Page 481 of 710

513
Rijden met uw auto
Starten van de motor✽✽
AANWIJZING
- Kickdown-mechanisme
(indien van toepassing)
Het kickdown-mechanisme in het
gaspedaal voorkomt dat er onbedoeld
met volgas wordt gereden door het
gaspedaal extra weerstand te geven. Als
het gaspedaal echter voor meer dan
80% wordt ingetrapt, wordt er mogelijk
al met volgas gereden en zal het
gemakkelijker zijn om het pedaal
verder in te trappen. Dit duidt niet op
een storing.Starten van de benzinemotor
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key bij u hebt of laat deze in de auto.
2. Controleer of de parkeerrem goed is geactiveerd.
3. Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met de selectiehendel in stand N.
4. Druk de toets Engine Start/Stop in.
Hij dient gestart te worden zonder het
gaspedaal in te trappen.
5. Breng de motor niet op bedrijfstemperatuur door hem
stationair te laten draaien. Ga rijden
met gematigde motortoerentallen.
(Vermijd krachtig accelereren endecelereren.)
WAARSCHUWING
Draag altijd geschikte schoenen tijdens het rijden. Ongeschikte
schoenen (hoge hakken,
skischoenen, enz.) kunnen het
bedienen van het rempedaal, hetgaspedaal.
Start de auto niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
Wacht totdat het motortoerental normaal is. De auto kan
plotseling in beweging komen als
het rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
Page 482 of 710

Rijden met uw auto
14
5
Starten van de dieselmotor
Om de dieselmotor te starten bij koude
motor moet deze voorgegloeid worden
voordat de motor wordt gestart, en
vervolgens opgewarmd worden voordat
u gaat rijden.
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met
de selectiehendel in stand N.
3. Druk de toets Engine Start/Stop in terwijl u het rempedaal ingetrapthoudt.
4. Houd het rempedaal ingetrapt totdat het controlelampje voorgloeien dooft.
(ongeveer 5 seconden)
5. De motor start wanneer het controle- lampje voorgloeien dooft.
✽✽
AANWIJZING
Als u de toets Engine Start/Stop
nogmaals indrukt terwijl de motor
voorgegloeid wordt, kan de motor
aanslaan.
Starten en afzetten van een motor met
turbo/intercooler
1. Voer het toerental van de motor niet te hoog op en accelereer niet direct na
het starten van de motor.
Laat een koude motor enkele
seconden stationair draaien voordat u
wegrijdt om ervoor te zorgen dat de
turbocompressor voldoende smering
krijgt.
2. Na het rijden met hoge snelheid of een lange rit met een zware
motorbelasting dient de motor voor
het afzetten ongeveer 1 min stationair
te draaien. Door de motor stationair te laten
draaien zal de turbo afkoelen voordat
de motor wordt afgezet.
W-60
Controlelampje voorgloeien
OPMERKING
Zet de motor nooit direct af nadat
hij zwaar belast is geweest. Dit kan
zware schade veroorzaken aan de motor of de turbocompressor.
Page 483 of 710

515
Rijden met uw auto
Zelfs als de Smart Key zich in de autobevindt, maar op enige afstand van u, zal de motor mogelijk niet aanslaan.
Wanneer de toets Engine Start/Stop in stand ACC of daarboven staat,
controleert het systeem of de Smart
Key aanwezig is wanneer een van de
portieren geopend wordt. Als de Smart
Key zich niet in de auto bevindt, gaathet controlelampje “”
branden en
verschijnt op het instrumentenpaneel
en het LCD-display de melding "Smart
Key niet in auto" (of "Key not in
vehicle"). En wanneer alle portieren
gesloten worden, zal de zoemer 5
seconden klinken. Het controlelampje
of de waarschuwing dooft wanneer de
auto rijdt. Zorg dat u altijd de Smart
Key bij u hebt.
OPMERKING
Probeer de selectiehendel niet in
stand P te zetten wanneer de motor tijdens het rijden afslaat. Als de verkeersomstandigheden hettoelaten kunt u de selectiehendel in
stand N (vrijstand) zetten terwijl deauto nog rijdt en vervolgens de toets Engine Start/Stop indrukkenom te proberen de motor opnieuw
te starten.WAARSCHUWING
De motor zal alleen aanslaan
wanneer de Smart Key zich in de
auto bevindt. Laat kinderen of anderen die niet
vertrouwd zijn met de auto nooit de
toets Engine Start/Stop of
aanverwante onderdelen aanraken.
Page 484 of 710

Rijden met uw auto
16
5
✽✽
AANWIJZING
Als de batterij bijna leeg is of de Smart Key niet goed werkt, kunt u de
motor starten door de toets ENGINE
START/STOP direct met de Smart
Key in te drukken. De zijde met de
vergrendeltoets moet rechtstreeks de
toets ENGINE START/STOP
aanraken. Als u de Smart Key
rechtstreeks tegen de toets ENGINE
START/STOP houdt, moeten de
Smart Key en de toets ENGINE
START/STOP onder de juiste hoek
ten opzichte van elkaar staan. (Vervolg)(Vervolg)
Wanneer de remlichtzekering is
doorgebrand, kunt u de motor niet
normaal starten. Vervang de zekering
door een nieuwe. Als het niet mogelijk
is, kunt u de motor starten door de
toets Engine Start/Stop in stand ACC
10 seconden ingedrukt te houden. De
motor kan aanslaan zonder dat het
rempedaal ingetrapt wordt. Trap voor
uw eigen veiligheid echter altijd het
rempedaal in voordat u de motor
start.
OPMERKING
Druk de toets ENGINE
START/STOP nooit langer dan 10seconden in, behalve wanneer deremlichtzekering is doorgebrand.
Zet het contact niet in stand START terwijl de motor draait.Anders raakt de startmotormogelijk beschadigd.
ODM052007
Page 503 of 710

535
Rijden met uw auto
Controleer of het waarschuwingslampje
van het remsysteem werkt door het
contact in stand ON te zetten (start de
motor niet). Dit lampje gaat branden
wanneer het contact in stand START of
ON wordt gezet en de parkeerrem is
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor het
wegrijden vrij is en controleer of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem blijft branden nadat de
parkeerrem vrij is en de motor draait, kan
er een storing in het remsysteem zijn.Laat dit direct controleren.Breng de auto indien mogelijk direct tot
stilstand. Als dat niet mogelijk is, rijdt dan
erg voorzichtig door naar een plaats
waar u wel kunt stoppen.
WAARSCHUWING
Gebruik de selectiehendel niet in plaats van de parkeerrem om de auto op zijn plaats te houden.
Schakel bij auto's met
automatische transmissie de
parkeerrem in EN zet deselectiehendel goed in stand P(parkeren).
Laat kinderen en personen die niet bekend zijn met de auto niet
aan de parkeerrem komen. Als de
parkeerrem per ongeluk wordt
gedeactiveerd, kan er ernstigletsel ontstaan.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
WK-23_TF
Page 520 of 710

Rijden met uw auto
52
5
Trailer Stability Assist (TSA)
(indien van toepassing)
De Trailer Stability Assist werkt op
dezelfde manier als de elektronische
stabiliteitsregeling. De Trailer Stability
Assist probeert de auto en de aanhangerte stabiliseren als de aanhanger
uitbreekt of begint te slingeren. Het
uitbreken of slingeren van een
aanhanger kan verschillende oorzaken
hebben. Het slingeren gebeurt meestal
bij hogere rijsnelheden, maar het risico is
het grootst bij zijwind, windstoten en/ofonjuiste belading.
Oorzaken van slingeren: - Hoge snelheid- Harde zijwind
- Te zware of onjuist verdeelde lading- Plotselinge uitwijkmanoeuvres
- Oneffenheden in het wegdek De Trailer Stability Assist houdt de
stabiliteit van de auto en de aanhanger
constant in de gaten. Als de Trailer
Stability Assist signaleert dat de
aanhanger begint te slingeren, worden
automatisch de voorwielen van de autoafgeremd om de combinatie te
stabiliseren. Als dat niet voldoende is,
worden alle wielen automatisch
afgeremd en wordt het motorvermogen
voor zover nodig verminderd. Zodra de
stabiliteit van de combinatie is hersteld,
stopt de werking van de Trailer StabilityAssist.
Hill-start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
Een auto heeft de neiging om achteruit te
rijden als u wegrijdt op een helling. De
Hill-start Assist Control (HAC) voorkomt
dat de auto dan achteruitrijdt, doordat de
remmen automatisch ongeveer 2
seconden bediend worden. De remmen
worden weer gelost wanneer het
gaspedaal ingetrapt wordt of na
ongeveer 2 seconden.
✽✽
AANWIJZING
De HAC werkt niet wanneer de selectiehendel in stand P of N staat.
De HAC wordt wel geactiveerd
wanneer het ESC-systeem
uitgeschakeld is, maar niet wanneer
er een storing in het ESC-systeem is
opgetreden.
WAARSCHUWING
De HAC werkt maar ongeveer 2
seconden. Trap dus altijd hetgaspedaal in wanneer de auto in
beweging komt.
Page 534 of 710

Rijden met uw auto
66
5
Om het LDWS in te schakelen, drukt u op de toets terwijl de toets ENGINE
START/STOP in stand ON staat. Hetcontrolelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden. Druk
opnieuw op de toets om het LDWS uit te
schakelen.
De kleur van het symbool is afhankelijk
van de conditie van het LDWS.
- Wit : De sensor signaleert geen
rijstrookmarkering.
- Groen : De sensor signaleert de
rijstrookmarkering. Als uw auto de rijstrook verlaat terwijl het
LDWS is ingeschakeld en de rijsnelheid
hoger is dan 60 km/h, dan werkt de
waarschuwing als volgt:
1. Visuele waarschuwing
Als u de rijstrook verlaat, knippert de
rijstrook die u verlaat geel op het LCD-
display met een interval van 0,8 s.
2. Hoorbare waarschuwing
Als u de rijstrook verlaat, klinkt het
waarschuwingsgeluid met een interval
van 0,8 s.
ONC053002
ONC053003
ONC053004
ONC053005
■
Wanneer de sensor de rijstrookmarkering
signaleert■ Waarschuwing bij het overschrijden van de
linker rijstrookmarkering
■ Wanneer de sensor de rijstrookmarkering niet
signaleert
■ Waarschuwing bij het overschrijden van de
rechter rijstrookmarkeringONC053001
Page 557 of 710

589
Rijden met uw auto
Is het niet anders mogelijk dan de auto
op een helling te parkeren, doe dit dan
als volgt:
1. Zet de auto op de parkeerplaats. Draaihet stuurwiel in de richting van de
stoeprand (rechtsom als u parkeert opeen aflopende helling, linksom op eenstijgende helling).
2. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren) als de auto een
automatische transmissie heeft.
3. Trek de parkeerrem aan en sluit de auto af.
4. Plaats blokken voor de wielen van de aanhanger in de richting van deaflopende helling.
5. Start de auto, houd de rem ingetrapt, schakel in de vrijstand, zet de
parkeerrem los en laat het rempedaal
langzaam opkomen tot de blokken het
gewicht van de aanhangertegenhouden. 6. Trap het rempedaal weer in, trek de
parkeerrem weer aan en zet de
automatische transmissie in stand P
(parkeren).
7. Zet de motor af en laat het rempedaal los, maar laat de parkeerrem
aangetrokken blijven. Wegrijden op een helling
1. Zet de automatische transmissie in
stand P (parkeren), houd het
rempedaal ingetrapt en:
versnelling of in stand D.
2. Laat het rempedaal langzaam los.
3. Rijd langzaam vooruit tot de aanhanger los komt van de blokken.
4. Stop en laat de blokken door iemand oprapen en opbergen.
WAARSCHUWING
- Parkeerrem
Stap niet uit voordat de parkeerrem
goed is aangetrokken.
Als u de motor laat draaien, kan de
auto plotseling in beweging komen.
Uzelf of andere mensen kunnen
hierdoor ernstig letsel oplopen.