Page 65 of 98
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
2
3
4
567
8
9
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan eenYamaha dealer de afstelling uit te voeren.3. Monteer het paneel.
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Vrije slag van gasgreep
1
59C-9-D2.book 17 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 66 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU51972
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval. Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2, 33 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
XP500 90–198 kg (198–437 lb)
XP500A 90–194 kg (198–428 lb): Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Achter: 280 kPa (2.80 kgf/cm2, 41 psi)
Maximale belasting*: XP500 198 kg (437 lb)
XP500A 194 kg (428 lb)
* Totaal gewicht va n bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter): 1.6 mm (0.06 in)
1 2
59C-9-D2.book 18 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 67 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
2
3
4
567
8
9
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-schappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met gietwielen en
tubeless banden met bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zi jn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver- vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA16101
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om te voorkomen dat debanden onder het rijden leeglopen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd. Voorband:
Maat:120/70R15 M/C 56H
Fabrikant/model:
DUNLOP/GPR-100F
BRIDGESTONE/BT011F
Bandventiel:
PVR59A
Luchtventielbuis: #9100 (origineel)
Achterband: Maat:160/60R15 M/C 67H
Fabrikant/model: DUNLOP/GPR-100L
BRIDGESTONE/BT012R
Bandventiel: TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
59C-9-D2.book 19 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 68 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU51921
GietwielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Draai na reparatie of vervanging van
de voorband de ventielmoer en de
borgmoer vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
DAU50861
Vrije slag van voor- en
achterremhendel controlerenVoor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
1. Ventielmoer
2. VentielborgmoerAanhaalmomenten:Ventielmoer:2.0 Nm (0.20 m·kgf, 1.4 ft·lbf)
Borgmoer ventiel:
3.0 Nm (0.30 m·kgf, 2.2 ft·lbf)
1
2
1. Geen vrije slag remhendel
1. Geen vrije slag remhendel
1
1
59C-9-D2.book 20 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 69 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
2
3
4
567
8
9
een vrije slag is, laat dan een Yamaha dea-
ler het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14212
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha dea-
ler ontluchten voordat de machine wordt
gebruikt. Lucht in het hydraulisch sy-
steem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met eenongeluk als gevolg.
DAU53032
Achterremblokkeerkabel
afstellenAls de achterremblokkeerhendel niet goed
functioneert, moet mogelijkerwijs de achter-
remblokkeerkabel worden afgesteld. Als de
achterremblokkeerhendel niet wordt ge-
bruikt, moet de lengte van de achterrem-
blokkeerkabel bij de achterremklauw 43–45
mm (1.69–1.77 in) bedragen.
Controleer de lengte van de achterremblok-
keerkabel regelmatig en stel deze indien
nodig als volgt bij.
Om de achterremblokkeerkabel langer te
maken draait u de stelmoer bij de achter-
remklauw in de richting (a). Om de achter-
remblokkeerkabel korter te maken draait u
de stelmoer in de richting (b). WAARSCHUWING! Vraag een Yamaha
dealer de afstelling te doen als de juiste
afstelling niet haalbaar is volgens de be-
schreven werkwijze.
[DWA16151]
Controleer dat de achterremblokkering is
ontgrendeld en control
eer dat het achter-
wiel soepel ronddraait.
1. Stelmoer
2. Lengte achterremblokkeerkabel
2
1
(a)
(b)
59C-9-D2.book 21 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 70 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU52292
Achterremblokkering
controlerenDe achterremblokkering moet worden ge-
controleerd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.1. Achterremblokkeerkabel afstellen.
2. Bekrachtig de acht erremblokkering en
duw de machine dan iets vooruit om
de achterremblokkering goed te laten
aangrijpen.
3. De achterremblokkeerklauw is voor- zien van een slijtage-indicator die u in
staat stelt om de toestand van de ach-
terremblokkeerblokken te controleren.
Controleer om de achterremblokkeer-
blokken te controleren de positie van
de indicator terwijl u de achterremblok-
keerhendel bedient. Als de indicator
voorbij de slijtage-indicatorgroef be-
weegt, laat dan uw Yamaha dealer de
achterremblokkering controleren.
4. Controleer dat er geen scheuren en
barsten in de rubberen mof zitten.
DAU22312
Controleren van voor- en
achterremblokkenVoorrem
Achterrem
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
1. Slijtage-indicatorgroef
2. Slijtage-indicator
3. Rubberen mof
1 2
3
1. Slijtage-indicator remblok
1. Slijtage-indicator remblok
1
1
59C-9-D2.book 22 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 71 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
2
3
4
567
8
9
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicator zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te de-
monteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer een
remblok zover is afgesleten dat de slijta-
ge-indicator de remschijf bijna raakt, vraag
dan een Yamaha dealer de remblokken als
set te vervangen.
DAU22582
Controleren van
remvloeistofniveauControleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat. Meet het remvloeistof-
niveau en let erop dat de bovenzijde van het
reservoir horizontaal staat. Vul indien nodig
remvloeistof bij.
VoorremAchterrem
WAARSCHUWING
DWA15991
Onjuist uitgevoerd onderhoud kan resul-
teren in verlies van remvermogen. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
Bij een te laag remvloeistofniveau
kan lucht binnendringen in het rem-
systeem, waardoor de rempresta-
ties afnemen.
Reinig de reservoirdop alvorens
deze te verwijderen. Gebruik uitslui-
tend DOT 4 remvloeistof uit een on-
aangebroken verpakking.
Gebruik uitsluitend de aanbevolen
1. Merkstreep minimumniveau
1
1. Merkstreep minimumniveauAanbevolen remvloeistof:
DOT 4
1
59C-9-D2.book 23 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 72 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
1
2
3
4
56
7
8
9
remvloeistof, anders kunnen de
rubberafdichtingen beschadigd ra-
ken met lekkage tot gevolg.
Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Toevoeging van een ander
type remvloeistof dan DOT 4 kan re-
sulteren in een schadelijke chemi-
sche reactie.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreser-
voir kan binnendringen. Water zal
het kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat damp-belvorming kan optreden.
LET OP
DCA17641
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen beschadigen. Veeg gemors-te remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en/of lekkage in het
remsysteem. Controleer daarom de rem-
blokken op slijtage en het remsysteem op
lekkage. Vraag als het remvloeistofniveau
plotseling sterk is gedaald een Yamaha
dealer om een inspectie alvorens verder te
rijden.
DAU22733
Remvloeistof verversenVraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Laat bovendien de
oliekeerringen van de hoofdremcilinders, de
remklauwen en de remslangen vervangen
volgens de intervalperioden of wanneer ze
lek of beschadigd zijn.
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU51991
Doorbuiging aandrijfriemDe doorbuiging van de aandrijfriem moet
door een Yamaha dealer worden gecontro-
leerd en afgesteld volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer-en
onderhoudsschema.
59C-9-D2.book 24 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分