Page 81 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
OPMERKINGDe Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.6. Smeer een dun laagje schone motor-
olie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.OPMERKINGZorg dat de O-ring correct aanligt.7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.8. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
1. O-ring
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)1
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
3.80 L (4.02 US qt, 3.34 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpa-
troon:
4.00 L (4.23 US qt, 3.52 Imp.qt)
U2PDD1D0.book Page 14 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 82 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.LET OP
DCA10402
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU20017
CardanolieVóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. In geval van
lekkage dient u de machine door een
Yamaha dealer te laten nakijken en repare-
ren. Controleer verder als volgt het niveau
van de cardanolie en ververs de olie vol-
gens de intervaltijden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
WAARSCHUWING
DWA10371
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg dat er geen olie op de banden
of wielen terechtkomt.Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKINGZorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het olieniveau. Wanneer de
machine iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.2. Verwijder de vulplug van de cardan-
olie met de pakking en controleer het
olieniveau in het cardanhuis.
OPMERKINGHet olieniveau moet bij de rand van de vul-
opening staan.3. Als de olie onder de rand van de vul-
opening staat, vul dan genoeg olie van
de aanbevolen soort bij tot het correc-
te niveau.
4. Controleer of de pakking beschadigd
is en vervang indien nodig.
5. Monteer de vulplug van de cardanolie
met de pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.1. Vulplug cardanolie
2. Pakking
3. Correct olieniveau
3
21
U2PDD1D0.book Page 15 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 83 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
Om de cardanolie te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Plaats een olieopvangbak onder het
cardanhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
3. Verwijder de vulplug van de cardan-
olie en de aftapplug van de cardanolie
met hun pakkingen om de olie uit het
cardanhuis af te tappen.4. Monteer de aftapplug van de cardan-
olie met de nieuwe pakking en zet de
plug vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
5. Vul de aanbevolen cardanolie bij tot
aan de rand van de vulopening.
6. Controleer de pakking van de olie-
vulplug op beschadiging en vervang
indien nodig.
7. Monteer de olievulplug met de pak-
king en zet de plug vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
8. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek in geval van lekkage naar
de oorzaak.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU54163
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.2. Verwijder het linkerventilatiepaneel
van het stroomlijnpaneel. (Zie pagina
3-37.)
3. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Aanhaalmoment:
Vulplug cardanolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
1. Vulplug cardanolie
2. Pakking
3. Aftapplug cardanolie
12
3
2
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
Aanbevolen cardanolie:
Originele Yamaha cardanolie SAE
80W-90 API GL-5
Oliehoeveelheid:
0.20 L (0.21 US qt, 0.18 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Vulplug cardanolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
U2PDD1D0.book Page 16 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 84 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.4. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimum-
niveau bevindt, open dan de reser-
voirdop. WAARSCHUWING!
Verwijder alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud is.
[DWA15162]
5. Vul koelvloeistof of gedestilleerd water
bij tot aan de merkstreep voor maxi-
mumniveau en sluit de reservoirdop.
LET OP: Als er geen koelvloeistof
aanwezig is, gebruik dan in plaats
daarvan gedistilleerd water of ont-
hard leidingwater. Gebruik geen
hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd, laat
dan een Yamaha dealer zo snel mo-
gelijk het antivriesgehalte van de
koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10473]
6. Monteer het paneel.
DAU33032
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoir
1
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
U2PDD1D0.book Page 17 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 85 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
DAU20474
Luchtfilterelement reinigenHet luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd of vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig (of vervang)
het luchtfilterelement vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder paneel B. (Zie pagina 6-9.)
2. Verwijder de luchtinlaatkap door de
schroef en de snelsluitschroeven te
verwijderen.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.4. Trek het luchtfilterelement uit.
5. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met pers-lucht zoals afgebeeld. Vervang het
luchtfilterelement als dit beschadigd
is.
6. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis. LET OP: Zorg ervoor
dat het filterelement goed aanligt in
het luchtfilterhuis. Laat de motor
nooit draaien met het luchtfilterele-
ment uitgenomen, hierdoor kunnen
de zuiger(s) en/of cilinder(s) over-
matig versleten raken.
[DCA10482]
7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen. LET OP:
Let erop dat het ontluchtings-/over-
stroomslangetje van de brandstof-
tank niet wordt afgekneld.
[DCA15412]
1. Luchtinlaatrooster
2. Snelsluitschroef
3. Schroef
1
3
2
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
2
21
1
U2PDD1D0.book Page 18 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 86 of 120
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
8. Monteer de luchtinlaatkap door de
schroef en de snelsluitschroeven aan
te brengen.
9. Monteer het paneel.
DAU44735
Stationair toerental controlerenControleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 1.0–3.0 mm
(0.04–0.12 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
1
Stationair toerental:
1000–1100 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
1
U2PDD1D0.book Page 19 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 87 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU2177A
Banden Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagag
e en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
Belading tot 90 kg (198 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
90 kg (198 lb) tot maximumbela-
ding:
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
Maximale belasting*:
212 kg (467 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U2PDD1D0.book Page 20 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM
Page 88 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het band-
oppervlak dient eerst te zijn
ingereden voordat het zijn optimale
eigenschappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden
en bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10482
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
U2PDD1D0.book Page 21 Wednesday, July 9, 2014 2:55 PM