Als een of meer portieren open zijn, worden de
portieren niet vergrendeld. Dit wordt aangegeven
door het snel knipperen van de richtingaanwijzers
(voor bepaalde versies/markten). De portieren
worden vergrendeld ook als de achterklep open
staat.
Wanneer een snelheid van meer dan 20 km/h
wordt bereikt, worden de portieren automatisch
vergrendeld als deze specifieke functie is ingesteld
(alleen bij versies met multifunctionele
herconfigureerbare display).
Wanneer de portieren van buiten de auto worden
vergrendeld (met de afstandsbediening), gaat
een led boven de
knop enkele seconden
branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).
Wanneer de portieren van binnen de auto worden
vergrendeld (door te drukken op de
knop),
blijft de led vast branden.
Bagageruimte openen
Druk op de
knop om de bagageruimte met de
afstandsbediening te openen.
De richtingaanwijzers knipperen twee maal om
aan te geven dat de bagageruimte geopend is.
De elektronische onderdelen in de
sleutels kunnen beschadigen als de
sleutel aan sterke schokken wordt
blootgesteld. Om een correcte werking van de
inwendige elektronische componenten te
garanderen, mag de sleutel nooit aan direct
zonlicht blootgesteld worden.EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN
AANVRAGEN
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen
herkennen. Als een nieuwe afstandsbediening
nodig is, ga dan naar het Lancia Servicenetwerk
en neem een identiteitsbewijs en de
autodocumenten die de eigendom aantonen mee.
BATTERIJ VAN DE SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN
Ga als volgt te werk om de batterij te vervangen:
❒druk op de knop A fig. 14 en klap de metalen
baard B uit;
❒draai de schroef C naar
met een kleine
schroevendraaier;
fig. 14L0F0189
27
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Knoppen A - Handmatige selectie
luchtverdeling
Door op deze knoppen te drukken, kan de lucht
op vijf manieren verdeeld worden:
naar de uitstroomopeningen van de voorruit
en de voorste zijruiten om deze te
ontwasemen of te ontdooien.
naar de luchtroosters in het midden en aan de
zijkant van het dashboard om de borst en
het gelaat tijdens het warme seizoen te
verkoelen.
naar de uitstroomopeningen in de
beenruimten voorin. Wegens de natuurlijke
neiging van warmte om op te stijgen, warmt
dit type verdeling het interieur zo snel
mogelijk op, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
+verdeling tussen uitstroomopeningen
beenruimten (warmste lucht) en
roosters op dashboard (koelste lucht).
+verdeling tussen uitstroomopeningen
beenruimten en uitstroomopeningen
voorruit/voorste zijruiten. Dit type
verdeling biedt een doeltreffende
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.Knop B MAX
- Activering MAX-DEF
functie
Wanneer op deMAXknop
wordt gedrukt,
activeert het systeem alle functies voor snel
ontwasemen/ontdooien, namelijk:
❒compressor aan (als de weersomstandigheden
geschikt zijn)
❒luchtrecirculatie uit
❒maximum instelling luchttemperatuur (HI)
❒ventilatorsnelheid op basis van de
koelvloeistoftemperatuur
❒luchtstroom gericht op de voorruit en de voorste
zijruiten
❒Knop C
- Inschakeling/uitschakeling
aircocompressor
Wanneer het
symbool op de display brandt,
druk dan op knop C om de compressor uit te
schakelen.
44
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Wanneer de compressor is uitgeschakeld:
❒schakelt het systeem de luchtrecirculatie uit om
te voorkomen dat de ruiten beslaan;
❒is het niet mogelijk om lucht naar het interieur
te voeren met een lagere temperatuur dan de
buitentemperatuur (de temperatuur aangegeven
op de display gaat knipperen als het systeem
niet de verlangde comfortsituatie kan
garanderen);
❒kan de ventilatorsnelheid handmatig gereset
worden (bij ingeschakelde compressor kan
de ventilatie niet onder een staafje op de display
zakken).Knop D- Interne luchtrecirculatie
aan/uit
Men adviseert de interne luchtrecirculatie in te
schakelen in de file of in tunnels, om te
voorkomen dat vervuilde lucht in het interieur
komt.
Bij lage temperaturen of als de compressor uit is,
wordt de recirculatie uitgezet om beslagen ruiten
te voorkomen.
BELANGRIJK Het wordt afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen bij lage
buitentemperaturen, aangezien de ruiten sneller
kunnen beslaan.
45
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KnopI-Toename luchttemperatuur
Bij bediening van deze knop wordt de
luchttemperatuur in het interieur verhoogd.
Knop L - Afname luchttemperatuur
Bij bediening van deze knop wordt de
luchttemperatuur in het interieur verlaagd.
46
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Knop E (AUTO) - Activering AUTO functie
(automatische bediening airconditioning)
Wanneer de AUTO-knop wordt bediend en de
vereiste temperatuur is ingesteld, regelt het
systeem de temperatuur, de hoeveelheid en de
verdeling van de lucht in het interieur en zorgt
voor de inschakeling van de compressor.
Knop F
- Inschakeling/uitschakeling
achterruitverwarming
Wanneer de knop
wordt ingedrukt, gaat de led
op de knop branden.
Knoppen G
- Instelling ventilatorsnelheidKnop H (OFF) - Inschakeling/uitschakeling
airconditioning
Wanneer de OFF-knop wordt bediend, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Bij uitgeschakeld systeem, is de situatie van de
klimaatregeling als volgt:
❒alle leds zijn uit;
❒de display van de ingestelde temperatuur is uit;
❒de luchtrecirculatie is uit;
❒de compressor is uitgeschakeld;
❒de ventilator is uitgeschakeld.
BESCHRIJVING
De automatisch gecontroleerde parameters en
functies zijn:
❒luchttemperatuur bij de roosters;
❒luchtverdeling bij de roosters;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling van de
luchtstroom)
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen/ontvochtigen van de lucht)
❒luchtrecirculatie.
Alle functies kunnen handmatig worden gewijzigd.
Met andere woorden, men kan een of meer
functies selecteren en de parameters naar wens
veranderen. Hierbij wordt echter de automatische
regeling van de functies die handmatig zijn
gewijzigd uitgeschakeld: het systeem grijpt alleen
in om veiligheidsredenen (bijv. kans op beslaan).
De handmatige instellingen hebben altijd voorrang
boven de automatische instellingen en blijven
opgeslagen totdat de gebruiker het systeem weer
op automatische werking overzet, behalve in
de gevallen dat het systeem om veiligheidsredenen
ingrijpt. Als men handmatig een functie aanpast,
blijven de andere functies automatisch geregeld.
De hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd houdt geen verband met de snelheid van
de auto; deze wordt geregeld door de elektronische
geregelde ventilator.De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd
automatisch geregeld op basis van de ingestelde
temperatuur op de display van de bestuurder
en de voorpassagier (behalve wanneer het systeem
is uitgeschakeld of onder bepaalde
omstandigheden waarin de compressor is
uitgeschakeld).
Het systeem biedt handmatige instelling van de
volgende parameters en functies:
❒luchttemperatuur;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling)
❒luchtverdeling met 5 standen;
❒inschakeling van de compressor
❒snel ontwasemen/ontdooien
❒luchtrecirculatie
❒achterruitverwarming
❒uitschakeling van het systeem.
INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren
ingeschakeld worden; het verdient echter
aanbeveling op de AUTO-knop te drukken en de
gewenste temperatuur op de display in te stellen.
Met het klimaatregelsysteem kunt u de gewenste
temperaturen aanpassen.
De compressor van het systeem werkt alleen
wanneer de motor draait en de buitentemperatuur
meer dan 0°C bedraagt.
47
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WERKING AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
Druk op de AUTO-knop; het systeem regelt
automatisch het volgende:
❒de hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd;
❒de verdeling van de lucht in het interieur;
waarbij alle eerdere handmatige instellingen
gewist worden.
Tijdens de werking van de automatische
klimaatregeling, verschijnt het opschrift AUTO op
de display.
Tijdens de automatische werking blijft het
mogelijk om de ingestelde temperatuur te
veranderen en de volgende functies handmatig uit
te voeren:
❒instelling ventilatorsnelheid
❒selectie luchtverdeling
❒aan/uit knop interne luchtrecirculatie;
❒inschakeling aircocompressor.
BELANGRIJK
Het wordt afgeraden de interne
luchtrecirculatie in te schakelen bij
lage buitentemperaturen, aangezien de
ruiten sneller kunnen beslaan.REGELING VENTILATORSNELHEID
Druk op de knop
om de ventilatorsnelheid te
verhogen/verlagen.
De mogelijke snelheden worden aangegeven door
de staafjes die op de display oplichten:
❒maximum ventilatorsnelheid = alle staafjes
branden
❒minimum ventilatorsnelheid = één staafje
brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld worden
(geen enkel staafje brandt) als de aircocompressor
is uitgeschakeld met behulp van de knop
.
Druk op de AUTO-knop om de automatische
werking van de ventilatorsnelheid na een
handmatige instelling te herstellen.
SNEL ONTWASEMEN/ONTDOOIEN VAN DE
VOORRUIT (MAX-DEF functie)
Druk op de knopMAX
om automatisch de
tijdgeregelde werking te activeren van alle functies
die voor het snel ontwasemen/ontdooien van de
voorruit en de voorste zijruiten zijn vereist.
48
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
AIRCOCOMPRESSOR
Druk op de knop
om de aircocompressor in te
schakelen.
Inschakeling compressor:
symbool verschijnt
op display.
Uitschakeling compressor
❒
symbool dooft op display;
❒interne luchtrecirculatie uitgeschakeld;
Bij uitgeschakelde aircocompressor, kan er geen
lucht in het interieur worden gevoerd met een
lagere temperatuur dan de buitenlucht; in dit
geval knippert het
symbool op de display.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in
het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten
van de motor. Druk, om de aircocompressor weer
in te schakelen, opnieuw op de knop
of AUTO:
als op AUTO wordt gedrukt, worden de overige
handmatige instellingen gewist.
SELECTIE LUCHTVERDELING
Druk op een of meer van de knoppen A om
handmatig een van de luchtverdelingsopties voor
het interieur te selecteren:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van
de voorruit en de voorste zijruiten om deze
te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen
voor de beenruimten. Deze luchtverdeling
zorgt voor een snelle verwarming van het
interieur.
Luchtstroomverdeling naar roosters
midden/zijkanten dashboard (lichaam
passagier).
+Luchtstroom verdeeld over
uitstroomopeningen beenruimten en
uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit/voorste
zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt
voor een snelle verwarming van het
interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan.
+Luchtstroomverdeling tussen
uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en roosters midden/
zijkanten dashboard (koelere lucht).
BELANGRIJK Voor de werking van de
klimaatregeling moet minstens een van de
knoppen A bediend worden. Het systeem staat
niet de uitschakeling van alle knoppen A toe.
BELANGRIJK Druk op de OFF-knop om de
klimaatregeling weer in te schakelen: op deze
manier worden alle werkingsomstandigheden die
vóór uitschakeling zijn opgeslagen, hersteld.
Druk op de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een handmatige
instelling te herstellen.
50
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
UITSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELING
Druk op de OFF-knop.
De volgende informatie wordt op de display
getoond:
❒OFF
❒aanduiding ingeschakelde interne
luchtrecirculatie.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning minstens
eens per maand circa 10 minuten in.
Laat vóór het begin van het zomerseizoen het
systeem controleren door het Lancia
Servicenetwerk.
Het systeem gebruikt het koelmiddel
R134a dat het milieu niet verontreinigt
als het per ongeluk weglekt. Gebruik
nooit het koelmiddel R12, aangezien dit niet
compatibel is met de systeemcomponenten.
EXTRA VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Hiermee kan het interieur op koude dagen sneller
worden verwarmd.
De verwarming schakelt automatisch in
afhankelijk van de omgevingsomstandigheden en
bij draaiende motor wanneer de
koelvloeistoftemperatuur laag is.De verwarming schakelt automatisch uit wanneer
de gewenste comfortsituatie wordt bereikt.
De verwarming werkt alleen bij lage
buitentemperatuur en
motorkoelvloeistoftemperatuur. De extra
verwarming wordt niet ingeschakeld als de
accuspanning laag is.
START&STOP
Automatische klimaatregeling
De automatische klimaatregeling regelt de
Start&Stop-functie (motor afgezet wanneer de
voertuigsnelheid nul is) om een passend comfort
in het interieur te garanderen.
Met name wanneer het zeer heet is, wordt de
Start&Stop-functie uitgeschakeld zolang
het comfort in het interieur niet optimaal is.
Tijdens deze overgangsfases wordt de motor niet
afgezet, ook al is de voertuigsnelheid nul.
Wanneer de Start&Stop-functie werkt (motor
afgezet bij voertuigsnelheid nul), zal het
klimaatregelsysteem om inschakeling van de
motor verzoeken als het comfort in het interieur
snel verslechterd (of als de gebruiker om
maximale koeling – LO – of snelle ontwaseming –
MAX DEF – vraagt).
Bij actieve Start&Stop-functie (motor afgezet bij
voertuigsnelheid nul), zal de luchtstroomsnelheid
(indien automatisch geregeld) verminderd worden
om het comfort in het interieur zo lang mogelijk
te handhaven.
51
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER