Basisbediening39
MenuActieAanraakschermTouchpadNavigatiemenuActuele audio-informatie
naar het Driver Information
Center sturen1 vinger, beweeg in de richting van het
Driver Information CenterKaart pannen1 vinger, beweeg dwars over het scherm2 vingers, beweeg naar
boven, beneden, links of
rechtsKaart centreren1 vinger, tik op een lokatie op de kaart als
u deze rondom dit punt wilt centrerenInzoomen op de kaartKnop w op het scherm2 vingers, tegengesteld
bewegen (spreiden)Uitzoomen op de kaartKnop ─ op het scherm2 vingers, naar elkaar toe
bewegen (knijpen)Menu TelefoonActuele audio-informatie
naar het Driver Information
Center sturen1 vinger, beweeg in de richting van het
Driver Information CenterLettertekenherken‐
ningsfunctieLetterteken tekenen1 vinger, beweeg dwars over het scherm1 vinger, over het pad
bewegenBestemming zoeken
starten2 vingers, op het pad
drukken en vasthoudenAfsluitfunctie2 vingers, druk op het pad
40BasisbedieningGeluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kun‐
nen de toonkarakteristieken worden
ingesteld. Stelt u deze in een van de
hoofdmenu's in, dan wordt dit auto‐
matisch ook voor alle overige bron‐
modi overgenomen. Het menu is toe‐ gankelijk vanuit elk specifiek hoofd‐menu audio.
Let op
U kunt een set geluidsinstellingen
als favoriet opslaan. Voor een gede‐
tailleerde beschrijving 3 27.
Selecteer MENU in het betreffende
audiohoofdmenu om het geluidsin‐ stellingenmenu te openen. Selecteer
Instellingen klankkleur .
Treble
Met deze instelling kunt u de hogefrequenties van de audiobronnen ver‐
sterken of dempen.
Pas de instelling aan door op ─ of w
te tikken.
MiddenbereikMet deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Pas de instellingen aan door op ─ of
w te tikken.
Bas
Met deze instelling kunt u de lage fre‐
quenties van de audiobronnen ver‐
sterken of dempen.
Pas de instellingen aan door op ─ of
w te tikken.
Balance en fader instellen Selecteer in de illustratie rechts in hetmenu, het punt in de auto waarop het
geluid optimaal moet zijn.
Pas de instellingen aan door op n,
o , p en q te tikken.
Selecteer Voor of Achter boven en
onder in het voertuigdiagram om snel
tussen de voor- en achterspeakers te wisselen.
Surround (indien voorzien van een Surround
systeem)
Gebruik deze instelling om het sur‐
round-effect te versterken of te dem‐
pen.
Pas de instellingen aan door op ─ of
w te tikken.
46RadioRadioGebruik........................................ 46
Zender zoeken ............................. 46
Frequentiebereikmenu's ..............47
Radio Data System (RDS) ...........48
Digital Audio Broadcasting ..........49Gebruik
De radiofunctie is geïntegreerd in de
AUDIO -toepassing.
Activeren van de radiofunctie
Druk op RADIO op het instrumenten‐
paneel.
Frequentiebereik selecteren Druk herhaaldelijk op RADIO om tus‐
sen de verschillende golfbereiken te
wisselen.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk op t of v om de vorige of vol‐
gende zender te beluisteren.
Handmatig zender zoekenHoud t of v ingedrukt. Laat de be‐
treffende knop los als de gewenste
frequentie bijna bereikt is.
Zenderlijsten
In de zenderlijsten ziet u alle ontvang‐
bare radiozenders in het huidige ont‐ vangstgebied die u kunt selecteren.
Om de zenderlijst van de actuele golf‐ band weer te geven kunt u:
■ Het scherm op een willekeurig punt
aanraken.
■ Selecteer BLADEREN aan de lin‐
kerzijde van het scherm.
■ Draai aan MENU.
De zenderlijst wordt weergegeven.
Radio49
Verkeersinformatie (TP)
Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie uit‐
zenden. Als verkeersinformatie is in‐ geschakeld, wordt de actieve functie
voor de duur van het verkeersbericht
onderbroken.
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Is de ac‐
tuele zender geen verkeersinforma‐
tiezender, dan wordt [ ] weergegeven
en wordt er automatisch naar de vol‐
gende beschikbare verkeersinforma‐
tiezender gezocht. Zodra er een ver‐
keersinformatiezender wordt gevon‐
den, licht [TP] op. Wordt er geen ver‐
keersinformatiezender gevonden,
dan blijft [ ] op het scherm staan.
Als er een verkeersbericht op de be‐
treffende verkeersinformatiezender
wordt uitgezonden, verschijnt er een
bericht.
Annuleer het alarm om de melding te
onderbreken en naar de laatst geac‐
tiveerde functie te gaan.Regio
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Selecteer Regio - Aan of Regio - Uit .
Als de regio-instelling ingeschakeld
is, worden er zo nodig andere fre‐
quenties met dezelfde regionale pro‐ gramma's geselecteerd. Is de regio-
instelling uitgeschakeld, worden al‐
ternatieve frequenties voor de zen‐
ders geselecteerd zonder rekening te
houden met regionale programma's.
Digital Audio Broadcasting
Digital Audio Broadcasting (DAB) is
een innovatief en universeel uitzend‐
systeem.
Voordelen van DAB ■ DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam i.p.v. met
de zendfrequentie.
■ Met DAB kunnen verschillende pro‐
gramma's (diensten) op dezelfdefrequentie worden uitgezonden(ensemble).■ Naast hoogwaardige diensten voor
digitale audio is DAB ook in staat
om programmagerelateerde gege‐
vens en een veelheid aan andere
dataservices uit te zenden, inclusief reis - en verkeersinformatie.
■ Zolang een bepaalde DAB-ontvan‐ ger een signaal van een zender op
kan vangen (ook al is het signaal
erg zwak), is de geluidsweergave
gewaarborgd.
■ Er is fading (zwakker worden van het geluid dat typerend is voor AM-
of FM-ontvangst). Het DAB-signaal wordt op een constant volume
weergegeven.
Als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden geïnterpre‐ teerd, wordt de weergave geheel
onderbroken. Dit kan worden ver‐
meden door in het DAB-optiemenu
DAB-DAB schakelen en/of DAB-
FM schakelen te activeren (zie on‐
derstaand).
■ Interferentie door zenders op nabu‐
rige frequenties (een verschijnsel
dat typisch is voor AM- en FM-ont‐
vangst) doet zich bij DAB niet voor.
52CD-spelerCD-spelerAlgemene aanwijzingen...............52
Gebruik ........................................ 53Algemene aanwijzingen
De CD-speler van het infotainment‐ systeem kan audio-CD's en MP3/
WMA afspelen.Voorzichtig
Plaats in geen geval dvd's, single- cd's met een diameter van 8 cm of
speciaal vormgegeven cd's in de
audiospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en deze ernstig bescha‐
digen. Een vervanging van uw toe‐ stel is dan noodzakelijk.
Belangrijke informatie over
audio- en mp3/wma-cd's ■ De volgende CD-formaten kunnen worden gebruikt:
Cd, cd-r en cd-rw
■ De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO9660 niveau 1, niveau 2, (Ro‐
meo, Joliet)
Het is mogelijk dat MP3- en WMA-
bestanden die in een ander formaat
zijn geschreven dan hierboven ver‐ meld niet correct worden afge‐
speeld en dat hun bestands- en
mapnamen niet correct worden
weergegeven.
■ Audio-cd's met kopieerbeveiliging die niet voldoen aan de audio-cd-
standaard, worden mogelijk niet correct of zelfs helemaal niet afge‐
speeld.
■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbespeelde
cd's. Ga op een correcte manier met de cd's om. Dit geldt vooral
voor zelfgebrande cd-r's en
cd-rw's.
■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's wor‐
den mogelijk niet correct of zelfs
helemaal niet afgespeeld.
■ Bij Mixed-Mode-CD’s (met een combinatie van audio en data,
bijv. MP3) worden alleen de audio‐
tracks herkend en afgespeeld.
■ Zorg dat er bij het wisselen van cd's
geen vingerafdrukken op de cd's
komen.
CD-speler53
■ Berg CD’s onmiddellijk na het uit‐nemen uit de audiospeler op in de
betreffende hoes om ze tegen be‐
schadiging en vuil te beschermen.
■ Vuil en vloeistof op de cd's kunnen de lens van de audiospeler binnen
in het apparaat vies maken en sto‐
ringen veroorzaken.
■ Bescherm cd's tegen warmte en di‐
rect zonlicht.
■ De volgende beperkingen zijn van toepassing op gegevens die op een
mp3/wma-cd zijn opgeslagen:
Maximaal aantal bestanden/songs:
800
Maximaal aantal nestbare fol‐
ders: 8
Wma-bestanden met Digital Rights Management (DRM) van online-
muziekwinkels kunnen niet worden afgespeeld.
WMA-bestanden kunnen alleen
goed worden afgespeeld als deze
met Windows Media Player mini‐
maal versie 9 zijn aangemaakt.
Toepasbare afspeellijst-exten‐
sies: .m3u, .plsDe afspeellijstitems moeten als re‐
latieve paden zijn opgemaakt.
Let op
In dit hoofdstuk wordt alleen het af‐
spelen van mp3-bestanden behan‐
deld, omdat de werking voor mp3-
en wma-bestanden hetzelfde is. Bij
het laden van een cd met wma-be‐
standen verschijnen er mp3-gerela‐
teerde menu's.
Gebruik
Cd afspelen starten Duw een audio- of mp3-cd met de be‐ schreven kant naar boven zo ver in de cd-sleuf dat deze naar binnen wordt
getrokken.
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
cd-functie te activeren.
Een CD verwijderen
Druk op R. De cd wordt uit de cd-sleuf
geworpen.
Als de CD na het uitwerpen niet wordt verwijderd, wordt deze na enkele se‐
conden weer naar binnen getrokken.
Functietoetsen Cd afspelen pauzeren
Selecteer = om afspelen te pauzeren.
Selecteer l om afspelen te hervat‐
ten.
Externe apparaten55Externe apparatenAlgemene informatie....................55
Audio afspelen ............................. 58
Films afspelen .............................. 60Algemene informatie
Onder het armsteun in de midden‐
console bevinden zich een AUX- en
USB-poort en een SD-kaartsleuf voor het aansluiten van externe appara‐
tuur. Een gedetailleerde beschrijving
over het openen van de armsteun
vindt u in de Gebruikershandleiding.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
AUX-ingang
U kunt bijvoorbeeld een iPod of een ander randapparaat op de AUX-in‐
gang aansluiten.
Na het aansluiten op de AUX-ingang
wordt het audiosignaal van het rand‐
apparaat via de luidsprekers van het
Infotainmentsysteem verzonden.
Het volume en de geluidsinstellingen
kunnen via het Infotainmentsysteem
worden aangepast. Alle andere be‐
dieningsfuncties werken via het rand‐
apparaat.
Een apparaat aansluiten
Gebruik de volgende kabel om het
randapparaat op de AUX-ingang van
het Infotainmentsysteem aan te slui‐
ten:
3-polig voor audiobron.
Ontkoppel het AUX-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het AUX-apparaat te verwijderen.
Audiofunctie AUX
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op externe apparatuur afspelen, bv. op een iPod of Smart‐
phone.
56Externe apparaten
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een MP3- speler, USB-opslagstation, iPod of smartphone aansluiten.
Na het aansluiten op de USB-poort werken de bovenvermelde apparaten via de knoppen en menu's van het In‐ fotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, iPods of smartphones
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat of IPod aan
op de USB-poort. Gebruik voor de
iPod de juiste aansluitkabel.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat of een iPod ver‐
schijnt er een bijbehorende foutmel‐ ding en schakelt het Infotainment‐systeem automatisch terug naar de
vorige functie.Ontkoppel het USB-apparaat of de
IPod door een andere functie te se‐
lecteren en daarna het USB-opslag‐
medium te verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Audiofunctie USB
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op USB-opslagmedia
of iPod/iPhone-producten afspelen.
Filmfunctie USB
Het Infotainmentsysteem kan films op USB-opslagmedia afspelen.
SD-kaart
U kunt een SD-kaart in de SD-kaart‐
sleuf plaatsen.
Na het plaatsen van de SD-kaart, werken de diverse functies via de
knoppen en menu's van het Infotain‐
mentsysteem.
Let op
Het Infotainmentsysteem onder‐
steunt niet alle SD-kaarttypen.
Plaatsen/verwijderen van een
SD-kaartVoorzichtig
Probeer nooit een gescheurde,
vervormde of met plakband gere‐
pareerde SD Card te gebruiken.
Als u dat toch doet, kan de appa‐
ratuur beschadigd raken.
Plaats de SD-kaart in de sleuf zoals
onderstaand is weergegeven. De mu‐
ziekfunctie start automatisch.