AUDIOTOETSEN OP HET STUURWIEL — INDIEN AANWEZIG . . .231Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232
Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232
ONDERHOUD CD’S/DVD’S/BLU-RAY DISCS . . . . . . . . . . . .232
WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . .233
KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .233
Algemeen overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .233
Functies van de klimaatregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . .237
Automatische temperatuurregeling (ATC) . . . . . . . . . . . . .238
Aanwijzingen voor bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .239
SNELTIPS VOOR Uconnect® SPRAAKHERKENNING . . . . . . .241
Introductie van Uconnect® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241
Aan de slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241
Belangrijkste gesproken opdrachten . . . . . . . . . . . . . . . .242
Radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .243
Media . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .243
Phone (telefoon) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244
Klimaatregeling (8.4A/8.4AN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245
Navigatie (8.4A/8.4AN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245
Aanvullende informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .246
169
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL1 — Luchtrooster6 — Onderste rij schakelaars11 — Motorkapontgrendeling
2 — Instrumentengroep 7 — Schakelaar waarschuwingsknipperlichten 12 — Ontgrendelknop voor brandstofvulklep
3 — Radio 8 - Opbergruimte (SD-kaart, AUX, USB-mediahub) 13 — Koplampschakelaar
4 — Handschoenenkastje 9 — ESP-knop14 — Dimschakelaar
5 — Toetsen klimaatregeling 10 — Contactschakelaar170
OPMERKING:
Alle instellingen moeten worden gewijzigd
met het contact in de stand RUN.
Weergave scherm
Nadat u de schermtoets"Display"(weergave
scherm) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Display Mode (schermmodus)
Wanneer u in dit scherm bent, kunt u de
scherminstellingen "Auto"(automatisch) of "
Ma-
nual" (handmatig) kiezen. Voor het wijzigen van
de modusstatus druk kort op de schermtoets
"Auto" (automatisch) of "Manual"(handmatig).
Kies vervolgens de schermtoets met de pijl naar
links.
OPMERKING:
Wanneer Day (dag) of Night (nacht) voor de
display-modus wordt geselecteerd, zal bij
gebruik van de Parade-modus de radio de
regeling voor de helderheid van het scherm
bij daglicht activeren, zelfs als de koplam-
pen zijn ingeschakeld.
Display Brightness With Headlights ON
(Helderheid van
het scherm bij ingescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de algemene helderheid
van het
scherm bij ingeschakelde koplampen
instellen. Pas de helderheid aan met de
schermtoetsen "+"en"-"of door een punt te
kiezen op de schaal tussen de schermtoetsen
"+" en"-". Kies vervolgens de schermtoets met
de pijl naar links.
OPMERKING:
Om de instelling van het Display Brightness
with Headlights ON (Helderheid van de
weergave bij ingeschakelde koplampen) te
wijzigen, moeten de koplampen aan staan
en mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
Display Brightness With Headlights OFF
(Helderheid van het scherm bij uitgescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de algemene helderheid
van het
scherm bij uitgeschakelde koplampen
instellen. Pas de helderheid aan met de schermtoetsen
"+"en"-"of door een punt te
kiezen op de schaal tussen de schermtoetsen
"+" en"-". Kies vervolgens de schermtoets met
de pijl naar links.
OPMERKING:
Om de instelling van het Display Brightness
with Headlights OFF (Helderheid van de
weergave bij uitgeschakelde koplampen) te wijzigen, moeten de koplampen uit staan en
mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
Set Language (taal instellen)
In dit scherm kunt u een van de meerdere talen
(Deutsch/Enlish/Español/Français/Italiano/
Nederlands/Polski/Português/Türkçe) voor
de
schermweergave kiezen, met inbegrip van de
ritfuncties en het navigatiesysteem (indien aan-
wezig). Kies de schermtoets "Set Language"
(taal instellen) en kies vervolgens met de toets
de gewenste taal op het aanraakscherm. Om
terug te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
196
play (beeld en geluid). Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links. Raadpleeg
de paragraaf"ParkSense®" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor meer informatie
hierover.
Spiegels kantelen bij achteruitrijden
Wanneer deze functie is geselecteerd, kantelen
de buitenspiegels
omlaag wanneer de contact-
schakelaar in de stand RUN staat en de scha-
kelhendel in de stand REVERSE. De spiegels
keren terug naar hun oorspronkelijke stand
zodra u uit de achteruitversnelling schakelt.
Kies de schermtoets "Tilt Mirrors In Reverse"
(kantelen van de spiegels bij achteruitrijden) en
maak uw keuze. Om terug te keren naar het
vorige menu, kiest u de schermtoets met de pijl
naar links.
ParkView® Backup Camera Active Gui-
delines (actieve
rasterlijnen ParkView®
achteruitrijcamera)Uw auto is mogelijk voorzien van actieve rasterlij-
nen voor de ParkView® achteruitrijcamera waar-
mee u actieve rasterlijnen over het beeld van de
ParkView achteruitrijcamera kunt laten weergeven wanneer de schakelhendel in de stand REVERSE
is gezet. Het beeld wordt op het aanraakscherm
van de radio weergegeven, samen met een waar-
schuwing dat u op de hele omgeving moet blijven
letten. Na vijf seconden verdwijnt deze opmerking.
Kies de schermtoets
"ParkView® Backup Camera
Active Guidelines" (actieve rasterlijnen ParkView®
achteruitrijcamera) en maak uw keuze. Om terug te
keren naar het vorige menu, kiest u de schermtoets
met de pijl.
ParkView® Achteruitrijcameravertraging
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de ach-
teruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging ingeschakeld), wordt het
beeld naar achteren met dynamische rasterlij-
nen weergegeven gedurende 10 seconden na-
dat uit de stand "REVERSE"is geschakeld,
tenzij de voorwaartse voertuigsnelheid hoger is
dan 12 km/u (8 mph), wordt de transmissie in de
stand "PARK" geschakeld, of wordt het contact
uitgeschakeld. Om de ParkView® achteruitrij-
cameravertraging in te stellen, drukt u op knop "MORE"
op het front, kiest u de schermtoets
"Controls" (bedieningselementen) en vervol-
gens de schermtoets "Safety & Driving Assis-
tance" (veiligheid en rijhulp). Kies de scherm-
toets "Parkview Backup Camera Delay
(achteruitrijcameravertraging) om de Park-
View® vertraging in of uit te schakelen.
Regensensor
Wanneer deze functie is geselecteerd, schakelt
het systeem
automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.
Kies de schermtoets "Rain Sensing"(regensen-
sor) en maak uw keuze. Om terug te keren naar
het vorige menu, kiest u de schermtoets met de
pijl naar links.
Hill Start Assist — indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, is het Hill
Start Assist
(HSA) systeem actief. Raadpleeg
de paragraaf "Elektronische remregeling" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor informatie
over de werking en bediening van het systeem.
Kies de schermtoets "Hill Start Assist”"(wegrij-
hulp op hellingen) en maak uw keuze. Om terug
te keren naar het vorige menu, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links.
198
Automatische comfortsystemen — indien
aanwezigNa het kiezen van de schermtoets"Auto-On
Comfort" (automatisch inschakelen comfortsys-
teem) zijn de volgende instellingen beschikbaar: Verwarmde/geventileerde bestuurders-
stoel en stuurwiel automatisch inschakelen
bij starten voertuig — indien aanwezigWanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
verwarming in de bestuurdersstoel en het stuur-
wiel automatisch ingeschakeld bij temperaturen
lager dan 4,4 °C (40 °F). Bij temperaturen boven
26,7 °C (80 °F) wordt het ventilatiesysteem in de
bestuurdersstoel ingeschakeld. Om uw keuze te
maken, kies de schermtoets "Auto Heated Seats"
(automatische stoelverwarming) en selecteer ver-
volgens "Off"(uit),"Remote Start" (op afstand
starten) of "All Starts" (iedere keer starten). Kies
de schermtoets met de pijl naar links om terug te
keren naar het vorige menu.Engine Off Options (opties voor
uitgeschakelde motor)
Nadat u de schermtoets "Engine Off Options"
(opties voor uitgeschakelde motor) hebt geko-
zen, zijn de volgende instellingen mogelijk.
Stoelen met Easy Exit — indien aanwezigWanneer deze functie is geselecteerd, beweegt
de bestuurdersstoel automatisch naar achteren
zodra de motor wordt uitgeschakeld. Kies de
schermtoets
"Easy Exit Seats" (stoelen met
Easy Exit) en maak uw keuze. Om terug te
keren naar het vorige menu, kiest u de scherm-
toets met de pijl naar links.
Engine Off Power Delay (vertraging voe-
dingsspanning bij uitgeschakelde motor)Wanneer deze functie is geselecteerd, blijven de
schakelaars voor elektrische raambediening, de
radio, het Uconnect® Phone systeem (indien
aanwezig), het DVD-videosysteem (indien aan-
wezig), het elektrisch bedienbare schuifdak (in-
dien aanwezig) en de aansluitcontacten nog
maximaal 10 minuten werken nadat de contact-
schakelaar in de stand OFF is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. Om de instelling van Engine Off
Power Delay (vertraging voedingsspanning bij
uitgeschakelde motor) te wijzigen kiest u de
schermtoets 0 seconds (seconden), 45 seconds,
5 minutes (minuten) of 10 minutes (minuten). Kies
vervolgens de schermtoets met de pijl naar links.
Uitschakelvertraging koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of bij
uitstappen de koplampen nog 0, 30, 60 of 90
seconden blijven branden. Kies de schermtoets
+ of - om de status van de uitschakelvertraging
te wijzigen en de gewenste tijd te selecteren.
Om terug te keren naar het vorige menu, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links.
Compass Settings (instellingen van
kompas) – indien aanwezig
Na het kiezen van de schermtoets "Compass
Settings" (kompasinstellingen) zijn de volgende
instellingen mogelijk.
KompasafwijkingDe kompasafwijking is het verschil tussen het
magnetische noorden en het geografische noor-
den. Ter compensatie van de verschillen moet de
kompasafwijking aan de hand van de zonekaart
worden ingesteld voor de zone waarin de auto
wordt gebruikt. Nadat u het kompas correct heeft
ingesteld, worden de verschillen automatisch ge-
compenseerd, zodat de nauwkeurigheid van de
kompasrichting optimaal is.
202
lume Match"(AUX-volume afstemmen) en se-
lecteer "aan"of"uit" gevolgd door de scherm-
toets met de pijl naar links.
Loudness (dynamiek) - indien aanwezig
De radio wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer het contact in de stand RUN wordt gezet of
hij gaat na of hij in of uit was geschakeld bij de
laatste keer uitschakelen van het contact. Kies
om uw keuze te maken de schermtoets "Loud-
ness" (dynamiek) en selecteer "aan"of"uit"
gevolgd door de schermtoets met de pijl naar
links.
Telefoon/Bluetooth®
Nadat u de schermtoets "Phone/Bluetooth®"
(telefoon/Bluetooth) hebt gekozen, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Paired Devices (gekoppelde apparaten)
Deze functie toont welke telefoons zijn gekop-
peld aan het telefoon/Bluetooth® systeem.
Raadpleeg voor meer informatie uw aanvul-
lende handleiding van Uconnect®. Luchtvering — indien aanwezig
Nadat u de schermtoets
"Suspension"(luchtve-
ring) hebt gekozen, zijn de volgende instellin-
gen mogelijk:
Luchtvering automatisch in-/uitstappen
Wanneer deze functie is geselecteerd, gaat het
voertuig automatisch
vanuit de stand rijhoogte
omlaag wanneer de auto in de parkeerstand is
gezet voor meer in-/uitstapcomfort. Kies om uw
keuze te maken de schermtoets "Auto Entry/
Exit" (automatisch in-/uitstappen) en selecteer
"aan" of"uit" gevolgd door de schermtoets met
de pijl naar links.
Schermberichten voor de luchtveringWanneer "All"(Alle) geselecteerd is, worden alle
waarschuwingen voor de luchtvering weergege-
ven. Wanneer "Warnings Only" (Alleen waarschu-
wingen) is geselecteerd, worden alleen de lucht-
veringwaarschuwingen weergegeven. Stand Tire/Jack (Band/krik)
Wanneer deze functie is geselecteerd,wordt de
luchtvering uitgeschakeld om te voorkomen dat
de vering automatisch wordt afgesteld, terwijl het voertuig op een krik staat om een wiel te
verwisselen. Kies om uw keuze te maken de
schermtoets
"Tire Jack Mode" (Stand (band/
krik) en selecteer "aan"of"uit" gevolgd door de
schermtoets met de pijl naar links.
Transportstand
Wanneer deze functie is geselecteerd, wordt de
luchtvering uitgeschakeld
om het mogelijk te
maken om de auto op een oplegger te trekken.
Kies om uw keuze te maken de schermtoets
"Transport Mode" (transportstand) en selecteer
"aan" of"uit" gevolgd door de schermtoets met
de pijl naar links.
Stand Wheel Alignment (wieluitlijning)
Deze functie voorkomt dat de luchtvering auto-
matisch wordt
afgesteld tijdens het uitvoeren
van werkzaamheden voor de wieluitlijning. Al-
vorens de wielen uit te lijnen, moet deze stand
worden ingeschakeld. Raadpleeg uw erkende
dealer voor meer informatie.
204
Radio instellen — indien aanwezig
Na het kiezen van de schermtoets"Radio
Setup" (radio instellen) zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Regional (regionaal)
Als deze functie is geselecteerd, wordt het
volgen van regionale services geforceerd,
waardoor automatisch naar netwerkstations
wordt geschakeld. Als u de regionale instelling
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets "Off"(uit) of
"On" (aan). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
Instellingen herstellen
Na het kiezen van de schermtoets "Restore
Settings" (instellingen herstellen) zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Instellingen herstellen
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
de standaardinstellingen van het scherm, de
klok, het geluid en de radio hersteld. Om de
standaardinstellingen te herstellen kiest u de
schermtoets "Restore Settings" (instellingen
herstellen). Er verschijnt een dialoogvenster
waarin u wordt gevraagd "Weet u zeker dat ualle persoonlijke gegevens wilt wissen?"
en kies
"OK" om ze te wissen of "Cancel"(annuleren)
om af te sluiten. Nadat de standaardinstellingen
zijn hersteld, verschijnt een bericht met de tekst
"settings reset to default" (instellingen terugge-
steld naar standaardinstellingen). Kies de
schermtoets OK om af te sluiten.
Persoonlijke gegevens wissen
Nadat u de schermtoets "Clear Personal Data
Settings" (instellingen persoonlijke gegevens
wissen) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk:
Persoonlijke gegevens wissen
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, wor-
den alle
persoonlijke gegevens verwijderd,
waaronder Bluetooth® apparaten en voorkeur-
zenders. Om persoonlijke informatie te verwij-
deren, kiest u de schermtoets "Clear Personal
Data" (persoonlijke gegevens wissen). Er ver-
schijnt een dialoogvenster waarin u wordt ge-
vraagd "Weet u zeker dat u alle persoonlijke
gegevens wilt wissen?" en kies"OK"om ze te
wissen of "Cancel"(annuleren) om af te sluiten.
Nadat de gegevens zijn gewist, verschijnt een
bericht met de tekst "Persoonlijke gegevens gewist". Om terug te keren naar het vorige
menu, kiest u de schermtoets met de pijl naar
links.
Customer Programmable Features
(door de klant te programmeren
functies) — Uconnect® 8.4 Settings
(instellingen Uconnect® 8.4)Kies de schermtoets
"Settings"(instellingen) om
het scherm menu-instelling weer te geven. In
deze modus geeft het Uconnect® systeem u
toegang tot programmeerbare functies waarmee
de auto kan zijn uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance
(Veiligheid/hulp), Lights (Verlichting), Doors &
Locks (Portieren en sloten), Auto-On Comfort
(Comfort automatisch aan), Engine Off Operation
(Stroom bij uitgeschakelde motor), Compass Set-
tings (Kompasinstellingen), Audio and Phone/
Bluetooth (Audio- en telefoon/Bluetooth).OPMERKING:
Er kan telkens slechts één onderdeel van
het aanraakscherm tegelijk worden weerge-
geven.
205
Kies de schermtoets om de gewenste modus te
activeren . Zodra de gewenste modus actief is,
kunt u een instelling kiezen tot er een vinkje
naast de instelling wordt weergegeven. Dit
geeft aan dat de instelling is gekozen. Nadat de
instelling is voltooid, kiest u de schermtoets met
de pijl naar links of de toets BACK (terug) om
naar het vorige menu terug te keren, of de
schermtoets X om het instellingenscherm te
sluiten. Met behulp van de schermtoetsen met
de pijl Omhoog of Omlaag aan de rechterkant
van het scherm kunt u omhoog en omlaag
schakelen door de beschikbare instellingen.
OPMERKING:
Alle instellingen moeten worden gewijzigd
met het contact in de stand RUN.
Weergave scherm
Nadat u de schermtoets"Display"(weergave
scherm) hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Display Mode (schermmodus)
In dit scherm kunt u een van de automatische
scherminstellingen selecteren.
Voor het wijzi-
gen van de modusstatus drukt u kort op de schermtoets Day (dag), Night (nacht) of Auto
(automatisch). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
OPMERKING:
Wanneer Day (dag) of Night (nacht) voor de
display-modus wordt geselecteerd, zal bij
gebruik van de Parade-modus de radio de
regeling voor de helderheid van het scherm
bij daglicht activeren, zelfs als de koplam-
pen zijn ingeschakeld.
Display Brightness With Headlights ON
(Helderheid van
het scherm bij ingescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de helderheid van het
scherm bij ingeschakelde koplampen instellen.
Pas de helderheid aan met de schermtoetsen
"+" en"-"of door een punt te kiezen op de
schaal tussen de schermtoetsen "+"en"-". Kies
vervolgens de schermtoets met de pijl naar
links. OPMERKING:
Om de instelling van het
Display Brightness
with Headlights ON (Helderheid van de
weergave bij ingeschakelde koplampen) te
wijzigen, moeten de koplampen aan staan
en mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
Display Brightness With Headlights OFF
(Helderheid van
het scherm bij uitgescha-
kelde koplampen)In dit scherm kunt u de helderheid van het scherm
bij uitgeschakelde koplampen instellen. Pas de
helderheid aan met de schermtoetsen "+"en"-"of
door een punt te kiezen op de schaal tussen de
schermtoetsen "+"en"-". Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.OPMERKING:
Om de instelling van het Display Brightness
with Headlights OFF (Helderheid van de
weergave bij uitgeschakelde koplampen) te
wijzigen, moeten de koplampen uit staan en
mag de dimschakelaar niet in de standen
party of parade staan.
206