52VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RUITEN REINIGENMet de rechter hendel fig. 59kunt u de
ruitenwissers/-sproeiers en achterruit-
wisser/-sproeier (indien aanwezig) bedie-
nen.
RUITENWISSERS/SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand Mstaat.
De draaiknop van de rechter hendel kan
in vier standen worden gezet:
0ruitenwissers uitgeschakeld;
Iwissen met interval;
1langzaam continu wissen;
2snel continu wissen.S
Tijdelijk wissen (een slag): als u de
hendel loslaat, springt deze direct
weer in stand 0 en schakelen de rui-
tenwissers automatisch uit.
Als u de hendel iets naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in, ongeacht de stand van de
draaiknop. Als het dimlicht of grootlicht
brandt, gaan gelijktijdig ook de koplamp-
sproeiers (indien aanwezig) werken. Ver-
volgens voeren de ruitenwissers een cy-
clus van drie slagen uit.Gebruik de ruitenwisser niet
om lagen sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de
ruitenwissers te zwaar worden belast, de
beveiliging in, die ervoor zorgt dat de rui-
tenwissers enkele seconden worden uit-
geschakeld. Als hierna de werking niet
wordt hervat (ook na een herstart van
de auto met de contactsleutel), wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Om het onderhoud (bijvoorbeeld het rei-
nigen van de voorruit of het vervangen van
de wisserbladen) eenvoudiger uit te kun-
nen voeren, gaan de ruitenwissers in een
verticale stand staan als de hendel naar be-
neden wordt bewogen binnen 60 secon-
den nadat de contactsleutel in stand Sis
gezet of is uitgenomen; de ruitenwissers
kunnen nu omhoog worden geklapt voor
het vervangen van de rubbers of voor het
reinigen.
BELANGRIJK Om eventuele schade aan
de carrosserie te voorkomen, mogen de
ruitenwissers uitsluitend omhoog worden
geklapt als ze eerst in verticale stand zijn
gezet volgens de hiervoor beschreven pro-
cedure.fig. 59
F0P0051m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 52
53
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
De regensensor (indien aanwezig) is een
elektronische voorziening voor de rui-
tenwissers en zorgt ervoor dat de fre-
quentie van de slagen van de ruitenwissers,
tijdens het wissen met interval, automa-
tisch wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
De regensensor wordt automatisch inge-
schakeld als u de rechter hendel in stand
AUTOzet en heeft een regelbereik dat
geleidelijk varieert van stilstaande ruiten-
wissers (geen enkele slag) bij een droge
ruit, tot de eerste snelheid (langzaam con-
tinu wissen) bij veel regenval.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag. REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de
achteruitkijkspiegel, staat in contact met
de voorruit en zorgt ervoor dat de fre-
quentie van de slagen van de ruitenwissers,
tijdens het wissen met interval, automa-
tisch wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
WAARSCHUWING Houd de ruit in de
omgeving van de sensor schoon.
Als de regensensor fig. 60aanwezig is:
0Ruitenwissers uitgeschakeld.
IWissen met interval.
1Langzaam continu wissen.
2Snel continu wissen.
AUTOInschakeling regensensor (auto-
matische werking). Als de hendel wordt
losgelaten, keert deze terug naar stand 0.
fig. 60
F0P0052m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 53
54VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking.
Zet voor het uitschakelen van de regen-
sensor de hendel van de ruitenwissers in
stand I, 1of 2. Bij uitschakeling van de
functie verschijnt er een melding op het
display.
Voor het inschakelen van de regensensor
moet de hendel in een andere stand wor-
den gezet en daarna in stand AUTO.De regensensor kan de volgende specia-
le omstandigheden die van invloed zijn op
de gevoeligheid van de sensor signaleren
en zichzelf aanpassen:
❒
vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒
waterstrepen veroorzaakt door ver-
sleten wisserrubbers;
❒
verschil tussen dag en nacht (het zicht
wordt ‘s nachts sterker gehinderd door
vocht op de ruit).Als u de hendel iets naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in, ongeacht de stand van de
draaiknop. Als het dimlicht of grootlicht
brandt, gaan gelijktijdig ook de koplamp-
sproeiers (indien aanwezig) werken. Ver-
volgens voeren de ruitenwissers een cy-
clus van drie slagen uit.
Schakel de regensensor niet
in als de auto in een wastun-
nel wordt gereinigd.
ATTENTIE!
Voor het reinigen van de
voorruit moet altijd worden
gecontroleerd of het systeem is uitge-
schakeld.
ATTENTIE!
Schakel het systeem niet in
als er ijs op de voorruit zit.
ATTENTIE!
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 54
55
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Achterruitwisser
(indien aanwezig) fig. 61
De werking kan alleen plaatsvinden als het
contactslot in stand Mstaat.❒
Draai de knop Avan stand 0in stand
'.
Als de ruitenwissers zijn ingeschakeld en
u de achteruit inschakelt, schakelt de ach-
terruitwisser automatisch in voor maxi-
maal zicht achter.KOPLAMPSPROEIERS
(indien aanwezig) fig. 62
De “verzonken” koplampsproeiers zijn in
de voorbumper van de auto gemonteerd
en treden in werking als u, bij ingeschakeld
dimlicht, de ruitensproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig of de
koplampsproeiers schoon en in goede
staat zijn.
fig. 62
F0P0054m
Gebruik de achterruitwisser
niet om opgehoopte sneeuw of
ijs van de achterruit te verwij-
deren. In die omstandigheden
grijpt, als de achterruitwisser te zwaar
wordt belast, de beveiliging in, die ervoor
zorgt dat de wisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de wer-
king niet wordt hervat (ook na een her-
start van de auto met de contactsleutel),
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Achterruitsproeier
(indien aanwezig) fig. 61
De werking kan alleen plaatsvinden als het
contactslot in stand Mstaat.❒
Draai de draaiknop Avan stand
'in
stand
&
(onvergrendelde stand) om de
achterruitsproeier in te schakelen.
Gelijktijdig voert de ruitenwisser een cy-
clus van drie slagen uit.
fig. 61
F0P0053m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 55
56VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 63/a
F0P0055m
Gekozen functie,
aanduiding voor
“Cruise-Control”.
Functie uitgescha-
keld, OFF (bijvoor-
beeld bij 107 km/h).
Functie ingeschakeld
(bijvoorbeeld bij 107
km/h).
Snelheid van de auto
hoger (bijvoorbeeld
118 km/h),
de ingestelde
snelheid knippert.
Melding van een
storing in
de werking,
OFF - de streepjes
knipperen.
De cruise-control toont op het instrumen-
tenpaneel informatie over de werking en de
geprogrammeerde snelheid:
F0P0324mF0P0325mF0P0326mF0P0327mF0P0328m
CRUISE-CONTROL
(SNELHEIDSREGELAAR)
(indien aanwezig)“Deze houdt de door de bestuurder ge-
wenste snelheid aan. Dit is een hulpmid-
del tijdens het rijden dat de door de be-
stuurder ingestelde snelheid constant aan-
houdt, mits het verkeer vlot doorstroomt,
maar niet op steile hellingen.
Het systeem kan ingesteld en ingeschakeld
worden als de auto sneller rijdt dan 40
km/h en de vierde versnelling of hoger in-
geschakeld is.Als de auto is uitgerust zowel met een
snelheidsbegrenzer als met cruise-control
(afhankelijk van het land van kentekenre-
gistratie en de motoruitvoering), dan kun-
nen beide functies niet gelijktijdig inge-
schakeld worden.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 56
57
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Functie selecteren
Zet de knop in de stand CRUISE. De
cruise-control is gekozen, maar nog niet
ingeschakeld en er is nog geen snelheid ge-
programmeerd.
F0P0329m F0P0324m
Snelheid voor het
eerst
programmeren
en inschakelen❒
Bedien het gaspe-
daal om de gewens-
te snelheid te berei-
ken.
❒
Druk op de knop SET - of SET +.
De snelheid is geprogrammeerd en inge-
schakeld, waarna de auto deze snelheid
aanhoudt.
F0P0330mF0P0332mF0P0331m
Tijdelijke overschrijding van de
snelheid
Dit is mogelijk door gas te geven, waar-
door tijdelijk met een hogere dan de in-
gestelde snelheid kan worden gereden De
geprogrammeerde waarde knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, dan
gaat de auto weer met de geprogram-
meerde snelheid rijden.
F0P0333m F0P0327m
Opnieuw inschakelen
Druk op de knop als de cruise-control was
uitgeschakeld terwijl er een snelheid is ge-
programmeerd.
De auto gaat met de laatst geprogram-
meerde snelheid rijden.
Ook kan de procedure “Snelheid voor het
eerst programmeren” opnieuw worden
uitgevoerd.
F0P0334m F0P0331m
Uitschakelen
(OFF)❒
Druk de knop in of
trap het rem- of
koppelingspedaal in.
F0P0334mF0P0335mF0P0325m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 57
58VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Geprogrammeerde
snelheid wijzigen
Er zijn twee mogelijk-
heden om de gepro-
grammeerde snelheid
te verhogen:
Zonder gebruik van het gaspedaal:
❒
druk op de knop Set +.
Kort indrukken verhoogt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verhoogt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
M.b.v. het gaspedaal:
❒
verhoog de snelheid tot de gewenste
snelheid
❒
druk op de knop Set + of Set -.
Geprogrammeerde snelheid verlagen:
❒
druk op de knop Set -.
Kort indrukken verlaagt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verlaagt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
F0P0330m F0P0336mF0P0332m
F0P0337m F0P0325m
Functie uitschakelen
Zet de draaiknop in stand 0of verwijder
de contactsleutel uit het contactslot.
Geprogrammeerde snelheid
wissen
Als de auto stilstaat en de contactsleutel
uitgenomen is, dan wordt de snelheid uit
het geheugen van het systeem gewist.
F0P0328m
Storingen in de werking
De geprogrammeerde snelheid wordt ge-
wist en vervangen door drie streepjes.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.Correct gebruik
Let op als de geprogrammeerde snelheid
wordt gewijzigd door de knop ingedrukt
te houden, omdat de snelheid snel ver-
hoogd of verlaagd kan worden.
Gebruik de cruise-control niet tijdens het
rijden op gladde wegen of in druk verkeer.
Op steile afdalingen kan de cruise-control
niet verhinderen dat de auto sneller dan
de geprogrammeerde snelheid gaat rijden.
De cruise-control vormt in geen enkele si-
tuatie een ontheffing voor het negeren van
de wettelijke snelheidslimieten of een ver-
vanging voor de waakzaamheid en ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder.
Voorkom dat de werking van de pedalen
wordt gehinderd:
– controleer of de vloermat correct ge-
plaatst is
– plaats niet meerdere vloermatten op el-
kaar.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 58
59
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 63/b
F0P0055m
F0P0338mF0P0339mF0P0340mF0P0341mF0P0342m
Gekozen functie,
weergave van het
symbool “Snelheids-
begrenzer”.
Functie uitgescha-
keld, laatst gepro-
grammeerde snelheid
- OFF (bijvoorbeeld
107 km/h).
Functie ingeschakeld
(bijvoorbeeld bij 107
km/h).
Snelheid van de auto
hoger (bijvoorbeeld
118 km/h),
de ingestelde
snelheid knippert.
Melding van een
storing in
de werking,
OFF - de streepjes
knipperen.
“LIMIT”
SNELHEIDSBEGRENZER
(indien aanwezig)“Deze bestaat uit een instelmogelijkheid voor
de snelheid die de bestuurder niet wil over-
schrijden”. De instelling is mogelijk bij draai-
ende motor en stilstaande of rijdende auto.
De programmeerbare minimum snelheid is
30 km/h.
De bestuurder kan de snelheid van de auto
met de voet op het gaspedaal regelen. Ech-
ter een weerstandspunt in de gaspedaalslag
geeft aan dat de geprogrammeerde snelheid
is bereikt. Door het gaspedaal voorbij dit
weerstandspunt in te trappen kan de gepro-
grammeerde snelheid worden overschreden.Om de begrenzer weer te kunnen ge-
bruiken, moet u het gaspedaal geleidelijk
loslaten en langzamer dan de geprogram-
meerde snelheid gaan rijden.
Als de auto is uitgerust zowel met een
snelheidsbegrenzer als met cruise-control
(afhankelijk van het land van kentekenre-
gistratie en de motoruitvoering), dan kun-
nen beide functies niet gelijktijdig inge-
schakeld worden.
De instelling is mogelijk bij draaiende mo-
tor zowel bij een stilstaande als een rij-
dende auto.De begrenzer toont op het instrumen-
tenpaneel informatie over de werking en
de geprogrammeerde snelheid:
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 59