91
instrumentenpaneel....................9
snelheidsgecompenseerd
volume....................................... 12 tooninstellingen ......................... 12
volume instellen ........................12
volume: instellingen ..................12
Infotainmentsysteem gebruiken ...12
Invoer van de bestemming ..........50
K Kaarten ........................................ 74
Kaart SD Card vervangen ................................. 74
werken met................................ 74
Kaartvenster ................................. 39
M
Multifunctionele toets ....................12
N Navigatie adresboek ................................. 50
bedieningselementen ................39
begeleiding ................................ 67
directe adresinvoer.................... 50
dynamische begeleiding ...........73
eerdere bestemmingen .............50
gebruik ...................................... 39
gebruikers-POI's aanmaken...... 39
gesproken opdrachten ..............67in werking .................................. 38
instellingen ................................ 39
kaart SD Card .....................38, 74
kaartvenster .............................. 39
nuttige plaatsen ......................... 50
routebegeleiding .......................67
routeberekening ........................67
routelijst ..................................... 67
SD Card voor kaart vervangen. 39
speciale bestemmingen
gebruiker selecteren .................50
symbolenoverzicht ....................76
thuisadres.................................. 50
TMC-(verkeers-)berichten .........67
verkeersinformatiesysteem
(TMC) ........................................ 38
viapunten toevoegen .................67
visuele instructies ......................67
Navigatie-instellingen ...................39
Navigatiesysteem gebruiken ........39
Noodoproep .................................. 80
Nuttige plaatsen gebruiker aanmaken en downloaden ........39
selecteren.................................. 50
O
Opgeslagen audiobestanden afspelen..................................... 34
Overzicht bedieningselementen .....9P
POI-symbolen ............................... 76
R Radio Radio Data System (RDS) ........25
activeren.................................... 22
frequentiebereik selecteren .......22
gebruik ...................................... 22
zender zoeken .......................... 23
Radio activeren............................. 22
Radio Data System (RDS) ........... 25
RDS .............................................. 25
Regionalisatie ............................... 25
Routebegeleiding ...................67, 73
Routeberekening ..........................67
Routelijst ....................................... 67
S SD Card ........................................ 74
SD Card voor kaart vervangen .....39
Symbolenoverzicht ......................76
T
Telefoon........................................ 77 bedieningselementen ................77
belangrijke informatie ................77
Bluetooth ................................... 77
een telefoonnummer vormen ....81
functies tijdens een gesprek .....81
92
gesprekkenlijsten......................81
noodoproepen ........................... 80
privacymodus ............................ 81
telefoonboek ............................. 81
Thuisadres .................................... 50
TMC .............................................. 38
TMC-meldingen ............................ 67
TMC-symbolen ............................. 76
U USB-poort belangrijke informatie ................33
bewaarde audiobestanden
afspelen..................................... 34
V Verkeersberichten ........................67
Verkeersinformatiesysteem ..........38
Verkeerssymbolen ........................76
Viapunten ..................................... 67
Viapunten toevoegen ...................67
Visuele instructies......................... 67
Volume instellen ........................... 12
Voor snelheid gecompenseerd volume....................................... 12
Z
Zender zoeken.............................. 23
Inleiding99BedieningBedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
multifunctieknoppen en op het display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
■ de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 96
■ knoppen op het stuur 3 96.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk de e-knop kort in.
De laatst ingestelde audiobron wordt afgespeeld.
In- en uitschakelen met de
contacttoets (inschakelautomaat)
Bij een geactiveerde inschakelauto‐
maat kan het Infotainmentsysteem ook met het contact uit- en opnieuw
ingeschakeld worden.Deze verbinding tussen de radio en
het contact is vooringesteld in de fa‐
briek, maar kan worden uitgescha‐
keld.
■ Als de automatische schakelaar uit‐
geschakeld is, kan het Infotain‐
mentsysteem alleen ingeschakeld
worden met de e-schakelaar en
met de j-knop voor uitwerpen van
cd en uitgeschakeld met de e-
knop.
■ Als het Infotainmentsysteem wordt uitgeschakeld wanneer het contact
wordt uitgezet, ongeacht de huidige
instelling van de automatische in‐
schakeling, kan het alleen inge‐
schakeld worden met de e-knop
en met de j-knop voor uitwerpen
van cd.
■ De automatische start wordt altijd geactiveerd nadat het infotainment‐systeem van de bedrijfsspanning
werd losgekoppeld en weer aange‐
sloten.
Inschakelautomaat in-/uitschakelen
Druk op de SETTINGS-knop in het
hoofdmenu.Het systeem- Instellingen -menu ver‐
schijnt.
Aantikvak inschakelautomaat aan/
uitzetten.
Aangezet: aan de rechterkant van het
display verschijnt het bericht "Radio
aan-/uitzetten via inschakelauto‐
maat".
Uitgezet: aan de rechterkant van het
display verschijnt het bericht: "Radio
alleen aanzetten via AAN/UIT-knop".
Automatisch uitschakelen
Het Infotainmentsysteem zet zichzelf
na één uur automatisch uit als u het
aanzet terwijl het contact uitstaat.
Volume instellen
Draai aan de e-knop.
■ Het Infotainmentsysteem speelt met het laatst ingestelde volume,
op voorwaarde dat het volume la‐
ger was dan het maximale inscha‐
kelvolume 3 107.
100Inleiding
■ Verkeersberichten en externe au‐diobronnen worden ingevoegd aan
een vooringesteld minimumvolume 3 107.
■ Als de respectieve bron aanstaat, kunt u het volume van de verkeers‐
berichten, de externe audiobron‐
nen en de radio en CD afzonderlijk
aanpassen.
Voor snelheid gecompenseerde
volumebediening (SDVC)
Na inschakeling van SDVC 3 107
wordt het volume automatisch zoda‐
nig aangepast dat u geen geluid van
het wegdek of van de rijwind hoort.
Externe bron
Er kan een externe bron (bijv. mobiele
telefoon, navigatiesysteem) op het In‐ fotainmentsysteem worden aange‐
sloten.
In dit geval verschijnt Extern in in de
display.
We bevelen aan dat de toestellen door een erkende Opel-partner wor‐den gemonteerd.AUX-ingang
Een externe audiobron, bijv. een
draagbare cd-speler, kan via de AUX-
ingang van uw auto worden aange‐
sloten. Via de luidsprekers van het In‐ fotainmentsysteem hoort u het ste‐
reogeluid van deze bron.
Plaats van AUX-ingangsconnector
3 126.
Zet de externe audiobron voor de best mogelijke audiokwaliteit altijd op
het maximale volume. Bij modules
met lijnuitgang is het audioniveau van het uitgangssignaal stabiel en kan
niet worden gewijzigd.
Om overstuur bij de AUX-ingang te
voorkomen moet de effectieve uit‐
gangsspanning van de externe audi‐
obron lager zijn dan 1,5 V.
Menuconcept De menustructuur van het Infotain‐
ment System bestaat uit verschil‐
lende soorten menuschermen:
■ Bladerschermen
■ Standschermen
■ InstelschermenDe diverse schermen hebben ver‐
schillende functionaliteiten:
Bladerschermen
Bladerschermen hebben een selec‐
tiemenu met een voorvertoning van
elk menu-item in de linkse marge van
het scherm. Bladerschermen leiden u
naar standschermen of instelscher‐
men.
Het Audio -menu is een voorbeeld
van een bladerscherm.
102Inleiding
hierboven beschreven actie-aan‐
vragen samengevat tot de vol‐
gende actie-aanvraag:
Selecteer het menupunt.
■ In sommige menu's worden de in‐ stellingen gemaakt door aan de
multifunctionele knop te draaien.
■ Actieve functies worden aangeduid
door een tikvak of een geselecteerd
optieveld dat voor het menu-item
staat.
■ Functies die zijn uitgezet, worden aangeduid door een niet aangetikt
vak of een leeg optieveld dat voor
het menu-item staat.
Selecteren uit een lijstSommige menu's worden als lijsten
weergegeven.
Verplaats de cursor naar boven of be‐ neden door aan de multifunctionele
knop te draaien.
Druk op de multifunctionele knop om uw selectie te bevestigen.
In de volgende hoofdstukken van de
bedieningsinstructies worden de hier‐
boven beschreven actie-aanvragen
samengevat tot de volgende actie-
aanvraag:
Kies het gewenste lijstitem. ■ Als u de cursor naar de boven- of onderkant van de display ver‐
plaatst, verschijnen andere lijsti‐
tems. Een scrolbalk aan de rech‐
terkant van de display duidt de hui‐
dige positie in de lijst aan.
■ Het laatst geselecteerde lijstitem wordt in sommige lijsten gemar‐
keerd met een pijl.
■ De naam van het lijstitem en het aantal items dat erin zit, worden bo‐ven de lijst weergegeven.Popupmenu's
In bepaalde gevallen verschijnen en
op het display extra instructies en in‐
formatie van het Infotainment System
of andere componenten van de auto
als popup.
Hierbij verschijnt de popup bovenop
het op dat moment weergegeven
menu.
Sommige popups moeten door u wor‐
den bevestigd (bijv. verkeersberich‐
ten tijdens een telefoongesprek), an‐
dere verdwijnen na korte tijd weer au‐ tomatisch.
Zo verschijnt bij cd-weergave tijdens
een verkeersbericht bij ingescha‐ kelde TP de zender met verkeersin‐
formatie.
Inleiding103
In het hoofdmenu selecteren
Doe het volgende om in het hoofd‐
menu te gaan:
Toets MAIN indrukken.
Het systeemmenu verschijnt.
of:
Draai de multifunctionele knop naar rechts tot het menu-item Main in de
voettekst verschijnt.
Druk op de multifunctionele knop.
Het systeemmenu verschijnt.
of:
Herhaal de volgende stappen tot het
hoofdmenu verschijnt:
Draai de multifunctionele knop naar
links tot menu-item Terug in de titel‐
balk verschijnt.
Druk op de multifunctionele knop.
In het radiomenu selecteren
Toets TUNER indrukken.
Het radiomenu verschijnt.
De zender waarop het laatste is afge‐ stemd, verschijnt.
U beluistert de laatst afgestemde
zender.
Het CD -menu selecteren Druk eenmaal of meerdere malen op
de toets MEDIA totdat het menu CD
verschijnt.
Als geen cd geplaatst is, verschijnt
een dienovereenkomstig bericht.
De laatst afgespeelde CD-track wordt getoond.
U beluistert de laatst afgespeelde
CD-track.
Het Audio -menu selecteren
Wissel in het menu Audio tussen de
frequentiebereiken FM, AM, DAB (in‐
dien aanwezig) en CD, USB, AUX om naar het menu Sound te gaan.
Doe het volgende om het Audio -
menu te selecteren:
In het menu Radio, Audiobron of
Sound :
Radio109RadioGebruik...................................... 109
Zender zoeken ........................... 109
Autostore-lijsten .........................113
Radio Data System (RDS) .........114
Digital Audio Broadcasting ........118Gebruik
Radioweergave
Schakel over van een andere modus naar de radiomodus zoals hieronder
aangegeven:
Toets TUNER indrukken.
U beluistert de zender waarop u het
laatst hebt afgestemd.
Golfbereik voor radiomodusselecteren
U beluistert de zender waarop u het
laatst hebt afgestemd.
Draai in het radiomenu de multifunc‐
tionele knop naar links tot het menu-
item Terug in de titelbalk verschijnt.
Druk op de multifunctionele knop.
Het Audio -menu verschijnt.
Selecteer golfbereik FM, AM of DAB
(indien beschikbaar).
De laatst geselecteerde zender op de
frequentie wordt afgespeeld en weer‐
gegeven.
Met de toets TUNER kunt u kiezen uit
FM/AM (analoge radio) en DAB (digi‐
tale radio, indien beschikbaar).
Zender zoeken Zendermenu
Ga in het radiomenu als volgt te werk
om naar het menu Zender te gaan:
Selecteer menu-item Zender.
118Radio
Zet het volume geheel uit door de
knop e linksom te draaien.
Verkeersinformatie onderdrukken
Ga als volgt te werk om verkeersbe‐
richten uit te schakelen.bv. tijdens het
beluisteren van een audiobron:
Toets TP indrukken.
De verkeersinformatie wordt gestopt.
Standby voor verkeersberichten blijft
ingeschakeld.
Verkeersbericht terwijl er een externe
bron actief is
De externe bron (bijv. mobiele tele‐
foon) heeft een hogere prioriteit dan
verkeersberichten. Zo nodig kunt u
echter verkeersberichten beluisteren.
Activeer hiervoor standby voor ver‐
keersberichten.
Tijdens het telefoongesprek wordt het geluid van de radio of audiobron on‐
derdrukt.
Extern in en [TP] verschijnen op het
display.
Informatie over verkeersberichten in
de DAB-modus 3 118.Tijdens verkeersberichten ziet u het
bericht Er wordt momenteel een
verkeersbericht ontvangen .
Het telefoongesprek wordt niet onder‐
broken.
Selecteer menuoptie Weigeren om
het verkeersbericht af te wijzen.
Selecteer menuoptie Aannemen om
het verkeersbericht te beluisteren.
Digital Audio Broadcasting Digital Audio Broadcasting (DAB) is
een innovatief en universeel uitzend‐
systeem.
DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam in plaats van dezendfrequentie.
Algemene informatie ■ Met DAB kunnen verschillende pro‐
gramma’s (diensten) op dezelfde
frequentie worden uitgezonden (ensemble).■ Zolang een bepaalde DAB-ontvan‐ ger een signaal van een zender kan
opvangen (ook al is het signaal erg
zwak), is de geluidsweergave ge‐
waarborgd.
■ Er is geen sprake van fading (zwak‐
ker worden van het geluid), het‐
geen bij AM- en FM-ontvangst re‐
gelmatig voorkomt. Het DAB-sig‐
naal wordt met een constant vo‐
lume weergegeven.
■ Als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden geïnterpre‐teerd, wordt de weergave geheel
onderbroken. Dit kan worden ver‐
meden door in het menu DAB-in‐
stellingen DAB AF en/of DABFM te
activeren.
■ Interferentie door zenders op nabu‐
rige frequenties (een verschijnseldat typisch is voor AM- en FM-ont‐
vangst) doet zich bij DAB niet voor.
■ Als het DAB-signaal door natuur‐ lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
ontvangstkwaliteit van DAB, terwijl
AM- en FM-ontvangst in die geval‐
len juist aanmerkelijk verslechtert.