
5
12
508RXH_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Presentatie van het HYbrid4-systeem
Wij willen u bedanken voor uw keuze voor 
deze HYbrid4-auto die op een aantal punten 
verschilt van een conventionele auto.
Lees dit instructieboekje aandachtig door om 
alle functies van het hybridesysteem te leren 
kennen. Raadpleeg voor meer informatie het 
hoofdstuk "Hybridesysteem".
De HYbrid4-technologie combineert op slimme 
wijze twee aandrijfconcepten: een  
HDi-dieselmotor die de voor wielen aandrijft en 
een elektromotor die zorgt voor de aandrijving 
van de achter wielen.
Deze twee motoren kunnen afzonderlijk 
of gelijktijdig werken, afhankelijk van de 
geselecteerde stand van het hybridesysteem 
en de rijomstandigheden.
De auto wordt door alleen de elektromotor 
aangedreven in de stand "ZEV " (Zero Emission 
Vehicle) en, bij lage snelheden en wanneer 
weinig vermogen wordt gevraagd, in de 
stand "Auto". Bij wegrijden vanuit stilstand, bij 
accelereren en tijdens het schakelen assisteert 
de elektromotor de dieselmotor.
De batterij die voor de voeding van de 
elektromotor zorgt, wordt tijdens het 
decelereren weer bijgeladen.1.
 HDi-dieselmotor (aandrijving van de 
voorwielen).
2. Elektromotor (aandrijving van de achterwielen).3. 200V-tractiebatterij.
4. Elektronische controle-eenheid vermogen.
5. Dynamo/startmotor (Stop & Start-systeem).
6. 2
Tronic versnellingsbak.
7.
 E
lektrische stromen.
8.
 K
euzeschakelaar HYbrid4.
. 
Overzicht  

12
508RXH_nl_Chap00c_systeme-hybride_ed01-2014
Presentatie
De HYbrid4-technologie combineert op slimme 
wijze twee aandrijfconcepten: een HDi-
dieselmotor die de voor wielen aandrijft en een 
elektromotor die zorgt voor de aandrijving van 
de achterwielen.
Deze twee motoren kunnen afzonderlijk 
of gelijktijdig werken, afhankelijk van de 
geselecteerde stand van het hybridesysteem 
en de rijomstandigheden.
De auto wordt door alleen de elektromotor 
aangedreven in de stand "ZEV " (Zero Emission 
Vehicle) en, bij lage snelheden en wanneer 
weinig vermogen wordt gevraagd, in de 
stand "Auto". Bij wegrijden vanuit stilstand, bij 
accelereren en tijdens het schakelen assisteert 
de elektromotor de dieselmotor.
De batterij die voor de voeding van de 
elektromotor zorgt, wordt tijdens het 
decelereren weer bijgeladen.1.
 HDi-dieselmotor (aandrijving van de voorwielen).2. Elektromotor (aandrijving van de achterwielen).3. 200V-tractiebatterij.4. Elektronische controle-eenheid vermogen.
5. Dynamo/startmotor (Stop & Start-systeem).
6. 2Tronic versnellingsbak.
7. Elektrische stromen.
8.
 K
euzeschakelaar HYbrid4. 
Hybridesysteem  

13
508RXH_nl_Chap00c_systeme-hybride_ed01-2014
Belangrijkste onderdelen van het HYbrid4-systeem
De voorin geplaatste HDi dieselmotor (1) drijft de auto aan via de voor wielen en levert onder 
normale omstandigheden het grootste deel van het vermogen om te kunnen rijden.
Deze motor is voorzien van een dynamo/startmotor (Stop & Star t-systeem) (5) , die het opladen 
van de tractiebatterij regelt en indien nodig voor extra vermogen zorgt (stand 4x4).
Afhankelijk van de geselecteerde stand van het hybridesysteem zorgt de achterin geplaatste 
elektromotor (2)  voor de aandrijving van alleen de achter wielen of vult deze de dieselmotor aan.
De elektromotor regelt de regeneratie van energie en het opladen van de tractiebatterij tijdens het 
decelereren en werkt tot 120 km/h.
Een 200V-tractiebatterij (3)  (hoogspanningsaccu) van het type NI-MH bevat de energievoorraad 
voor de achterin geplaatste elektromotor.
Het laadniveau wordt automatisch op peil gehouden wanneer de auto decelereert.
De tractiebatterij bevindt zich in een compartiment van de bagageruimte dat alleen toegankelijk is 
voor gekwalificeerde technici van de werkplaats.
Het laadniveau  van de tractiebatterij wordt aangegeven door 8 horizontale of verticale streepjes 
(afhankelijk van het type display).
De normale 12V -accu die zich in de motorruimte bevindt, zorgt voor de voeding van de elektrische 
installatie van de auto. Deze accu wordt automatisch bijgeladen door het hoogspanningsnetwerk.
. 
Hybridesysteem  

14
508RXH_nl_Chap00c_systeme-hybride_ed01-2014
De elektronische controle-eenheid vermogen (4) stuurt automatisch de verschillende 
werkingsfasen van de twee motoren (dieselmotor en elektromotor) aan om een zo laag mogelijk 
brandstofverbruik mogelijk te maken.
Voor de regeling van het elektrische vermogen zijn een motorgenerator en een omvormer nodig.
De motorgenerator bepaalt het koppel van de elektromotor door de van de tractiebatterij afkomstige 
stroom te regelen. Het spanningsbereik van de motorgenerator ligt tussen 150 en 270 V.
De omvormer zet de hoogspanning van 200 V van de tractiebatterij om in een spanning van 12 V 
voor de voeding van de elektrische installatie van de auto.
De dynamo/startmotor (5)  voert de Stop & Star t-functie uit zodat de dieselmotor wordt 
uitgeschakeld als de auto tot stilstand komt (bijvoorbeeld voor een verkeerslicht, bij het naderen 
van een voorrangsweg of in een file) of in rijomstandigheden waarbij volledig elektrisch kan worden 
gereden.
Het stoppen en starten van de dieselmotor gebeurt onmiddellijk en op een voor de bestuurder 
onmerkbare manier.
Deze dynamo/startmotor zorgt ook voor het laden van de tractiebatterij en de 12V-accu 
(bijvoorbeeld in de stand 4WD of als de tractiebatterij bijna leeg is).
De 2Tronic versnellingsbak (6)  zorgt in de automatische stand voor een aanzienlijk lager 
brandstofverbruik ten opzichte van een conventionele handgeschakelde versnellingsbak, dankzij 
het elektronisch geregelde schakelprogramma.
Met behulp van de schakelflippers achter het stuur wiel kunt u bovendien op elk moment zelf 
schakelen, zowel in de automatische als de handgeschakelde stand. 
Hybridesysteem  

15
508RXH_nl_Chap00c_systeme-hybride_ed01-2014
Starten - afzetten van de motor
Vóór het startenStarten van het  
HYbrid4-systeem
- Trap het rempedaal in.
-
 D ruk één keer kort (ongeveer 1 seconde) 
op de knop START/STOP  of draai 
de sleutel zo ver mogelijk richting het 
dashboard, in de stand 3 (st a r te n).
-
 
H
 et stuurslot wordt ontgrendeld (er is een 
geluid hoorbaar en het stuur wiel beweegt 
i et s).
-
 Z
et de selectiehendel in de stand N
.
-
 A
ls uw auto is voorzien van het Keyless 
entry and start-systeem, is het voldoende 
als de sleutel zich in het interieur van de 
auto bevindt.
-
 
I
s uw auto niet van dit systeem voorzien, 
steek dan de sleutel in het contactslot.
-
 
A
ls het verklikkerlampje voorgloeien diesel 
brandt (bij een temperatuur beneden 
het vriespunt), wacht dan tot het uitgaat 
alvorens de motor te starten. -
 
H
 oud het rempedaal ingetrapt tot het 
HYbrid4-systeem is ingeschakeld (het 
instrumentenpaneel wordt ingeschakeld, 
het verklikkerlampje Ready  gaat 
branden en ter bevestiging klinkt een 
geluidssignaal).
Het hybridesysteem bepaalt of de dieselmotor 
gestart moet worden.
. 
Hybridesysteem  

16
508RXH_nl_Chap00c_systeme-hybride_ed01-2014
- Zet, voordat het HYbrid4-systeem wordt uitgeschakeld, de selectiehendel in de 
stand N .
-
 
D
 ruk kort op de knop START/STOP  of 
draai de sleutel zo ver mogelijk naar u toe, 
in de stand 1 (Stop).
-
 
H
 et systeem wordt uitgeschakeld en het 
stuurslot wordt vergrendeld.
Afzetten van het HYbrid4-systeem
Raadpleeg voor meer informatie 
de rubriek "voorzorgsmaatregelen/
waarschuwingen motorruimte".
Wanneer u de auto hebt stilgezet, dient u voordat 
u uitstapt het contact af te zetten en te wachten tot 
het verklikkerlampje Ready  uitgaat. Wanneer u dit 
niet doet, blijft het hybridesysteem ingeschakeld.Wanneer u wegrijdt in de elektrische 
stand, maakt uw auto geen geluid. 
Let dus extra goed op voetgangers 
die u mogelijk niet horen aankomen.
Bij het afzetten van de motor is de 
rembekrachtiging niet meer actief. 
Hybridesysteem  

17
508RXH_nl_Chap00c_systeme-hybride_ed01-2014
Contact aan zonder starten 
van de motor 
(accessoirestand)
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over 
een geheime code beschikt. Om te kunnen 
starten, moet bij het aanzetten van het contact 
de code van de sleutel worden herkend door de 
startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert 
het motormanagementsysteem zodra het 
contact wordt afgezet en voorkomt zo het 
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u 
gewaarschuwd door een melding op het display 
van het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden. 
Raadpleeg zo snel mogelijk het  
PEUGEOT-netwerk.
Draai de sleutel richting het dashboard in de 
middelste stand of zorg ervoor dat de sleutel 
van het keyless entry and start-systeem zich 
in het interieur van de auto bevindt; druk, 
zonder het rempedaal in te trappen op de knop 
"START/STOP". Het contact is aangezet om zo 
de verschillende accessoires te activeren.
F
 
D
ruk op de knop "START/STOP": 
de verlichting en lampjes van 
het instrumentenpaneel gaan 
branden zonder dat de motor 
wordt gestart.
F
 
D
ruk nogmaals op de knop om 
het contact af te zetten en de 
auto te kunnen vergrendelen.
Wanneer u de accessoirestand 
langdurig gebruikt, wordt automatisch 
de eco-mode ingeschakeld om te 
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
. 
Hybridesysteem  

18
508RXH_nl_Chap00c_systeme-hybride_ed01-2014
Noodprocedure voor het starten 
met de elektronische sleutel
Als de elektronische sleutel zich in het 
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als 
u op de knop "START/STOP" drukt:
F 
O
 pen het klepje onder de knop "START/
STO P ".
F
 
S
 teek de elektronische sleutel in de  
houder A .
F
 
D
 ruk op de knop "START/STOP".
Noodprocedure voor het afzetten van 
de motor met de elektronische sleutel
In noodgevallen kan de motor geforceerd 
worden afgezet door de knop "START/STOP" 
ongeveer drie seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld 
zodra de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel zich niet meer 
in het detectiegebied bevindt op het moment 
dat de motor moet worden afgezet, wordt een 
melding weergegeven op het display van het 
instrumentenpaneel.
F
 
H
 oud de knop "START/STOP" ongeveer 
drie seconden ingedrukt als u de motor 
geforceerd wilt afzetten (let op: zonder 
de sleutel kan de motor niet meer gestart 
wo r d e n).
Als de elektronische sleutel niet 
wordt herkend door het keyless 
entry and start-systeem
Als de elektronische sleutel zich niet meer in het 
detectiebereik bevindt tijdens het rijden of wanneer 
u (op een later moment) het hybridesysteem wilt 
uitschakelen, wordt een melding weergegeven op 
het display van het instrumentenpaneel.
Als de motor draait, kunt u de 
elektronische sleutel verwijderen en het 
klepje sluiten. F
 
H
 oud de knop "START/STOP" 
ongeveer drie seconden ingedrukt 
als u het hybridesysteem geforceerd 
wilt uitschakelen (let op: zonder de 
elektronische sleutel in het detectiebereik 
kan het systeem niet meer ingeschakeld 
wo r d e n).
Tijdens het gebruik van de auto moet 
de elektronische sleutel zich in het 
interieur bevinden. 
Hybridesysteem