70Telefoon
Audio via Bluetooth
Zie Audio via Bluetooth 3 36.
Koppelen met Infotainmentbe‐ dieningsorganen Een mobiele telefoon waarbij Blue‐
tooth is ingeschakeld moet worden
gekoppeld en dan verbonden met de
auto voordat deze kan worden ge‐
bruikt. Raadpleeg de gebruikers‐
handleiding van de fabrikant van uw
mobiele telefoon voor Bluetooth-func‐
ties voordat u de mobiele telefoon
koppelt.
Informatie over koppelen ■ Een mobiele telefoon waarbij Blue‐
tooth is ingeschakeld en een audio‐ speler kunnen tegelijkertijd aan het
systeem worden gekoppeld.
■ Aan het Bluetooth-systeem kunnen
maximaal vijf apparaten wordengekoppeld.
■ Het koppelingsproces wordt ge‐ blokkeerd, wanneer het voertuig
rijdt.■ Koppelen gebeurt slechts eenma‐ lig, tenzij de koppelgegevens op de
mobiele telefoon wijzigen of de mo‐ biele telefoon uit het systeem wordt
gewist.
■ Slechts één gekoppelde mobiele telefoon kan tegelijkertijd verbon‐den zijn met het Bluetooth-sys‐
teem.
■ Als er zich meerdere gekoppelde mobiele telefoons binnen het bereik
van het systeem bevinden, maakt
het Infotainmentsysteem verbin‐
ding met de eerste telefoon op de
lijst of met de telefoon die al eerder verbonden was.
Een telefoon/apparaat koppelen 1. Druk op de toets CONFIG of : .
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparaat koppelen
(telefoon) . Op het Infotainment‐
systeem verschijnt " Koppelt". Als
het apparaat een viercijferige pin‐
code (PIN) ondersteunt, wordt
deze weergegeven. De PIN wordt
gebruikt in stap 5.4. Start het koppelingsproces op de mobiele telefoon die aan de auto
moet worden gekoppeld. Raad‐
pleeg de handleiding van de fabri‐ kant van de mobiele telefoon.
5. Zoek naar en selecteer het appa‐ raat achter het merk en model vande auto in de lijst op de mobiele
telefoon. Ga bij het invoeren van
het PIN uit stap 3 of het bevesti‐
gen van de zescijferige codecom‐ binaties te werk volgens de in‐
structies op de mobiele telefoon.
Het systeem herkent na het kop‐
pelen de nieuw verbonden tele‐
foon.
6. Als de telefoon vraagt om accep‐ teren van de verbinding of toe‐
staan van downloaden van de
contactenlijst, selecteer dan altijd accepteren om dit toe te staan.
Zonder accepteren ervan is de
contactenlijst wellicht niet be‐
schikbaar. Bij sommige telefoons
verschijnt er een verbindingsver‐
zoek of contactenlijstverzoek als
vervolgkeuzelijst bovenaan het
Telefoon71
schermpje. Open de vervolgkeu‐zelijst, zoek naar het verbindings-/
contactenlijstverzoek en accep‐
teer het.
7. Koppel extra telefoons op de‐ zelfde manier.
Alle gekoppelde en verbonden
telefoons/apparaten in een lijst
weergeven
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
Een gekoppeld(e) telefoon/apparaat
wissen
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
4. Selecteer de te verwijderen tele‐ foon en volg de aanwijzingen op
het scherm.
Verbinden met andere telefoon
Als u wilt verbinden met een andere
telefoon, moet de nieuwe telefoon
zich in de auto bevinden en gereedzijn om verbonden te worden met het
Bluetooth-systeem voordat het pro‐
ces wordt gestart.
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
4. Selecteer de nieuwe te verbinden
telefoon en volg de aanwijzingen
op het scherm.
Koppelen met stemherkenning Een mobiele telefoon waarbij Blue‐tooth is ingeschakeld moet worden
gekoppeld en dan verbonden met de
auto voordat deze kan worden ge‐
bruikt. Raadpleeg de gebruikers‐
handleiding van de fabrikant van de
mobiele telefoon voor Bluetooth-func‐
ties voordat u de mobiele telefoon
koppelt.
Een telefoon koppelen 1. Druk op :. Het systeem rea‐
geert met " Geef een commando. ",
gevolgd door een toon.
2. Zeg " Apparaat koppelen ". Het
systeem reageert met " Zoek op
uw telefoon naar Bluetoothapparaten. Selecteer … en voer
het pinnummer in dat op het
scherm wordt gegeven. "
3. Start het koppelingsproces op de telefoon die moet worden gekop‐
peld.
4. Zoek naar en selecteer het appa‐ raat achter het merk en model vande auto in de lijst op de mobiele
telefoon. Ga bij het invoeren van
het PIN of het bevestigen van de
zescijferige codecombinaties te
werk volgens de instructies op de
mobiele telefoon. Het systeem re‐
ageert met " Succesvol gekoppeld
met … . ".
5. Herhaal stappen 1-4 om andere telefoons te koppelen.
Alle gekoppelde en verbonden
telefoons in een lijst weergeven
Het systeem kan alle mobiele tele‐
foons die eraan gekoppeld zijn in een lijst weergeven. Als een gekoppelde
mobiele telefoon ook aan de auto ge‐ koppeld is, reageert het systeem met
" is verbonden " achter de naam van
die telefoon.