Page 183 of 225

Verzorging van de auto181
Bij auto's met bandenspanningscon‐
trolesysteem adapter op ventiel
schroeven.
Bandenspanning 3 213 en op de
sticker aan de binnenkant van de
tankklep.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken. Niet hanteren voor
banden met noodloopeigenschap‐
pen.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde te werk volgens de onderstaande procedure:
1. Bepaal de aandrijfas en de car‐ rosserievariant.
2. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 208.
3. Bepaal het type banden.
In de tabel Bandenspanningswaar‐
den staan alle mogelijk bandencom‐
binaties 3 213.
Raadpleeg voor de banden die voor
uw voertuig zijn goedgekeurd het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij
uw voertuig werd geleverd of de an‐
dere nationale voertuigpapieren.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem bewaakt vanaf een bepaalde
snelheid continu de bandenspanning
van alle vier de banden.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben. Voor het overige wordt de bandenspanning bewaakt
door het drukverliesdetectiesysteem
3 182.
Let op
In landen waar het bandenspan‐ ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De actuele bandenspanning wordt
weergegeven op het Info-Display
3 110.
Page 184 of 225

182Verzorging van de auto
Voertuigmeldingen, bandenspanning
3 105.
Controlelamp w 3 93.
Bij gebruik van een complete set wie‐
len zonder sensoren (zoals vier win‐
terbanden) verschijnt er geen fout‐
melding. Het bandenspanningscon‐
trolesysteem werkt dan niet. Senso‐
ren kunnen naderhand gemonteerd
worden.
Gebruik van in de handel verkrijgbare vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur door de fabrikant goedgekeurde re‐
paratiesets.
Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.Systeem initialiseren
Na het verwisselen van een wiel, het
systeem eerst initialiseren: band met
de voorgeschreven bandenspanning
oppompen, contact inschakelen, dan
toets DDS ca. 4 seconden ingedrukt
houden, controlelamp w knippert
driemaal.
Drukverliesdetectiesys‐
teem Het drukverliesdetectiesysteem be‐waakt continu het toerental van alle
vier de banden.
Wanneer een band aan spanning ver‐
liest, licht controlelamp w rood op.
Meteen stoppen en bandenspanning controleren.
Controlelamp w 3 93.
Systeem initialiseren
Na correctie van de bandenspanning
of het verwisselen van een wiel, het systeem eerst initialiseren: contact in‐
schakelen, toets DDS ca.
4 seconden ingedrukt houden, con‐
trolelamp w knippert driemaal.
Page 223 of 225

221
Opbergvak onder passagiersstoel 70
Opbergvak voor (zonne)bril .........70
Open&Start-systeem ...................28
Open&Start-systeem ...................94
Opgeslagen instellingen ...............28
Opschakelen................................. 92 Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panoramadak .............................. 44
Parkeerhulp ............................... 147
Parkeerlichten ............................ 115
Parkeren .............................. 18, 130
Park Pilot met ultrasoonsensoren 92
Pech ........................................... 193
Portieren ....................................... 34
Prestaties ................................... 210
Profieldiepte ............................... 183
Q
Quickheat ................................... 125
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) .................................... 217
Regelbare instrumentenverlichting ...........116
Regelmatig gebruik airconditioning ........................ 127Registratie van voertuigdata en
privacy ..................................... 216
Remassistent ............................. 143
Rem- en koppelingssysteem .......91
Rem- en koppelingsvloeistof ......200
Remlichtschakelaar ...................104
Remmen ............................ 142, 162
Rempedaal bedienen ..................95
Remvloeistof .............................. 163
Reservewiel ............................... 189
Richtingaanwijzers ............... 90, 114
Roetfilter .............................. 25, 131
Rugleuning neerklappen .............50
Ruiten ........................................... 40
Rijden op aardgas .......................25
Rijgedrag en aanhangertips ......152
Rijregelsystemen ........................144
Rijverlichting ................................ 12
S Service ............................... 127, 199
Servicedisplay ............................. 88
Service-indicatie .......................... 91
Service-informatie ...................... 199
Sjorogen ...................................... 73
Slepen ................................ 152, 193
Sleutel, opgeslagen instellingen ...28
Sleutels ........................................ 26
Sleutels, sloten ............................. 26
Sneeuwkettingen .......................184Snelheidsmeter ............................ 86
Spiegel verstellen ..........................9
SPORT-modus ..............23, 92, 145
Sproeiervloeistof ........................162
Sproeiervloeistofpeil ..................105
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bedienen ...................128
Starthulp gebruiken ...................191
Stekkerdozen ............................... 84
Stoelen verstellen ........................47
Stoelpositie .................................. 47
Stoel verstellen .............................. 7
Storing ............................... 136, 141
Storingsindicatielamp ..................90
Stroomonderbreking ..........136, 141
Stuurbedieningsknoppen .............80
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 80
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 149
Te laag brandstofpeil ...................94
Timer ......................................... 109
Toerenteller ................................. 86
Top-tether-kinderveiligheids‐ systemen .................................. 68
Trekhaak............................. 152, 154
Trekstang.................................... 152
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24