Page 89 of 111

USB-poort89USB-poortAlgemene aanwijzingen...............89
Opgeslagen audiobestanden afspelen ....................................... 90Algemene aanwijzingen
In de middenconsole onder de knop‐
pen voor de klimaatregeling bevindt
zich een USB-aansluiting voor het
aansluiten van externe audiogege‐
vensbronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB- aansluiting/adapter) of iPod aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de USB-poort kunnen diverse functies van de bo‐
venstaande apparaten worden be‐
diend via de bedieningsorganen en menu's van het infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers, USB-drives, SD Cards of iPods wor‐
den ondersteund door het infotain‐
mentsysteem.Opmerkingen
■ De op de USB-poort aangesloten externe apparaten moeten voldoen
aan de USB Mass Storage Class-
specificatie (USB MSC).
■ Via USB aangesloten apparaten worden ondersteund volgens USB-specificatie V 2.0. Maximaal onder‐
steunde snelheid: 12 Mbit/s.
■ Alleen apparaten met een FAT16/FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
■ Vaste-schijfstations (HDD) worden niet ondersteund.
■ USB-hubs worden niet onder‐ steund.
■ De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO9660 Level 1, Level 2 (Romeo,
Joliet)
Het is mogelijk dat MP3- en WMA- bestanden die in een ander formaat
zijn geschreven dan hierboven ver‐
meld niet correct worden afge‐
speeld en dat hun bestands- en
mapnamen niet correct worden
weergegeven.
Page 90 of 111

90USB-poort
■ De volgende beperkingen zijn vantoepassing op de bestanden die op
het externe apparaat zijn opgesla‐
gen:
Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s
Samplingfrequentie: 48 kHz,
44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1) en
24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz (voor
mpeg-2)
■ Voor de gegevens op externe ap‐ paraten die zijn aangesloten op de
USB-poort gelden de volgende be‐
perkingen:
Aantal tracks: max. 999
Aantal tracks per mapniveau:
max. 512
Diepte mappenstructuur: max.
10 niveaus
Wma-bestanden met Digital Rights Management (DRM) van online-
muziekwinkels kunnen niet worden
afgespeeld.
WMA-bestanden kunnen alleen
goed worden afgespeeld als deze
met Windows Media Player, mini‐
maal versie 9, zijn aangemaakt.Toepasbare afspeellijstexten‐
sies: .m3u, .pls, .wpl
De afspeellijstitems moeten als re‐
latieve paden zijn opgemaakt.
Het systeemkenmerk voor map‐
pen/bestanden dat audiogegevens
bevat, mag niet ingesteld zijn.
Opgeslagen
audiobestanden afspelen Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de modus Mp3 of iPod te
activeren.
Het afspelen van audiogegevens die
op het toestel zijn opgeslagen, wordt
automatisch gestart.
MP3:
iPod:
Toestelspecifiek menu gebruiken
Druk op MENU-TUNE om naar het
menu van het momenteel verbonden apparaat te gaan.
Tracks shuffelen
Alle tracks in willekeurige volgorde af‐ spelen: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 2 in het betreffende
hoofdmenu.
Page 91 of 111
USB-poort91
Herhalen
Een track steeds opnieuw beluiste‐
ren: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 1 in het betreffende
hoofdmenu.
Mappen
Een track uit een map selecteren: se‐
lecteer Mappen . Er verschijnt een lijst
met alle opgeslagen mappen op het
toestel.
Selecteer één van de mappen en se‐ lecteer vervolgens de gewenste
track.
Let op
Deze menuoptie is niet beschikbaar
als er een iPod verbonden is.
Zoeken...
Voor het openen van een menu voor
het zoeken en selecteren van tracks:
selecteer Zoeken....
Selecteer één van de categorieën en selecteer vervolgens de gewenste
track.Toestel verwijderen
Verwijder het toestel veilig door USB
uitnemen of iPod uitwerpen te selec‐
teren en daarna het toestel te ontkop‐
pelen.
Page 92 of 111

92Streaming audio via BluetoothStreaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................92
Bediening ..................................... 92Algemene informatie
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
het Bluetooth-muziekprotocol A2DP
ondersteunen, werken draadloos op
het Infotainmentsysteem.
Opmerkingen ■ Het Infotainmentsysteem werkt al‐ leen met Bluetooth-apparaten die
A2DP (Advanced Audio Distribu‐
tion Profile), versie 1.2 of hoger, on‐ dersteunen.
■ Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote Con‐trol Profile), versie 1.0 of hoger on‐
dersteunen. Als het apparaat
AVRCP niet ondersteunt, werkt al‐
leen de volumeregeling via het in‐ fotainmentsysteem.
■ Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-appa‐
raat op het Infotainmentsysteem
vertrouwd met de gebruiksaanwij‐
zing voor Bluetooth-functies van
het apparaat.Bediening
Voorwaarden Voor de Bluetooth-muziekmodus van
het infotainmentsysteem moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerd
zijn 3 95.
■ De Bluetooth-functie van de ex‐ terne Bluetooth-audiobron moet
geactiveerd zijn (zie gebruiksaan‐
wijzing van het apparaat).
■ Afhankelijk van de externe Blue‐ tooth-audiobron moet u het appa‐
raat wellicht op "zichtbaar" zetten
(zie gebruiksaanwijzing van het ap‐ paraat).
■ De externe Bluetooth-audiobron moet met het infotainmentsysteem
gekoppeld en verbonden zijn
3 95.
Bluetooth-muziekmodus
activeren Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de Bluetooth muziekmo‐
dus te activeren.
Page 93 of 111
Streaming audio via Bluetooth93
Streaming audio via Bluetooth moet
via het Bluetooth-apparaat worden gestart en onderbroken/gestopt.
Bediening via
infotainmentsysteem
Volume aanpassen
Het volume kan via het Infotainment‐
systeem worden aangepast 3 71.
Naar volgende of vorige track gaan
Druk kort op s of u op het be‐
dieningspaneel van het Infotainment‐
systeem.
Page 94 of 111

94TelefoonTelefoonAlgemene aanwijzingen...............94
Bluetooth-verbinding ....................95
Noodoproep ................................. 97
Bediening ..................................... 98
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................101Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoonpor‐
tal worden door elke mobiele telefoon ondersteund. Welke telefoonfuncties
mogelijk zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de bedienings‐ handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
Page 95 of 111

Telefoon95voordat u de telefoon in hands‐free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radionorm voor dedraadloze verbinding van bijv. een te‐
lefoon met andere apparaten. Gege‐
vens zoals een telefoonboek, ge‐
sprekslijsten, de naam van de net‐
werkoperator en de sterkte van de
verbinding kunnen worden overge‐
dragen. Welke functies er beschik‐
baar zijn hangt af van het type tele‐
foon.
Om een Bluetooth-verbinding met het
telefoonportaal tot stand te brengen,
moet de Bluetooth-functie van de mo‐ biele telefoon worden ingeschakeld
en de mobiele telefoon worden inge‐
steld op "zichtbaar". Raadpleeg voor
meer informatie de gebruiksaanwij‐
zing van de mobiele telefoon.
Bluetooth inschakelen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Bluetooth. In het sub‐
menu wordt u een vraag gesteld.Zet Bluetooth op Aan door de vraag
naar keuze met Ja of Nee te beant‐
woorden.
Een Bluetooth-apparaat
koppelen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Telefooninstellingen en vervolgens
Apparaat koppelen .
Of u kunt tweemaal op y / @ drukken.
Het volgende display verschijnt:
Zodra het telefoonportal van het Info‐
tainmentsysteem wordt gedetec‐
teerd, verschijnt het in de apparaten‐ lijst van uw Bluetooth-toestel. Selec‐
teer het telefoonportal.
Voer op verzoek de pincode op uw
Bluetooth-toestel in. De apparaten
worden gekoppeld en verbonden.
Page 96 of 111

96Telefoon
Let op
Het telefoonboek van uw mobiele te‐
lefoon wordt automatisch gedown‐
load. De presentatie en volgorde
van de telefoonboekvermeldingen kunnen op het display van het Info‐
tainmentsysteem en op het display
van de mobiele telefoon verschillend zijn.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was verbonden
met het Infotainmentsysteem, wordt
dat apparaat nu losgekoppeld van het systeem.
Als de Bluetooth-verbinding mislukt:
start de bovenstaande procedure
nogmaals of raadpleeg de gebruiks‐
aanwijzing van het Bluetooth-appa‐
raat.
Let op
Aan het Infotainmentsysteem kun‐
nen maximaal 5 toestellen worden gekoppeld.
De Bluetooth-code wijzigen Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Bluetooth-code wijzigen .
Het volgende display verschijnt:
Voer de gewenste viercijferige pin‐
code in en bevestig de door u inge‐
voerde gegevens met OK.
Een ander gekoppeld apparaat verbinden
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst . Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Er ver‐
schijnt een submenu.
Selecteer de submenuoptie
Selecteren om de verbinding tot
stand te brengen.
Verbinding van apparaat
verbreken
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst . Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Selecteer het gekoppelde apparaat. Er verschijnt een submenu.