Kies de schermtoets om de gewenste modus te
activeren . Zodra de gewenste modus actief is,
kunt u een instelling kiezen tot er een vinkje
naast de instelling wordt weergegeven. Dit
geeft aan dat de instelling is gekozen. Nadat de
instelling is voltooid, kiest u de schermtoets met
de pijl naar links of de toets BACK (terug) om
naar het vorige menu terug te keren, of de
schermtoets X om het instellingenscherm te
sluiten. Met behulp van de schermtoetsen met
de pijl Omhoog of Omlaag aan de rechterkant
van het scherm kunt u omhoog en omlaag
schakelen door de beschikbare instellingen.
OPMERKING:
Alle instellingen moeten worden gewijzigd
met het contact in de stand RUN.
Weergave scherm
Nadat u de schermtoets"Display"(weergave
scherm) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Display Mode (schermmodus)
In dit scherm kunt u een van de automatische
scherminstellingen selecteren.
Voor het wijzi-
gen van de modusstatus drukt u kort op de schermtoets Day (dag), Night (nacht) of Auto
(automatisch). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
OPMERKING:
Wanneer Day (dag) of Night (nacht) voor de
display-modus wordt geselecteerd, zal bij
gebruik van de Parade-modus de radio de
regeling voor de helderheid van het scherm
bij daglicht activeren, zelfs als de koplam-
pen zijn ingeschakeld.
Display Brightness With Headlights ON
(Helderheid van
het scherm bij ingescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de helderheid van het
scherm bij ingeschakelde koplampen instellen.
Pas de helderheid aan met de schermtoetsen
"+" en"-"of door een punt te kiezen op de
schaal tussen de schermtoetsen "+"en"-". Kies
vervolgens de schermtoets met de pijl naar
links. OPMERKING:
Om de instelling van het
Display Brightness
with Headlights ON (Helderheid van de
weergave bij ingeschakelde koplampen) te
wijzigen, moeten de koplampen aan staan
en mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
Display Brightness With Headlights OFF
(Helderheid van
het scherm bij uitgescha-
kelde koplampen)In dit scherm kunt u de helderheid van het scherm
bij uitgeschakelde koplampen instellen. Pas de
helderheid aan met de schermtoetsen "+"en"-"of
door een punt te kiezen op de schaal tussen de
schermtoetsen "+"en"-". Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.OPMERKING:
Om de instelling van het Display Brightness
with Headlights OFF (Helderheid van de
weergave bij uitgeschakelde koplampen) te
wijzigen, moeten de koplampen uit staan en
mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
206
Raadpleeg de paragraaf"Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)" in het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover.
Forward Collision Warning (FCW) — Ac-
tief remmen
Het
FCW-systeem bevat geavanceerde rembe-
krachtiging (ABA). Wanneer deze functie is
geselecteerd, oefent de ABA extra remdruk uit
wanneer de bestuurder onvoldoende remkracht
vraagt om een potentiële frontale botsing te
voorkomen. De ABA systeem wordt actief bij
8 km/u (5 mph). Om uw keuze te maken, drukt
u op de knop "Forward Collision Warning (FCW)
with Mitigation - Active Braking" (Forward Colli-
sion Warning (FCW) met risicobeperking - Ac-
tief remmen), tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Om terug te keren naar het vorige menu,
kiest u de schermtoets met de pijl naar links.
Raadpleeg de paragraaf "Forward Collision
Warning (FCW) met risicobeperking" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.
ParkSense®
De sensoren van het ParkSense® systeem tasten
het gebied achter de auto af op obstakels wanneer
de schakelhendel in de stand REVERSE staat en
de snelheid lager is dan 18 km/u (11 mph). Het
geeft een (hoorbare en/of visuele) waarschuwing
om de nabijheid van andere voorwerpen aan te
geven. Het systeem kan worden geactiveerd met
Sound Only (Alleen geluid) of Sound and Display
(Geluid en weergave). Als u de status van Park-
Sense® wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
Sound Only (alleen geluid) of Sound and Display
(beeld en geluid). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links. Raadpleeg de paragraaf
"ParkSense®" in het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover.Volume van geluidssignaal van Park-
Sense® voor — indien aanwezig
Volume-instellingen van het geluidssignaal van
ParkSense® voor kunnen worden geselecteerd
in het DID of Uconnect® systeem — indien
aanwezig. De volume-instellingen van het ge-
luidssignaal zijn LOW (laag), MEDIUM (gemid-
deld) en HIGH (hoog). De fabrieksinstellingen
van de volume-instelling is MEDIUM (gemid- deld). Kies de schermtoets
"ParkSense® Front
Chime Volume" (volume van geluidssignaal van
ParkSense® voor) tot een vinkje naast de in-
stelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling
is gekozen. Om terug te keren naar het vorige
menu, kiest u de schermtoets met de pijl naar
links. ParkSense® behoudt de laatst bekende
configuratie na het uit- en weer inschakelen van
de contactschakelaar.
Volume van geluidssignaal van Park-
Sense® achter
— indien aanwezig
Volume-instellingen van het geluidssignaal van
ParkSense® achter kunnen worden geselec-
teerd in het DID of Uconnect® systeem —
indien aanwezig. De volume-instellingen van
het geluidssignaal zijn LOW (laag), MEDIUM
(gemiddeld) en HIGH (hoog). De fabrieksinstel-
lingen van de volume-instelling is MEDIUM
(gemiddeld). Kies de schermtoets "ParkSense®
Rear Chime Volume" (volume van geluidssig-
naal van ParkSense® achter) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Om terug te keren naar
het vorige menu, kiest u de schermtoets met de
pijl naar links. ParkSense® behoudt de laatst
209
Systeeminformatie
Menu voor disks
Bij het beluisteren van muziek op audio-cd’s of
gegevens-cd’s verschijnt er een lijst met alle
opdrachten die betrekking hebben op het afspe-
len van de cd wanneer u op de toets POP-UP/
MENU van de afstandsbediening drukt.
Beeldinstellingen
Wanneer u een videobron (Blu-ray™ Disc of
dvd-video met disk in afspeelmodus, Aux-video,
enz.) bekijkt, activeert u het menu Display Set-
tings (Beeldinstellingen) door op de toetsSETUP van de afstandsbediening te drukken.
Deze instellingen bepalen de weergave van het
beeld op het scherm. De fabrieksinstellingen
zijn bedoeld voor optimale weergave,waardoor
het onder normale omstandigheden niet nodig
is deze instellingen te wijzigen.
Om de instellingen te wijzigen drukt u op de
navigatietoetsen van de afstandsbediening ( ,
) om een optie te selecteren en drukt u
vervolgens op de navigatietoetsen van de af-
standsbediening ( ,
) om de waarde van de
geselecteerde optie te wijzigen. Om alle stan-
daardwaarden van de instellingen te herstellen,
kiest u de menuoptie Default Settings (Stan-
daardinstellingen) en drukt u op de toets
ENTER/OK van de afstandsbediening.
De diskfuncties regelen de instellingen van de
externe Blu-ray™ Disc-speler voor de dvd die
op de externe speler wordt bekeken.
Luisteren naar audio met gesloten scherm
Alleen luisteren naar het audiodeel van het
kanaal, met het scherm gesloten:
Stel het geluid in op de gewenste bron en het
gewenste kanaal.
Sluit het videoscherm.
Om de huidige audiomodus te wijzigen drukt
u op de toets MODE van de afstandsbedie-
ning. Hierdoor wordt automatisch de vol-
gende beschikbare audiomodus geselec-
teerd zonder het menu Mode/Source te
gebruiken.
Als het scherm weer wordt geopend, gaat het
beeldscherm automatisch aan en wordt het
juiste schermmenu of medium weergegeven.
Als het scherm is gesloten en u geen geluid
hoort, controleer dan of hoofdtelefoon is inge-
schakeld (het lampje ON brandt) en de keuze-
schakelaar van de hoofdtelefoon op het ge-
wenste kanaal staat. Wanneer de hoofdtelefoon
is ingeschakeld, druk dan op de aan/uit-toets
van de afstandsbediening om het geluid in te
schakelen. Indien u nog steeds niets hoort,
controleer dan of de batterijen in de hoofdtele-
foons niet leeg zijn.Weergave-instellingen van het beeldscherm228
SNELTIPS VOOR Uconnect®
SPRAAKHERKENNING
Introductie van Uconnect®Begin Uconnect® Voice Recognition te gebrui-
ken met deze handige snelle tips. Het geeft de
belangrijkse gesproken opdrachten en tips die u
moet weten om uw Uconnect® 5.0 of 8.4A/
8.4AN systeem te besturen.
Belangrijkste functies:
5-inch aanraakscherm
Drie knoppen aan weerszijden van het display
Aan de slagAlles wat u nodig hebt om uw Uconnect®
systeem met uw stem te besturen, zijn de
knoppen op uw stuurwiel.
1. Bezoek
UconnectPhone.com
voor infor-
matie over de compatibiliteit van de mobiele
telefoon en aanwijzingen voor het koppelen. 2. Achtergrondgeluiden verminderen. Wind en
gesprekken tussen passagiers zijn voorbeel-
den van geluiden die de herkenning kunnen
beïnvloeden.
3. Spreek duidelijk op een normale snelheid en volume terwijl u recht voor u uit kijkt. De
microfoon bevindt zich op de binnenspiegel
en is op de bestuurder gericht.
4. Elke keer dat u een gesproken opdracht geeft, moet eerst de knop VR of Phone
indrukken, wachten tot nade pieptoon en
vervolgens uw opdracht uitspreken.
5. U kunt de hulpmeldingen of systeemaanwij- zingen onderbreken door op de knop VR of
Phone te drukken en een gesproken op-
dracht uit de huidige categorie uitspreken.
Uconnect® 5.0
Uconnect® 8.4
241
Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac I® —
indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270
Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac II® —
indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270
Schakelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271
Schakelprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272
Quadra-Drive® II systeem — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . .275
SELEC-TERRAIN™ — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . .275
Omschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .275
Berichten in het bestuurdersinformatiedisplay (DID) . . . . . . . . .276
QUADRA-LIFT™ — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . . .276
Omschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .276
Standen van de luchtvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .279
Berichten in het bestuurdersinformatiedisplay (DID) . . . . . . . . .279
Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .279
TIPS VOOR RIJDEN OP DE WEG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281
TIPS VOOR TERREINRIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281
Quadra-lift™ — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .283
Gebruik van de groep 4WD LOW — indien aanwezig . . . . . . . . .284
Door water rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .284
Rijden in sneeuw, modder of zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285
Heuvel oprijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285
Neerwaartse tractie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .286
Na terreinrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .286
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287
5.7-liter motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287
3.6-liter benzinemotor en 3.0-liter dieselmotor . . . . . . . . . . . . .287
248
Voertuigen met Quadra-Lift™ luchtvering
werken in de stand "Aero"over een breder
toerentalbereik. Raadpleeg de paragraaf
"Quadra-Lift™" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
Sommige functies van de ECO-modus kun-
nen tijdelijk worden uitgeschakeld vanwege
de temperatuur en andere factoren.
Actieve ruisonderdrukking - alleen
Summit-modellen
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
actieve ruisonderdrukking. Dit systeem maakt
gebruik van vier microfoons ingebouwd in de
hemelbekleding om ongewenste uitlaatgeluiden
te detecteren. Een ingebouwde frequentiegene-
rator wekt via de geluidsinstallatie neutralise-
rende geluidsgolven op in de auto het geluid te
onderdrukken.Automatische transmissie met acht
versnellingenDe elektronische schakelhendel in dit voertuig
schuift niet als een conventionele schakelhen-
del. Deze schakelhendel is geveerd en beweegt
naar voren en naar achteren en keert altijd
terug naar de middelste stand nadat een ver- snelling is geselecteerd. De versnellingen
(PRND) worden zowel op de schakelhendel als
op het bestuurdersinformatiedisplay (DID)
weergegeven. Om te schakelen drukt u op de
ontgrendelknop op de schakelhendel en be-
weegt u de hendel naar voren of achteren. U
moet ook het rempedaal ingetrapt houden om
de transmissie uit de stand PARK te schakelen
of van de stand NEUTRAL in de stand DRIVE of
REVERSE te zetten wanneer de auto stilstaat
of met lage snelheid rijdt (raadpleeg
"Blokkeer-
systeem rem/transmissie" in dit hoofdstuk). Als
u langs meerdere versnellingsstanden tegelijk
wilt schakelen (bijvoorbeeld van PARK naar
DRIVE), beweegt u de hendel voorbij de eerste
(of tweede) klikstand. Kies de stand DRIVE
voor normaal rijden.
De elektronisch geregelde versnellingsbak
zorgt voor een nauwkeurig schakelpatroon. Het
elektronisch systeem van de versnellingsbak is
zelf-kalibrerend. Hierdoor kunnen de eerste
schakelingen bij een nieuwe auto in het begin
wat abrupt zijn. Dat is echter normaal. Het
nauwkeurige schakelpatroon ontwikkelt zich
binnen enkele honderden kilometers rijden. U mag uitsluitend van DRIVE naar PARK of
REVERSE schakelen nadat u het gaspedaal
hebt losgelaten en de auto tot stilstand is geko-
men. Houd altijd uw voet op het rempedaal als
u naar deze standen schakelt.
De schakelhendel heeft de standen PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL, DRIVE en SPORT. Een-
maal in de stand DRIVE, kunt schakelen tussen
de standen SPORT en DRIVE door de schakel-
hendel naar achteren te tikken. U hoeft niet op
de schakelhendelknop te drukken om te scha-
kelen tussen de standen DRIVE en SPORT. U
kunt handmatig schakelen met de schakelflip-
pers op het stuurwiel. Door op de schakelflip-
pers (-/+) te drukken in de stand DRIVE of
SPORT, kunt u handmatig de versnelling selec-
teren en wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven. Raadpleeg
"Schakelflipper-modus"
in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
264
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
zelfs als de versnellingsbak in de stand
PARK is gezet. De handrem moet altijd aan-
getrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrijving
met lage snelheid. Hij zorgt voor een grotere
overbrengingsverhouding waardoor er meer
koppel aan zowel de voor- als achterwielen kan
worden geleverd en daarmee extra tractie en
maximale trekkracht, uitsluitend op onverharde,
gladde wegen. Rijd niet sneller dan 40 km/h
(25 mph).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf “Selec-Terrain® –
indien aanwezig voor meer informatie over
de verschillende instellingen en het be-
doelde gebruik.
SchakelproceduresVierwielaandrijving HI (HOOG) naar
Vierwielaandrijving LOW (LAAG)
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschakelaar
in de stand ON staat of als de motor loopt,
schakelt u de transmissie naar "N"en drukt u
één keer op de knop “4WD LOW” op de tussen-
bakschakelaar. Het controlelampje “4WD LOW”
in de instrumentengroep gaat knipperen en blijft
branden wanneer het schakelen is voltooid. OPMERKING:
Als niet aan de schakelvoorwaarden/
vergrendelingen wordt voldaan of bij een
beveiliging van de motortemperatuur van de
tussenbak, knippert het bericht “For 4x4
Low Slow Below 3 mph (5 km/u Put Trans in
N Press 4 Low” (Voor 4x4 Low langzamer
dan 5 km/u (3 mph) rijden - naar N schakelen
en op 4 Low drukken) op het bestuurdersin-
formatiedisplay (DID). Raadpleeg de para-
graaf
Bestuurdersinformatiedisplay (DID)
in het hoofdstuk Het instrumentenpaneel
voor meer informatie hierover.
4WD LOW naar 4WD HI
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschakelaar
in de stand ON staat of als de motor loopt,
schakelt u de transmissie naar NEUTRAL en
drukt u één keer op de knop “4WD LOW” op de
tussenbakschakelaar. Het controlelampje “4WD
LOW” op de instrumentengroep gaat knipperen
en dooft nadat het schakelen is voltooid.
Tussenbakschakelaar
272
OPMERKING:
Als niet aan de schakelvoorwaarden/
vergrendelingen wordt voldaan of bij een
beveiliging van de motortemperatuur van
de tussenbak, knippert het bericht “For
4x4 High Slow Below 3 mph (5 km/u Put
Trans in N push 4 Low” (Voor 4x4 High
langzamer dan 5 km/u (3 mph) rijden -
naar N schakelen en op 4 Low drukken)
op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID). Raadpleeg de paragraaf Bestuur-
dersinformatiedisplay (DID) in het hoofd-
stuk Het instrumentenpaneel voor meer
informatie hierover.
Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW
te schakelen als de auto helemaal stil-
staat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan
mogelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en
de overschakeling te voltooien. De beste
methode is tijdens het rollen van de auto
tussen de 0 en de 5 km/u. Als de auto
sneller rijdt dan 5 km/u dan verhindert de
tussenbak het schakelen. Naar de stand NEUTRAL (N) schakelen
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) wordt het contact met de aandrijflijn van
zowel de aandrijfas voor als achter verbro-
ken, zodat de auto in beweging kan komen,
zelfs als de versnellingsbak in de stand
PARK is gezet. De handrem moet altijd aan-
getrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand, ter- wijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel naar NEUTRAL. 4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-Lift
™ luchtvering, controleert u of het voertuig
op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp en houd daarmee gedurende vier seconden
de verzonken knop NEUTRAL (N) van de
tussenbak (deze bevindt zich bij de modus-
schakelaar) ingedrukt. Het lampje achter het
NEUTRAL (N)-symbool gaat knipperen om
aan te geven dat wordt geschakeld. Het
lampje stopt met knipperen (en blijft bran-
den) nadat het schakelen naar NEUTRAAL
(N) voltooid is. Een bericht "NEUTRAAL"
wordt op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID) weergegeven. Raadpleeg de para-
graaf "Bestuurdersinformatiedisplay (DID)"
in het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover.
273