Page 142 of 207
Stadslichten/remlichten
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
MISTACHTERLICHT/
ACHTERUITRIJLICHT
109)
Om de lampen van de mistachterlichten
A fig. 103 of de achteruitrijlichten B fig.
103 te vervangen, als volgt te werk
gaan:
❒draai de lamphouder C fig. 104
linksom, verwijder de lamp en
vervang hem.3
eREMLICHT
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
❒druk het lampenglas A op het punt
aangegeven in afbeelding fig. 105
opzij om de borgveer samen te
drukken, trek vervolgens de lichtunit
van de kentekenverlichting A naar
buiten;
❒draai de lamphouder B fig. 106
linksom, verwijder lamp C en vervang
hem.
103A0L0097
104A0L0126105A0L0136
106A0L0099
138
NOODGEVALLEN
Page 146 of 207
BELANGRIJK
110) Als de zekering opnieuw
doorbrandt, neem dan contact op
met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
111) Vervang een zekering nooit
door een exemplaar met een
hogere stroomsterkte (ampère);
BRANDGEVAAR.
112) Als een hoofdzekering
(MAXI-FUSE, MEGA-FUSE,
MIDI-FUSE) doorbrandt, neem
dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
113) Alvorens een zekering te
vervangen, moet men controleren
of de contactsleutel uit het slot
is genomen en of alle
stroomverbruikers uit staan en/of
zijn uitgeschakeld.
114) Als een hoofdzekering van een
veiligheidssysteem (airbags,
remmen), transmissiesysteem
(motor, versnellingsbak) of
stuurinrichting doorbrandt, neem
dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
BELANGRIJK
16) Vervang een doorgebrande
zekering nooit door metalen
draden of ander materiaal.
17) Als de motorruimte moet worden
gereinigd, zorg er dan voor dat de
waterstraal niet rechtstreeks op
de zekeringenkast wordt gericht.
142
NOODGEVALLEN
Page 148 of 207

DE ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt om deze werkzaamheden
uit te laten voeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
Geadviseerd wordt een acculader te
gebruiken met een nominale spanning
van 12V en maximumstroom van 15A,
gedurende een periode van 12–24
uur. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
❒schakel de acculader in;❒schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
OPKRIKKEN VAN DE
AUTO
Als de auto opgekrikt moet worden,
neem dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt, dat naast
de benodigde specifieke apparatuur
over geschikte garagekrikken en
hefbruggen beschikt.
Het is indien nodig ook mogelijk om
geschikte verlaagde hydraulische
krikken voor het opkrikken te
gebruiken.
De hefpunten van de auto zijn
gemarkeerd op de zijskirts met de
symbolen
(zie punten getoond in fig.
115).
De juiste steunpunten voor het
opkrikken van de voor- en achterkant
van de auto worden getoond in fig. 116
en fig. 117.
115A0L0029
144
NOODGEVALLEN
Page 149 of 207
BELANGRIJK Onthoud bij het plaatsen
van de auto op de hefarmen dat de
motor zich aan de achterkant bevindt,
wat derhalve van invloed is op de
gewichtsverdeling. Om die reden
moeten de kortere armen de achterkant
en de langere armen de voorkant
ondersteunen.
18) 19)
BELANGRIJK
18) Zorg ervoor dat de hefarmen
correct in de getoonde punten
worden geplaatst, om schade aan
het koolstofvezelchassis en de
carrosseriedelen te voorkomen.
19) Om schade aan het
koolstofvezelchassis te
voorkomen, mag de auto niet
worden opgekrikt met standaard
hydraulische krikken, maar alleen
met geschikte verlaagde
hydraulische krikken. Neem
contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
SLEPEN VAN DE
AUTO
20)
Het bij de auto geleverde sleepoog
bevindt zich in de gereedschapshouder
in de bagageruimte.
MONTAGE VAN HET
SLEEPOOG
Neem sleepoog A en draai het helemaal
vast op de pen met schroefdraad fig.
118.
115) 116) 117)
116 - AchterkantA0L0128
117 - VoorkantA0L0127
118A0L0107
145
Page 152 of 207

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is uiterst belangrijk
voor een lange levensduur van de auto
onder optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Alfa Romeo een
reeks controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die elke 20.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Vóór 20.000 km en vervolgens tussen
elke twee servicebeurten is het sowieso
nodig om bepaalde onderdelen van
het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema te controleren (bijv.
periodieke controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning,
enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door
het Speciale Alfa Romeo Servicepunt
uitgevoerd. Eventuele reparaties die
nodig blijken tijdens het uitvoeren van
de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na toestemming van de klant.BELANGRIJK:
2000 km voordat er een
onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd, verschijnt er een speciaal
bericht op het display en gaat het
lampje branden.
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Het wordt geadviseerd het speciale Alfa
Romeo Servicepunt onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
148
ONDERHOUD EN ZORG
Page 154 of 207

km x 1000 20 40 60 80 100 120
Maanden 12 24 36 48 60 72
Conditie en slijtage remblokken en schijven achterremmen
controleren en de werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●●
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoeling,
remmen, ruitensproeiers, enz.)●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren●
Toestand van de getande distributieriem controleren●
Slag handremhendel controleren en, indien nodig, afstellen (of om
de 12 maanden)●●●●●●
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
managementsysteem van brandstoftoevoer/motor en
automatische versnellingsbak en de verslechtering van de
motorolie te controleren●●●●●●
Oliepeil van de automatische versnellingsbak met dubbele
koppeling controleren en eventueel bijvullen●
Bougies vervangen (#)●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen●
(#) De volgende zaken zijn van vitaal belang om de correcte werking te garanderen en ernstige schade aan de motor te voorkomen: gebruik uitsluitend bougies van
hetzelfde merk en type die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren (zie de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houd u strikt aan
de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde Onderhoudsschema; geadviseerd wordt contact op te nemen met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt om de bougies te laten vervangen.
150
ONDERHOUD EN ZORG
Page 160 of 207

❒houd de plug vlakbij de opening, leg
een vinger op het middelste gat B
fig. 122 in de plug en verwijder hem:
het niveau is zichtbaar op de
bedieningspijp C fig. 123 vanwege de
capillariteit;
❒zet, na de controle, de plug B terug
met de bedieningsleiding C in de
beginstand;
❒zet het rooster van de motorkap
terug en draai de 4 zelftappende
schroeven A vast.
WAARSCHUWING Sluit de plug weer
door hem horizontaal te houden (niet
gericht naar de motorkap) om te
voorkomen dat het openingslipje op
een moeilijk bereikbare plaats vast blijft
zitten.
Het wordt aanbevolen de
ruitensproeiervloeistof regelmatig te
controleren, met name in
rijomstandigheden waarbij de
ruitensproeier intensief gebruikt wordt.
Als het niveau onvoldoende is, dat
wil zeggen dat er geen vloeistof in de
leiding zit, ga dan als volgt te werk:
❒om elke interferentie tijdens de
procedure te voorkomen, het
ruitenwisserblad omhoog zetten
zoals beschreven in de paragraaf
"Ruitenwisser" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg";❒draai de 4 zelftappende schroeven A
fig. 121 los met de bijgeleverde
schroevendraaier. Verwijder
het rooster van de motorkap;
❒neem de witte trechter D fig. 124
voor het bijvullen van de
ruitensproeiervloeistof/brandstof en
de verlengbuis uit de servicekit in
de bagageruimte;
❒neem plug B fig. 122 met de
vloeistofbedieningspijp weg via de
opening van de motorkap op het
rooster;
❒zet trechter D fig. 124 en de
verlengpijp in de hals van het
reservoir en vult het bij;
❒verwijder, na het bijvullen, trechter D
met de verlengpijp;
❒zet plug B terug met de peilstok;
❒zet het rooster van de motorkap
terug en draai de 4 zelftappende
schroeven A vast.
REMVLOEISTOF
125) 126)
25) 26)
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofniveau te controleren:
❒draai de 2 zelftappende schroeven E
fig. 125 los en verwijder het
beschermpaneel;
122A0L0131
123A0L0147
156
ONDERHOUD EN ZORG
Page 161 of 207

❒Controleer of het de vloeistof op het
maximumniveau staat.
❒zet, na de controle, het
beschermpaneel terug en draai de 2
zelftappende schroeven E vast.Als het vloeistofniveau in het reservoir
onvoldoende is, ga dan als volgt te
werk:
❒neem de zwarte trechter voor het
bijvullen van de remvloeistof en de
verlengbuis uit de servicekit in de
bagageruimte;
❒draai de dop van het reservoir los en
zet trechter F fig. 126 met de
verlengpijp in de opening van het
reservoir;
❒verwijder, na het bijvullen, trechter F
met de verlengpijp;
❒draai de dop van het reservoir vast;
❒zet het beschermpaneel terug en
draai de 2 zelftappende schroeven E
vast.
WAARSCHUWING Wees uiterst
voorzichtig bij het verwijderen van de
dop van de opening om te voorkomen
dat de dop in de carrosserie van de
auto valt.
BELANGRIJK
21) Let erop dat de verschillende
types vloeistoffen bij het bijvullen
niet verwisseld worden: ze kunnen
absoluut niet met elkaar
gecombineerd worden! Bijvullen
met een ongeschikte vloeistof kan
leiden tot ernstige schade aan
het voertuig.
22) Het oliepeil mag het MAX-teken
nooit overschrijden.
23) Voeg geen olie met andere
specificaties dan die van de olie
die al in de motor zit toe.
24) PARAFLU
UPanti-vriesvloeistof
wordt gebruikt in het
motorkoelsysteem; gebruik
hetzelfde vloeistoftype dan het
type dat al in het koelsysteem zit
als er bijgevuld wordt.
PARAFLU
UPmag niet met andere
typen anti-vriesvloeistoffen
worden gemengd. Als er toch
bijgevuld is met een ongeschikt
product, start dan in geen enkele
omstandigheid de motor en neem
contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
124A0L0148
125A0L0149
126A0L0160
157