76
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet
toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden
(vocht, veel inzittenden, vorst...).
HANDMATIG VERSTELLEN
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van
het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden
automatisch geregeld.
Druk op de toets "AUTO" om het systeem weer volledig
automatisch te laten functioneren.
Om het interieur maximaal te verkoelen of te verwarmen is het
mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
Draai de knop 2 of 3 naar links totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt.
5. Airconditioning aan/uit
Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, wordt het
thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische werking van de airconditioning te hervatten. Het lampje van de
toets "A/C" gaat branden
6. Regeling luchtverdeling
Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te
verdelen naar:
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
- de voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters,
- de voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers,
- de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers,
- de ventilatieroosters,
- de beenruimte van de passagiers,
- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers.
7. Regeling luchtopbrengst
Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te verminderen of naar rechts om deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen de twee propellers, gaan
afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk branden.
Druk op deze toets om het automatische programma "zicht" in te
schakelen. Het lampje van de toets gaat branden.
Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst,
de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een
optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.
Druk nogmaals op deze toets of op "AUTO" om het systeem af
te sluiten. Het lampje van de toets gaat uit en dat van de toets
"AUTO" gaat branden.
3/
ERGONOMIE EN COMFORT
UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM
Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning en het ventilatiesysteem worden
dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Draai de knop van de luchtopbrengst naar rechts of druk op de toets "AUTO" om het systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
Vermijd het te lang rijden met ingeschakelde luchtrecirculatie
of een uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de ruiten
beslaan of de luchtkwaliteit vermindert.
8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje van de toets gaat branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
Druk de toets, zodra de luchtrecirculatie niet meer nodig is, nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te hervatten en het beslaan van de
ruiten te voorkomen. Het lampje van de toets gaat uit.
9. Centrale regeling/gescheiden regeling
Druk op deze toets om de instellingen van de passagierszijde af te stemmen op die van de
bestuurderszijde (centrale regeling). Het lampje van de
toets gaat branden.
ONTWASEMING - ONTDOOIING
ACHTERRUIT
AAN
De ontwaseming - verwarming van de achterruit werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het controlelampje
van de toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het controlelampje van de toets
gaat uit.
Als de motor wordt afgezet voordat de achterruitverwarming
automatisch wordt uitgeschakeld, wordt de achterruitverwarming
weer ingeschakeld als de motor weer wordt gestart.
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het
brandstofverbruik. De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met
de toets op het bedieningspaneel van de verwarming of
airconditioning.
7/
ONDERHOUD
CONTROLES
ACCU ROETFILTER (DIESEL)
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfi lter
geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de
uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren
of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt de rubriek "Accu" voor
meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Het verstopt raken van het roetfi lter wordt aangegeven door
het tijdelijk branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot het
verstopt raken van het roetfi lter.
Ga om het roetfi lter te regenereren, zodra de omstandigheden het
toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje
uitgaat.
Als het lampje blijft branden, raadpleeg dan het hoofdstuk over het
additiefniveau.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en
onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw
auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
LUCHTFILTER EN INTERIEURFILTER
Laat de fi lters periodiek vervangen volgens de in het
garantie- en onderhoudsboekje aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel
stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden vervangen .
Een verstopt interieurfi lter kan de prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren veroorzaken. Laat bij het olie verversen tevens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het
vervangingsinterval van dit onderdeel.
OLIEFILTER
8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal
functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals \
het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten en de
plafonnier nog in totaal maximaal dertig minuten gebruiken.
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu kan deze periode veel
korter zijn.
INSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE
Na het verstrijken van deze tijd geeft een melding op het display aan
dat de eco-mode is ingeschakeld en de actieve functies worden in de
ruststand gezet. Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent:
- kan het gesprek nog 5 minuten worden voortgezet met de handsfree set van uw Peugeot Connect Sound,
- kan het telefoongesprek gewoon worden voortgezet met de Peugeot Connect Nav of de Peugeot Connect 3D Nav.
UITSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart
wordt.
Start de motor om de functies direct weer te kunnen gebruiken en laat
de motor ten minste 5 minuten draaien.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een
juiste lading van de accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van de motor om de accu
bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden (zie de
paragraaf "Accu").
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het
ontladen van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de
accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijd\
elijk
worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand
van de accu dit toelaat.
188
ZEKERINGEN DASHBOARD
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard
(linkerzijde) en bevat twee houders.
Toegang tot de zekeringen
Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Overzicht zekeringen
Zekering Ampère Functies
F2 30 A
Massa vergrendeling en supervergrendeling
F3 5 A Elektronische eenheid airbags, actieve
motorkap en pyrotechnische gordelspanners.
F4 10 A Schakelaar koppelingspedaal,
elektrochromatische binnenspiegel,
automatische transmissie, eenheid
veiligheidsschakeling.
F5 30 A Eentraps elektrische ruitbediening,
voeding inklapbare buitenspiegels.
F7 5 A Plafonniers voor en achter,
kaartleeslampjes, verlichting zonneklep,
verlichting dashboardkastje.
F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning, klokje.
F9 30 A 12V-aansluiting.
F10 15 A Stuurkolomschakelaars.
F 11 15 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F12 15 A Instrumentenpaneel, airconditioning,
geheugeneenheid bestuurdersstoel,
regen-/lichtsensor, airbags.
Houder 1
190
ZEKERINGEN MOTORRUIMTE
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links).\
Toegang tot de zekeringen
Maak het deksel los.
Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf).
Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.
Overzicht zekeringen
Zekering Ampère Functies
F2 15 A Claxon.
F3 10 A Ruitensproeiers voor.
F4 20 A Verlichting overdag.
F5 15 A Luchthoeveelheidsmeter,
koelvloeistofpomp, oliepomp, thermostaat,
voorverwarming blow-by (benzine),
bypass- en EGR-kleppen (diesel),
voorverwarming brandstof (diesel).
F6 10 A Sensor verdraaiing stuurwiel, elektronische
eenheid ABS/ESC, sensor ESC.
F7 10 A Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie,
rempedaalschakelaar met twee functies.
F8 25 A Bediening startmotor.
F9 10 A Diagnoseaansluiting, bochtverlichting,
pomp roetfi lter (diesel).
F 11 40 A Aanjager airconditioning.
INDEX
INDEX
Aanhangergewichten ...............201, 203
Aansluiting 12V .................................. 83
Aansluitingen audio/video ................238
ABS met elektronische remdrukregelaar ........................... 103
Accessoires ..................................... 199
Accu......................................... 159, 176
Accu laden ....................................... 176
Achterlichten .................... 181, 184, 197
Achterruitverwarming......................... 77
Achteruitrijlicht ......................... 181, 184
Actieve motorkap ............................. 106
Afmetingen ...................................... 205
Afstandsbediening .................51, 52, 54
Airbags ............................................. 11 3
Airbags vóór ............................. 114, 117
Airconditioning ................................... 20
Alarmknipperlichten .........................101
Alarmsysteem .................................... 55
Algemeen menu .............................. 312
Aluminium dakbogen .......................197
Antiblokkeersysteem (ABS) .............103
Antispinregeling (ASR) ..............29, 104
Armleuning vóór ................................ 84
Asbak ................................................. 83
Audio-aansluitingen ...........85, 317, 319
Automatische airconditioning .......74, 75
Automatische ruitenwissers .........97, 99
Automatische transmissie ... 20, 133, 160
Automatisch inschakelen alarmknipperlichten .......................101
Automatisch inschakelen
verlichting ................................. 90, 93Autoradio's
......................................... 50
AUX-aansluiting .......................296, 319
AUX-aansluitingen .............85, 238, 317A/ A/
Bagageruimte .................................... 63
Bagageruimte (openen) .....................51
Banden .............................................. 20
Bandenreparatieset .........................161
Bandenspanning ........................20, 206
Bandenspanningscontrole (met set) ........................................ 161
Bandenspanning te laag (detectie) ....................................... 138
Batterij afstandsbediening ...........53, 54
Batterij afstandsbediening vervangen ....................................... 53
Bediening autoradio aan stuurkolom ............................. 216, 311
Bekerhouder ...................................... 81
Beladen ............................................. 20
Benzinemotor ..................151, 153, 201
Beveiliging tegen beknellen ...............58
Beweegbare spoiler .........................107
Binnenspiegel .................................... 71
Bluetooth (handsfree set) .......239-241, 278, 320
Bluetooth (telefoon) ..........239-241, 278
Bochtverlichting ......................... 96, 179
Boordcomputer ............................ 39, 41
Brandstof ................................... 20, 151B/
Brandstofniveaumeter .....................150
Brandstoftank .................................. 150
Brandstof tanken ..................... 150, 151
Brandstoftank leeg (diesel) ..............155
Brandstofverbruik .............................. 20
Brandstofvulklep .............................. 150
Buitenspiegels ............................. 69, 70B/
Carrosserie ...................................... 197
CD-/MP3 -speler .............................. 316
Centrale vergrendeling ................52, 61
CHECK .............................................. 37
Claxon ............................................. 102
Confi guratie van de auto .... 24, 42, 46, 48
Contact ............................................ 129
Controle motorolieniveau ...................33
Controles ................. 153, 154, 159, 160C/
336
Instrumentenpaneel 22-25
Verklikkerlampjes 26-32
Meters 33-36
Knoppen 37-38
- check/onderhoudsindicator/dagteller
- dimmer dashboardverlichting
Lichtschakelaar 89-94
Koplampverstelling 95
Stuurwiel verstellen 68
Claxon 102
Buitenspiegels 69-70
Ruitbediening 58-59
Zekeringen dashboard 186-189
Motorkapontgrendeling 152
Snelheidsbegrenzer 140-142
Snelheidsregelaar 143-145 Plafonniers
78
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels/ airbag aan passagierszijde 110-111
Binnenspiegel 71
Zonneklep 82
Handrem 130
Schakelaar beweegbare spoiler 107-108 Ruitenwisserschakelaar
97-100
Boordcomputer 39-41
Multifunctionele displays 42-50
Klokje 38
Alarmknipperlichten 101
Rij drukschakelaars 15
Peugeot Connect 3D Nav 211-254
Peugeot Connect Nav 255-308
Peugeot Connect Sound 309-328
Noodoproep of pechhulpoproep 102, 207
Ventilatie 73-74
Automatische airconditioning met gescheiden regeling 75-77
Automatische transmissie 133-136
Handgeschakelde versnellingsbak 132
Schakelindicator 137
Hill Holder 131
COCKPIT