Page 190 of 760
1903-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
■Voorkom een onjuiste werking van de sensoren (auto's met binnenspie-
gel met automatische antiverblindingsstand)
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
WAARSCHUWING
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Page 203 of 760

203
4Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ............ 204
Lading en bagage .............. 218
Rijden met een
aanhangwagen ................ 220
4-2. Rijprocedures
Contactslot (auto's zonder
Smart entry-systeem
en startknop) ................... 232
Startknop (auto's met
Smart entry-systeem
en startknop) ................... 236
Automatische transmissie
(met S-modus) ................. 244
Automatische transmissie
(met M-modus) ................ 251
Multidrive CVT ................... 260
Handgeschakelde
transmissie ...................... 268
Richtingaanwijzer-
schakelaar ....................... 272
Parkeerrem ........................ 274
Claxon ............................... 275
DPF-roetfilter
(Diesel Particulate Filter)/
DPNR-katalysator
(Diesel Particulate-NOx
Reduction) ....................... 2764-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar .................. 279
Automatic High Beam-
systeem ........................... 285
Schakelaar mistlampen ..... 292
Ruitenwissers en
-sproeiers......................... 294
Achterruitenwisser en
-sproeier .......................... 300
4-4. Tanken
Openen van de tankdop .... 302
4-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Cruise control..................... 307
LDA
(Lane Departure Alert) ..... 311
Toyota Parking Assist-
sensor .............................. 319
Schakelaar permanente
vierwielaandrijving
(AWD-uitvoeringen) ......... 325
Stop & Start-systeem ......... 326
Ondersteunende
systemen ......................... 333
Hill Start Assist Control ...... 339
Downhill Assist Control ...... 341
BSM (Blind Spot Monitor) .. 344
• De Blind Spot Monitor-
functie ............................ 351
• De Rear Crossing
Traffic Alert-functie ........ 354
4-6. Rijtips
Rijden in de winter ............. 357
Voorzorgsmaatregelen
bij terreinauto's ................ 362
Page 283 of 760

2834-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
■Dagrijverlichting
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, gaan de
parkeerlichten vóór automatisch branden (op gereduceerde sterkte) als de
motor gestart wordt en de parkeerrem wordt ontgrendeld. Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het donker.
■Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
■Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Type A
●Wanneer de lichtschakelaar in de stand of staat:
De koplampen en de mistlampen vóór gaan uit als het contact UIT wordt
gezet.
●Wanneer de lichtschakelaar in de stand AUTO staat:
De verlichting gaat uit als het contact UIT wordt gezet.
Type B
De koplampen en de mistlampen vóór gaan uit als het contact UIT wordt
gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of draai de licht-
schakelaar eenmaal uit en daarna terug naar stand of . De werking van de sensor kan in nega-
tieve zin beïnvloed worden als er iets over
de sensor heen geplaatst wordt of als er
iets op de ruit wordt aangebracht waar-
door de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist functio-
neert.
Page 284 of 760

2844-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)■Zoemer verlichting
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Er klinkt een zoemer wanneer het contact UIT wordt gezet, de sleutel wordt
verwijderd en het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Er klinkt een zoemer als het contact UIT wordt gezet en het bestuurderspor-
tier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld.
■Automatische verticale koplampverstelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te voorkomen.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 730)
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Page 285 of 760
285
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Automatic High Beam-systeem
Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
staat.
Het controlelampje van het Auto-
matic High Beam-systeem gaat
branden als de koplampen auto-
matisch worden ingeschakeld om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld.
: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een inge-
bouwde camerasensor om de helderheid van bijvoorbeeld de
straatverlichting en de verlichting van tegenliggers en voorlig-
gers te meten, en schakelt indien nodig automatisch het groot-
licht in of uit.
Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem
Page 288 of 760

2884-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
■Het Automatic High Beam-systeem kan ingeschakeld worden als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende omstandigheden wordt het grootlicht mogelijk niet automa-
tisch uitgeschakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht zijn onttrokken als gevolg
van een reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rechter tegemoetkomende rij-
strook op een brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers met uitgeschakelde verlichting
zijn.
●Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld als een tegenligger
wel de mistlampen vóór, maar niet de koplampen heeft ingeschakeld.
●Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld door de aanwezigheid
van huisverlichting, straatverlichting, verkeerslichten of verlichte reclame-
borden.
●De volgende factoren kunnen invloed hebben op de reactietijd van het sys-
teem:
• De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van tegenlig-
gers en voorliggers
• De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant
werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
●Het grootlicht kan op voor de bestuurder onverwachte momenten worden
in- en uitgeschakeld.
Page 289 of 760

2894-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)●In de volgende omstandigheden is het mogelijk dat het systeem de helder-
heid van het omgevingslicht niet correct detecteert, waardoor het grootlicht
kan gaan knipperen of voetgangers worden blootgesteld aan het grootlicht.
Het is daarom raadzaam om het grootlicht handmatig in en uit te schakelen
in plaats van blindelings te vertrouwen op de werking van het Automatic
High Beam-systeem.
• Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Het zicht door de voorruit wordt belemmerd door mist, wasem, ijs, vuil,
enz.
• De voorruit is gebarsten of beschadigd.
• De camerasensor is vervormd of vuil.
• De temperatuur van de camerasensor is extreem hoog.
• De helderheid van het omgevingslicht komt overeen met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen.
• Tegenliggers hebben de koplampen niet ingeschakeld of de koplampen
zijn vuil, hebben een andere kleur of zijn niet correct afgesteld.
• In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinker-
wegen, zandwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige wegen wordt gereden.
• Er bevindt zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een spiegel, voor
de auto.
• De achterzijde van een voorligger is sterk spiegelend, zoals een contai-
ner op een truck.
• De koplampen van de auto zijn beschadigd of vuil.
• De auto helt naar één kant over door bijvoorbeeld een lekke band of ligt
aan de achterzijde wat lager doordat een aanhanger is aangekoppeld.
• Er wordt herhaaldelijk en op een abnormale manier geschakeld tussen
dimlicht en grootlicht.
• De bestuurder meent dat andere bestuurders of voetgangers last hebben
van het grootlicht.
• Wanneer men door een lange tunnel rijdt.
Page 291 of 760

2914-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
OPMERKING
■Aanwijzingen voor het gebruik van het Automatic High Beam-systeem
●Mors geen vloeistof op de camerasensor.
●Breng geen ruitfolie of stickers aan op de camerasensor of op het gedeelte
van de voorruit bij de camerasensor.
●Leg geen voorwerpen op het dashboard. De camerasensor kan de reflec-
tie van deze voorwerpen in de voorruit verwarren met straatverlichting,
koplampen van andere voertuigen, enz.
●Plaats geen parkeerkaart of andere voorwerpen in de buurt van de came-
rasensor.
●Voorkom overbelading van uw auto.
●Breng geen wijzigingen aan de auto aan.
●Vervang de voorruit niet door een niet-originele voorruit.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Vervang de koplampen niet door niet-originele koplampen.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht om ervoor te zorgen dat het
Automatic High Beam-systeem goed
functioneert.
●Raak de camerasensor niet aan.
●Stel de camerasensor niet bloot aan
sterke schokken.
●Neem de camerasensor niet uit elkaar.