepast aan de laatst
ingestelde veerdempingsinstellingen voor
die voorspanningsinstelling.) Als u de veer-demping nauwkeurig wilt afstellen, kunt u
elke veerdempingsinstelling instellen op 7
verschillende niveaus.
OPMERKINGAls de voorspanningsinstelling niet juist is
voltooid:
De veerdempingsinstelling en het in-
stelniveau knipperen 4 maal en kun-
nen niet worden aangepast als u deze
probeert aan te passen terwijl de ma-
chine stilstaat.
Het pictogram voor de voorspan-
ningsinstelling knippert en de veer-
demping kan niet worden aangepast
als u deze probeert aan te passen ter-
wijl de machine rijdt.Zorg dat de voorspanning juist is ingesteld
voordat u de veerdemping gaat afstellen.
De veerdemping en het niveau voor deveerdempingsinstelling afstellen1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Druk op de menuschakelaar “MENU”
om de functieweergave te schakelen
naar de afstelfunctie voor de veer-
demping.
3. Gebruik de selectieschakelaar om
“HARD”, “STD” of “SOFT” te selecte-
ren.
GEARN
GEARN
1. Veerdempingsinstelling
2. Niveau veerdempingsinstelling
GEARNHARD
+3
21
1. Functieweergave
2. Afstelling veerdemping
GEARN
STD
0
12
U2PDD1D0.book Page 41 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM