Rijden en bediening143Geprogrammeerde
onderdrukking opladen
Negeer tijdelijk vertraagd opladen
door de oplaadkabel van de oplaa‐
daansluiting los te koppelen en weer
binnen vijf seconden aan te sluiten.
De claxon piept één keer en het op‐ laden begint onmiddellijk.
Annuleer het tijdelijk negeren door de oplaadkabel los te koppelen,
10 seconden te wachten en de op‐
laadkabel weer aan te sluiten. De cla‐ xon piept twee keer en het opladenwordt uitgesteld.
Opladen programmeren op het Co‐
lour-Info-Display 3 83.Oplaadstatus
De auto heeft een lamp voor de op‐
laadstatus bij het midden van het in‐
strumentenpaneel bij de voorruit. Als de auto op het stopcontact aangeslo‐ ten is en de auto uit staat, geeft de
lamp oplaadstatus het volgende aan:
■ Ononderbroken groen, één claxon‐
piepje: Stekker van de auto zit in
stopcontact. Accu is niet geheel op‐
geladen. Accu wordt opgeladen.
■ Ononderbroken groen of langzaam
knipperend groen, vier claxonpiep‐
jes: Onvoldoende tijd voor geheel
opladen tot vertrektijd.
■ Ononderbroken groen, twee cla‐ xonpiepjes: De auto laadt nu op
maar wordt ten minste één keer
vóór vertrektijd uitgesteld.
■ Langzaam knipperend groen, twee claxonpiepjes: Stekker van de autozit in stopcontact. Accu is niet ge‐
heel opgeladen. Opladen van accu
wordt uitgesteld.
■ Snel knipperend groen, geen cla‐ xonpiepje: Stekker van de auto zitin stopcontact. Accu is geheel op‐
geladen.
■ Ononderbroken geel, geen claxon‐ piepje: Stekker van de auto zit in
stopcontact. Na het aansluiten van
een geschikte oplaadkabel op het
stopcontact is het normaal dat de
lamp oplaadstatus gedurende en‐
kele seconden geel wordt. Anders
heeft het oplaadsysteem een sto‐ ring gedetecteerd en laadt het de
accu niet op.
166Verzorging van de auto
Minizeke‐
ringenGebruik1Motorregelmodule -
geschakeld
vermogen2Emissie3–4Bobines / verstui‐
vers5Kolomslot6–7–Minizeke‐
ringenGebruik8–9Verwarmde spie‐
gels10Regelmodule airco11Omzettermodule
tractievermogen -
accu12–13Cabineverwar‐
mingspomp en -klep14Diefstalalarm -
sirene15Omzettermodule
tractievermogen en
transmissieregel‐
module - accu17Motorregelmodule -
accu22Grootlicht links24–25–Minizeke‐
ringenGebruik26Diefstalalarm -
claxon31–32Ronddraaien -
sensor- en diagno‐
semodule, instru‐
mentengroep,
display passagiers‐
airbag, schakelaar
koplamphoogtere‐
geling, automatisch
dimmende achter‐
uitkijkspiegel33Ronddraaien -
regelmodule boord‐
integratie34Regelmodule
boordintegratie -
accu35–36Elektrische koel‐
vloeistofpomp elek‐
tronica
168Verzorging van de auto
J-case zeke‐
ringenGebruik29–30Motor antiblok‐
keersysteem42Koelventilator
rechts43Voorruitwissers44Oplader45–48Koelventilator
links
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐ ringen optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Zekeringenkast
instrumentenpaneel op het
linker uiteinde
De linker zekeringenkast instrumen‐
tenpaneel bevindt zich op het linker
uiteinde van het instrumentenpaneel.
Trek de klep van de zekeringenkast
eruit voor toegang tot de zekeringen.
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit een zekeringtrekker.
ZekeringenGebruikF112 V-aansluiting -
bovenin opbergvak
instrumentenpaneelF2RadioF3Instrumentengroep
(auto met stuur links)F4InfotainmentdisplayF5Schakelaar verwar‐
ming, ventilatie en
airco / geïntegreerd
middenrek
Verzorging van de auto189
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.
Luchtdeflector voorDe luchtdeflector voor geleidt de
luchtstroom onder de auto. Steek de
nok in de sleuf als deze los raakt. Ga
zo nodig net zo aan de andere kant te werk.Voorzichtig
Rijd voorzichtig op steile hellingen,laadhelling of over verkeersdrem‐
pels enz.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Spuit reinigingsmiddelen niet recht‐
streeks op schakelaars of knoppen.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐
kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Service en onderhoud191Service en onderhoudAlgemene informatie..................191
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............192Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Onderhoudsintervallen
Aan het voertuig moet om de
30.000 km onderhoud gepleegd wor‐
den, of na 1 jaar, wat het eerst voor‐
komt, tenzij anders vermeld op het
service-display.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Serviceboekje. De da‐
tum en de afgelezen kilometerstand
worden bevestigd met stempel en
handtekening van de uitvoerende
werkplaats.Zorg ervoor dat het Serviceboekje
correct wordt ingevuld, omdat een
sluitend bewijs van service essentieel is bij aanspraken op garantie of good‐
will en tevens een pluspunt is bij ver‐
koop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
Het onderhoudsinterval is gebaseerd
op diverse parameters afhankelijk
van het gebruik.
Een bericht op het Driver Information
Centre (DIC) meldt u wanneer de mo‐
torolie moet worden ververst.
Driver Information Centre (DIC) 3 81.
Boordinformatie 3 85.
207
Beslagen lampglazen ..................95
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 124
Beveiliging van de auto ................28
Binnenspiegels ............................. 33
Bolle vorm .................................... 32
Boordgereedschap .....................172
Boordinformatie ........................... 85
Brandstof .................................... 148
Brandstofmeter ............................ 71
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 149
Brandstof voor benzinemotoren 148
Buitenspiegels .............................. 32
Buitentemperatuur .......................68
Buitenverlichting ........................... 92
C Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................24
Claxon ................................... 13, 67
Colour-Info-Display .......................83
Conformiteitsverklaring ...............203
Controlelampen ......................70, 73
Controle over de auto ................108
Controles .................................... 152
Cruise control ...................... 80, 124
Customer Assistance Centers ....203D
Dagteller ...................................... 71
Diefstalalarmsysteem ..................29
Driepuntsgordel ........................... 43
Driver Information Center .............81
E Economisch rijden ......................107
Efficiencymeter ............................. 72
Elektrisch bediende ruiten ...........34
Elektrische aandrijving .........16, 116
Elektrische aansluitingen .............69
Elektrische handrem .............77, 119
Elektrische handrem defect ..........77
Elektrische modus ......................112
Elektrische vereisten ..................145
Elektrische verstelling ..................32
Elektrisch systeem...................... 163
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....78
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 122
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............78
Event Data Recorders (EDR) .....204
F
Frontaal airbagsysteem ...............49
Frontaanrijdingswaarschuwing ..
.......................................... 80, 126G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geprogrammeerde onderdrukking opladen ...........143
Gereedschap ............................. 172
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................64
Gloeilamp vervangen ................160
Gordelverklikker ........................... 75
Gordijnairbagsysteem .................. 50
Grootlicht ............................... 80, 93
H
Halogeenkoplampen .................160
Halogeenlampen ........................160
Handmatige dimfunctie ................33
Handrem ............................. 118, 119
Handschoenenkastje ...................59
Handzender ................................. 20
Hold-modus .................................. 78
Hoofdsteunen .............................. 37
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hoogspanningsapparaten en bedrading ............................... 163
208
I
Identificatielabel gebruiksonderdelen ................195
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 54
Indicatie afstand tot voorligger ...128
Info-Displays ................................. 81
Informatie-etiket banden en belading .................................. 173
Inhouden ................................... 201
Inklapbare spiegels .....................32
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ........................... 97
Instrumentenpaneeldisplay ..........83
Interieurverlichting ........................95
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........57
K Kentekenverlichting ...................162
Kilometerteller .............................. 70
Kindersloten ................................. 26
Kinderveiligheids-systemen ..........52
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ..................98
Klok............................................... 68
Knieairbagsysteem .......................50
Koelsysteem ............................... 154
Koelvloeistof ............................... 154Koelvloeistoftemperatuur .............79
Koplampafstelling .......................160
Koplampverstelling ......................93
L
Laadsysteem ............................... 76
Lane Departure Warning ......78, 132
Leeslampen ................................. 96
Lichtschakelaar ............................ 92
Lichtsignaal .................................. 93
Luchtinlaat ................................. 106
Luchtroosters ............................. 105
M Meters........................................... 70
Mistachterlicht ................ 80, 94, 162 Motorgegevens .......................... 199
Motorkap .................................... 152
Motorkoelvloeistof en antivries ...192
Motorolie .................... 153, 192, 196
Motoroliedruk ............................... 79
My Ampera hulplijn .....................203
N Nieuwe auto inrijden ..................108
O Olie, motor .......................... 192, 196
Onderhoudsmodi ........................114
Ontlaadbeveiliging accu ..............97Opbergruimte achter..................... 63
Opbergruimte portierbekleding .....59
Opbergvakken .............................. 58
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................58
Opbergvak middenconsole ..........61
Open&Start-systeem ...................23
Oplaadkabel ............................... 144
Oplaadmodus selecteren ...........134
Oplaadniveau selecteren ............134
Oplaadstatus .............................. 143
Oplaadtarief selecteren ..............134
Opladen ...................................... 134
Opladen negeren ........................134
Overbelasting elektrisch systeem .................................. 163
Oververhitting motor ...................156
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Parkeerlichten .............................. 95
Parkeren .............................. 18, 111
Pech ........................................... 186
Persoonlijke instellingen ..............86
Plafondverlichting ........................96
Pollenfilter .................................. 106
Portieren ....................................... 27
Portier open ................................. 80
Prestaties ................................... 200
209
Profieldiepte ............................... 176
Programmeerbaar opladen ........134
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 205
Regelbare instrumentenverlichting .............95
Regeneratief remmen .................121
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 204
Remmen ............................ 118, 157
Remsysteem ................................ 77
Remvloeistof ...................... 157, 192
Richtingaanwijzer ........................75
Richtingaanwijzers ....................... 94
Richtingaanwijzers vooraan ......161
Rugleuning van zitplaatsen achterin neerklappen ................62
Ruiten ..................................... 33, 34
Rijmodi........................................ 113
Rijregelsystemen ........................121
Rijverlichting .......................... 12, 80
S Service ............................... 106, 191
Service-display ............................ 72
Service-informatie ...................... 191
Sjorogen ...................................... 64
Sleutels ........................................ 19Sleutels, sloten............................. 19
Sneeuwkettingen .......................177
Snelheidsmeter ............................ 70
Spiegelverstelling ..........................8
SPORT-modus ............................ 78
Sproeiervloeistof ........................157
Startbeveiliging ......................31, 80
Starten en bedienen ...................108
Starthulp gebruiken ...................183
Stoelpositie .................................. 38
Stoelverstelling ........................7, 39
Storingsindicatielamp ..................76
Stroomtarievenschema............... 134
Stuurbedieningsknoppen .............66
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 66
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 147
Te laag brandstofpeil ...................80
Top-Tether-bevestigingsogen ......57
Traction Control .........................121
Traction Control-systeem UIT....... 79
Trekken............................... 149, 186
Typeplaatje ................................ 194
Tijdelijke oplaadmodus annuleren ................................ 134
Tijdelijke oplaadmodus negeren. 134U
Uitlaatgassen ............................. 116
Uitstapverlichting .........................97
Ultrasoonparkeerhulp .................128
USB-poort ..................................... 60
Uw autogegevens ..........................3
V
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 177
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................42
Velgen en banden .....................172
Verbanddoos ............................... 64
Vergrendelingssysteem ...............28
Verkeersbordherkenning ............132
Verlengingsmodus actieradius ...113
Verlichtingsfuncties....................... 97
Vertraagde uitschakeling stroom 109
Vertraagde vergrendeling .............26
Vervangen van de accu ................20
Verwarmde spiegels ....................32
Verwarming ................................. 40
Verwarming met behulp van de motor ......................................... 20
Verzorging .................................. 187
Verzorging exterieur ..................187
Verzorging interieur ...................189
Voertuig gereed ............................ 80