86Instrumenten en bedieningsorganen
Na het selecteren van deze menu‐
optie activeert of deactiveert u de
functie (op Aan of Uit zetten) en be‐
vestigt u de geselecteerde optie.
Druk op de knop SETq na het acti‐
veren ( Aan) om naar de huidige inge‐
stelde snelheid te gaan. Pas deze
naar keuze aan en bevestig de
nieuwe waarde.
Geluidssignalen 3 88.
GEGEVENS TRIP B
Hiermee activeert of deactiveert u de
tweede tripcomputer (op Aan of Uit
zetten).
Trip B houdt het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand, de gemiddelde
snelheid en de reistijd bij. De meting
kan op ieder gewenst moment op‐
nieuw gestart worden. Boordcompu‐
ter 3 89.
TIJD INSTELLEN (klok en klokmodus instellen)
Na het selecteren van deze menu‐ optie kunt u de tijd instellen of de klok‐ modus op 12 uurs- of 24 uursweer‐
gave instellen.Selecteer Tijd en bevestig. Hiermee
stelt u de uren in (waarde knippert) en bevestigt u de nieuwe waarde. Hier‐
mee stelt u de minuten in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe
waarde.
Selecteer Modus en bevestig. Selec‐
teer 12h of 24h en bevestig.
Klok 3 65.
DATUM INSTELLEN
Hiermee stelt u het jaar in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe
waarde. Hiermee stelt u de maand in
(waarde knippert) en bevestigt u de
nieuwe waarde. Hiermee stelt u de
dag in (waarde knippert) en bevestigt
u de nieuwe waarde.
RADIO INFO (audio- en radio-
informatie weergeven)
Hiermee activeert u de radio-info (op
Aan zetten) voor het weergeven van
audio- en radio-informatie (bijv. zen‐
derfrequentie, RDS-berichten, track‐
nummer). Deactiveren als dit niet no‐ dig is (op UIT zetten).AUTOCLOSE (automatische
centrale vergrendeling onderweg)
Activeer de autoclose-functie (op
Aan zetten) om de portieren automa‐
tisch te vergrendelen bij een snelheid
van meer dan 20 km/u. Deactiveren
als dit niet nodig is (op UIT zetten).
MAATEENHEID (voor afstand,
brandstofverbruik en temperatuur)
In deze menuoptie kunt u de maat‐
eenheid voor afstand, brandstofver‐
bruik en temperatuur instellen.
Selecteer Afstand en bevestig. Stel
de maateenheid in op km of mi (miles)
en bevestig.
Selecteer Verbruik en bevestig. Wan‐
neer de eenheid voor Afstand op km
is ingesteld, kunt u de eenheid voor
brandstofverbruik op l/100km of km/l
instellen. Wanneer de eenheid voor Afstand op mi (miles) is ingesteld,
verschijnt het brandstofverbruik in
mpg .
Selecteer Temperatuur en bevestig.
Stel de maateenheid in op °C of °F en
bevestig.
Verlichting95
Druk opnieruw op de knop om het
mistachterlicht uit te schakelen of om
de koplampen en/of de mistlampen
voor uit te schakelen.
Achteruitrijlichten
De achteruitrijlichten gaan branden wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampafdekkin‐
gen kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens ver‐
dwijnt na korte tijd vanzelf, om dit te
versnellen de verlichting inschakelen.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting Bij 's nachts rijden met de koplampen
aan stelt u de helderheid van de inte‐ rieurverlichting (bijv. instrumenten‐bord, display klimaatregeling enz.) invia het menu Instellingen van het Dri‐
ver Information Center 3 82.
Stel de helderheid als volgt in:
Standaardversie van Driver
Information Center
1. Druk een keer op de knop SET q om naar het menu Instel‐
lingen te gaan.
2. Blader door de menuopties met de knoppen R of S totdat menu‐
optie VERL op het display ver‐
schijnt.3. Druk op de knop R of S om de
weergegeven waarde hoger of la‐
ger te zetten.
4. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐ tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Multifunctionele versie van
Driver Information Center
1. Druk op de knop SETq om naar
het menu Instellingen te gaan.
2. Blader door de menuopties met de knoppen R of S totdat menu‐
optie VERLICHTING op het dis‐
play verschijnt.
3. Druk op de knop R of S om de
weergegeven waarde hoger of la‐
ger te zetten.
4. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐
tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
U kunt de helderheid ook wijzigen met
de knoppen R of S zonder naar het
menu Instellingen te gaan.
Driver Information Center 3 82.
Verzorging van de auto141
Achterdeuren
1. Steek de schroevendraaier zoalsaangegeven door de pijlen erin,
druk deze naar links en maak het
lamphuis los.
2. Gloeilamp voorzichtig in de rich‐ ting van de veerklem drukken en
verwijderen.
3. Vervang de gloeilamp.
4. Breng het lamphuis aan en laat het goed vastklikken.
Binnenverlichting
Voorste en achterste interieurverlichting
1. Lens verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Open de afdekking achter.
3. Lamp vervangen.
4. Sluit de afdekking achter.
5. Lampglas weer aanbrengen.
Interieurverlichting voorin, leeslampjes
1. Lens verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Open de afdekking achter.
3. Lampen vervangen.
4. Sluit de afdekking achter.
5. Lampglas weer aanbrengen.
179
Bedieningsorganen......................63
Bekerhouders .............................. 55
Bekleding .................................... 163
Belading........................................ 56
Beladingsinformatie .....................62
Berichten brandstofsysteem .........89
Beslagen lampglazen ..................95
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 119
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 28
Binnenverlichting .................96, 141
Bolle vorm .................................... 27
Boordgereedschap .....................146
Brandstof .................................... 122
Brandstofblokkeersysteem ...89, 106
Brandstoffilter aftappen ...............81
Brandstofkeuzeschakelaar ..........71
Brandstofmeter ............................ 70
Brandstofverbruik .........................82
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 126
Brandstof voor benzinemotoren 122
Brandstof voor dieselmotoren ...123
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 123
Buitenspiegels .............................. 27
Buitentemperatuur .......................65
Buitenverlichting ........................... 92C
Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 64
Conformiteitsverklaring ...............176
Contactslotstanden ....................105
Controlelampen ......................69, 72
Controle over de auto ................104
Controles .................................... 130
Cruise control ...................... 82, 119
D Dagrijlicht ................................ 82, 93
Dagteller ...................................... 69
Dakbalken..................................... 57
Dakbelasting ................................. 62
Dakconsole .................................. 55
Dakdrager .................................... 61
Dakdragers ................................... 62
Datum ........................................... 82
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ........................... 140
Diefstalvergrendeling ....................21
Dimlicht of grootlicht .....................92
Driepuntsgordel ........................... 39
Driver Information Center .............82E
Ecomodus (E) ............................. 115
Elektrisch bediende ruiten ...........29
Elektrische aansluitingen .............67
Elektrische verstelling ..................27
Elektrisch systeem...................... 142
Elektronische rijprogramma's ....115
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............100
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .................78, 118
ESP (elektronisch stabiliteits‐ programma)............................. 118
Event Data Recorders (EDR) .....176
F
Frontaal airbagsysteem ...............45
G Geautomatiseerde versnellingsbak ......................112
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignaal .............................. 82
Geluidssignaal gordelverklikker ....82
Geluidssignaal maximumsnelheid 82
Geluidssignalen ........................... 88
Generieke waarschuwing .............75
Gereedschap ............................. 146
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4