Page 9 of 341
Kort en bondig79Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Trek aan de hendel, stel de rugleu‐
ning in en laat de hendel los. Laat de
stoel hoorbaar vastklikken.
Stoelpositie 3 49, stoelverstelling
3 49.
Zithoogte
Druk op de schakelaar
boven=stoel omhoogonder=stoel omlaag
Stoelpositie 3 49, stoelverstelling
3 49.
Page 11 of 341
Kort en bondig9Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 49, veiligheidsgor‐
dels 3 56, airbagsysteem 3 60.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
Verstel de hendel aan de onderkant
om verblinding te verminderen.
Binnenspiegel 3 40, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 41.
Buitenspiegels
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar de spiegel links (L) of de spiegel rechts (R) te draaien.
Stel daarna bij.
Bolle buitenspiegels 3 38, elektri‐
sche verstelling 3 38, inklapbare
buitenspiegels 3 38, verwarmde
buitenspiegels 3 40.
Page 12 of 341
10Kort en bondigStuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij
stilstaande auto en ontgrendeld
stuurslot verstellen.
Airbagsysteem 3 60, contactslot‐
standen 3 159.
Page 14 of 341

12Kort en bondig
1Elektrische ruitbediening .......42
2 Centrale vergrendeling .........24
3 Buitenspiegels ......................38
4 Lichtschakelaar ..................130
Koplampverstelling ............133
Mistlampen/
mistachterlichten ................137
Instrumentenverlichting ......138
5 Zijdelingse luchtroosters .....155
6 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dim-/
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 136
Omgevingsverlichting ......... 140
Parkeerlichten .....................137
Knoppen voor Driver
Information Center ..............114
7 Cruise control .....................184
Snelheidsbegrenzer ............186
Adaptieve cruise control .....187
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 1958Instrumenten ...................... 102
Driver Information Center .... 114
9 Knoppen voor Driver
Information Center ..............114
10 Wis-/wasinstallatie
voorruit,
koplampsproeiers, wis-/
wasinstallatie achter ............. 90
11 Middelste luchtroosters ......155
12 Sport/Tour-modus ..............181
Traction Control-systeem ...179
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............180
Alarmknipperlichten ...........136
Parkeerhulp/
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 201
Lane Departure Warning ...218
13 Status-LED alarmsysteem ...35
14 Colour-Info-Display ............121
15 Handschoenenkastje ...........7216Controlelamp airbag
activeren/deactiveren .........108
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................106
17 Bedieningsorganen voor
Colour-Info-Display .............121
18 Cd-sleuf
19 Verwarming en ventilatie ....143
20 Elektrische handrem ...........177
21 Touchpad ............................ 121
22 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................175
Automatische
versnellingsbak ..................170
23 Opbergruimte ........................ 72
24 Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 163
Knop brandstofkeuze‐
schakelaar ........................... 104
25 Contact-/Aan/Uit-
schakelaar ........................... 159
26 Claxon .................................. 89
27 Stuurwiel instellen ................88
Page 27 of 341

Sleutels, portieren en ruiten25
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
Werking van afstandsbediening
Ontgrendelen
c indrukken.
De ontgrendelmodus kan in het menu
Persoonlijke instellingen in het Co‐
lour-Info-Display worden ingesteld. U kunt twee instellingen selecteren:
■ Alle portieren, de bagageruimte en de tankklep worden met één druk
op c ontgrendeld.
■ Alleen het bestuurdersportier, de bagageruimte en de tankklep wor‐
den met één druk op c ontgrendeld.
Om alle portieren te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op c.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte afstandsbediening. Opge‐
slagen instellingen 3 24.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Page 49 of 341
Stoelen, veiligheidssystemen47Stoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 47
Voorstoelen .................................. 49
Achterbank ................................... 56 Veiligheidsgordels .......................56
Airbagsysteem ............................. 60
Kinderveiligheidssystemen ..........67Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Ontgrendelknop indrukken, hoogte
instellen, vastklikken.
Page 51 of 341

Stoelen, veiligheidssystemen49Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
■ Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar de
rugleuning schuiven. De afstand tot
de pedalen zo instellen dat uw be‐
nen bij het intrappen van de peda‐
len licht gebogen zijn. De passa‐ giersstoel voorin zover mogelijk
naar achteren schuiven.
■ Uw schouders zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. Stel
de hoek van de rugleuning zo in dat u het stuurwiel gemakkelijk met
licht gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver ach‐
teroverhellen. De aanbevolen hel‐
lingshoek bedraagt maximaal
ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 88.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreedte ruimte
zitten. Uw dijen dienen licht op de
zitting rusten, zonder druk uit te oe‐
fenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 47.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 58.■ De instelbare dijbeensteun zo in‐
stellen dat de afstand tussen de
rand van de zitting en de knieholte
ca. twee vingers breed is.
■ Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de wervel‐
kolom ondersteunt.
Stoelverstelling9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Page 57 of 341

Stoelen, veiligheidssystemen55
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het op‐
vragen stoppen. Houd de verstelknop
van de betreffende elektrisch verstel‐ bare stoel voor de geheugenoptie na
het verwijderen van de blokkering ge‐
durende twee seconden ingedrukt.
Probeer de geheugenstand weer op
te vragen. Raadpleeg een werkplaats als het opvragen niet werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch
overbelast, dan wordt de stroomvoor‐
ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.
Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de opge‐
slagen instellingen van elke positiek‐
nop uitgeschakeld.Armsteun
Druk op de toets en klap de armsteun
omhoog. Onder de armsteun zit een
opbergruimte.
Randapparatuur, zie handleiding In‐
fotainmentsysteem.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. De
controlelamp in de toets geeft de sta‐
tus aan.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐ stelling wordt afgeraden voor perso‐
nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop-startsysteem 3 163.