46Stoelen, veiligheidssystemen
IT: Non usare mai un sistema di sicu‐
rezza per bambini rivolto all'indietro
su un sedile protetto da AIRBAG AT‐
TIVO di fronte ad esso: pericolo di
MORTE o LESIONI GRAVI per il
BAMBINO!
EL: ΠΟΤΕ μη χρησιμοποιείτε παιδικό
κάθισμα ασφαλείας με φορά προς τα πίσω σε κάθισμα που προστατεύεται
από μετωπικό ΕΝΕΡΓΟ ΑΕΡΟΣΑΚΟ,
διότι το παιδί μπορεί να υποστεί
ΘΑΝΑΣΙΜΟ ή ΣΟΒΑΡΟ
ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ.
PL: NIE WOLNO montować fotelika
dziecięcego zwróconego tyłem do
kierunku jazdy na fotelu, przed któ‐
rym znajduje się WŁĄCZONA PO‐
DUSZKA POWIETRZNA. Niezasto‐
sowanie się do tego zalecenia może
być przyczyną ŚMIERCI lub POWAŻ‐
NYCH OBRAŻEŃ u DZIECKA.
TR: Arkaya bakan bir çocuk emniyet
sistemini KESİNLİKLE önünde bir
AKTİF HAVA YASTIĞI ile korun‐
makta olan bir koltukta kullanmayınız.
ÇOCUK ÖLEBİLİR veya AĞIR ŞE‐
KİLDE YARALANABİLİR.UK: НІКОЛИ не використовуйте
систему безпеки для дітей, що
встановлюється обличчям назад,
на сидінні з УВІМКНЕНОЮ
ПОДУШКОЮ БЕЗПЕКИ, інакше це
може призвести до СМЕРТІ чи
СЕРЙОЗНОГО ТРАВМУВАННЯ
ДИТИНИ.
HU: SOHA ne használjon hátrafelé
néző biztonsági gyerekülést előlről
AKTÍV LÉGZSÁKKAL védett ülésen,
mert a GYERMEK HALÁLÁT vagy
KOMOLY SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
HR: NIKADA nemojte koristiti sustav
zadržavanja za djecu okrenut prema
natrag na sjedalu s AKTIVNIM ZRAČ‐ NIM JASTUKOM ispred njega, to bi
moglo dovesti do SMRTI ili OZBILJN‐ JIH OZLJEDA za DIJETE.
SL: NIKOLI ne nameščajte otroškega
varnostnega sedeža, obrnjenega v
nasprotni smeri vožnje, na sedež z
AKTIVNO ČELNO ZRAČNO BLA‐
ZINO, saj pri tem obstaja nevarnost
RESNIH ali SMRTNIH POŠKODB za
OTROKA.SR: NIKADA ne koristiti bezbednosni
sistem za decu u kome su deca okre‐
nuta unazad na sedištu sa AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred se‐
dišta zato što DETE može da NA‐
STRADA ili da se TEŠKO POVREDI.
MK: НИКОГАШ не користете детско
седиште свртено наназад на
седиште заштитено со АКТИВНО
ВОЗДУШНО ПЕРНИЧЕ пред него,
затоа што детето може ДА ЗАГИНЕ
или да биде ТЕШКО ПОВРЕДЕНО.
BG: НИКОГА не използвайте
детска седалка, гледаща назад,
върху седалка, която е защитена
чрез АКТИВНА ВЪЗДУШНА
ВЪЗГЛАВНИЦА пред нея - може да се стигне до СМЪРТ или
СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на
ДЕТЕТО.
RO: Nu utilizaţi NICIODATĂ un scaun
pentru copil îndreptat spre partea din
spate a maşinii pe un scaun protejat
de un AIRBAG ACTIV în faţa sa;
acest lucru poate duce la DECESUL
sau VĂTĂMAREA GRAVĂ a COPI‐
LULUI.
Stoelen, veiligheidssystemen47
CS: NIKDY nepoužívejte dětský
zádržný systém instalovaný proti
směru jízdy na sedadle, které je chrá‐
něno před sedadlem AKTIVNÍM AIR‐
BAGEM. Mohlo by dojít k VÁŽNÉMU PORANĚNÍ nebo ÚMRTÍ DÍTĚTE.
SK: NIKDY nepoužívajte detskú se‐
dačku otočenú vzad na sedadle chrá‐ nenom AKTÍVNYM AIRBAGOM, pre‐
tože môže dôjsť k SMRTI alebo VÁŽ‐ NYM ZRANENIAM DIEŤAŤA.
LT: JOKIU BŪDU nemontuokite atgal
atgręžtos vaiko tvirtinimo sistemos
sėdynėje, prieš kurią įrengta AKTYVI
ORO PAGALVĖ, nes VAIKAS GALI
ŽŪTI arba RIMTAI SUSIŽALOTI.
LV: NEKĀDĀ GADĪJUMĀ neizmanto‐
jiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēde‐
klīti sēdvietā, kas tiek aizsargāta ar
tās priekšā uzstādītu AKTĪVU DRO‐ ŠĪBAS SPILVENU, jo pretējā gadī‐
jumā BĒRNS var gūt SMAGAS
TRAUMAS vai IET BOJĀ.
ET: ÄRGE kasutage tahapoole suu‐
natud lapseturvaistet istmel, mille ees on AKTIIVSE TURVAPADJAGA kait‐stud iste, sest see võib põhjustada
LAPSE SURMA või TÕSISE VIGAS‐
TUSE.
Gebruik afgezien van de waarschu‐
wing conform ECE R94.02 omwille
van de veiligheid nooit een kindervei‐
ligheidssysteem op de passagiers‐
stoel voor met actieve frontairbag.9 Gevaar
Gebruik geen kinderveiligheids‐
systeem op de passagiersstoel
met actieve frontairbag.
Airbag deactiveren 3 49.
Frontaal airbagsysteem Het frontairbagsysteem bestaan uit
een airbag in het stuurwiel en een air‐
bag in het instrumentenpaneel aan de passagierskant voorin. Ze zijn te her‐
kennen aan het opschrift AIRBAG.
Ook is er een waarschuwingsetiket
aan de zijkant van het instrumenten‐
bord, dat bij een geopend voorste
passagiersportier zichtbaar is, of op
de zonneklep van de passagier voor.
Het frontairbagsysteem treedt in wer‐ king bij een voldoende krachtige aan‐rijding. Het contact moet ingescha‐
keld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en hoofd
van de inzittenden voorin de auto
aanzienlijk afneemt.9 Waarschuwing
Alleen bij een correcte zitpositie is
optimale bescherming mogelijk
3 35.
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Veiligheidsgordel correct omleg‐
gen en goed vastzetten. Alleen dan kan de airbag bescherming
bieden.
48Stoelen, veiligheidssystemenZijdelings airbagsysteem
Het zijairbagsysteem bestaat uit een
airbag in de rugleuning van beide
voorstoelen. Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG.
Het zijairbagsysteem treedt in wer‐
king bij een voldoende krachtige aan‐ rijding. Het contact moet ingescha‐
keld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en de
heupen bij een zijdelingse aanrijding
aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Let op
Op de voorstoelen alleen stoelhoe‐
zen gebruiken die voor de auto zijn goedgekeurd. De airbags niet afdek‐
ken.
Gordijnairbagsysteem
De hoofdairbags bestaan uit een air‐
bag aan weerskanten in het dak‐
frame. Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG op de hemelbekle‐
ding.
Het gordijnairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
aanrijding. Het contact moet inge‐ schakeld zijn.
Stoelen, veiligheidssystemen49
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Airbag deactiveren
De frontale en zijdelingse airbags
voor de passagiersstoel voor moeten
worden uitgeschakeld wanneer op
deze stoel een kinderzitje moet wor‐
den geplaatst. De gordijnairbags, de
gordelspanner en alle airbags van de
bestuurder blijven actief.
Op de zijkant van het instrumenten‐ paneel zit een label dat op het deac‐tiveringssysteem voor de airbag wijsten alleen zichtbaar is bij een geo‐
pende voordeur.De passagierairbags voorin zijn te
deactiveren met een schakelaar op
de passagiersdeur.
Bij een geopende voordeur de scha‐
kelaar indrukken en linksom naar de
stand OFF draaien.
Airbags voor de passagier voorin zijn gedeactiveerd en gaan niet af bij een
aanrijding. Controlelamp W op de in‐
strumentengroep licht op en blijft branden. Het is mogelijk een kinder‐
zitje te monteren volgens de tabel met
de mogelijke montageplaatsen
3 52.
50Stoelen, veiligheidssystemen9Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Wanneer controlelamp W niet
brandt, zullen de airbags voor de pas‐
sagiersstoel voorin afgaan bij een
aanrijding.
Status alleen wijzigen tijdens stilstand met het contact uitgeschakeld. De
status blijft vervolgens tot de vol‐
gende wijziging van kracht.
Als controlelamp W samen met v
blijft branden, is er sprake van een
systeemstoring. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Controlelamp airbag deactiveren
3 73.
Kinderveiligheidssyste‐
men
Wij bevelen het Opel kinderveilig‐heidssysteem aan dat specifiek voor
montage in uw auto geschikt is.
Let bij gebruik van een kinderzitje op
de volgende gebruiksaanwijzingen en montagevoorschriften en houd u
bovendien aan de instructies die bij
het kinderzitje werden geleverd.
Houd u altijd aan de plaatselijke of landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kinderzitjes op bepaalde zitplaatsen verboden.9 Waarschuwing
Wanneer een kinderveiligheids‐
systeem op de passagiersstoel
voorin wordt gebruikt, moeten de
airbagsystemen voor de passa‐
giersstoel voorin worden uitge‐
schakeld; zo niet, dan kan het in
werking treden van de airbags het leven van het kind in gevaar bren‐ gen.
Dit is vooral van belang wanneer
naar achteren gerichte kindervei‐
ligheidssystemen op de passa‐
giersstoel voorin worden gebruikt.
Airbag deactiveren 3 49.
Juiste systeem selecteren
De achterbank is de beste plaats om
een kinderzitje vast te maken.
Kinderen zo lang mogelijk tegen de
rijrichting in vervoeren. Hierdoor
wordt de nog erg zwakke ruggengraat
van het kind bij een ongeval minder
belast.
Geschikt zijn veiligheidssystemen die voldoen aan ECE 44-03 of
ECE 44-04. Raadpleeg de lokale wet-
en regelgeving voor het verplichte ge‐ bruik van kinderveiligheidssystemen.
Controleer of het te monteren kinder‐
zitje compatibel is met het autotype.
Controleer of de montageplaats van
het kinderzitje in de auto juist is.
Laat kinderen alleen aan de trottoir‐
kant van de auto uit- en instappen.
52Stoelen, veiligheidssystemenInbouwposities kinderveiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteem
Voorstoelen - alle varianten
Gewichts- of leeftijdsgroep
Enkele stoel - passagierszijde voorin 1)Bijrijdersbank - passagierszijde voorin
zonder airbagmet airbag
zonder airbagmet airbagmiddenbuitenste
zitplaatsmiddenbuitenste
zitplaatsGroep 0: tot 10 kg
of ca. 10 maanden
Groep 0+: tot 13 kg
of ca. 2 jaar
UU 2)XUXU 2)
Groep I: 9 tot 18 kg
of ca. 8 maanden tot 4 jaarUU 2)UFUUFU 2)Groep II: 15 tot 25 kg
of ca. 3 tot 7 jaar
Groep III: 22 tot 36 kg
of ca. 6 tot 12 jaar
UU 2)UFUUFU 2)
1)
Stoel, indien verstelbaar, helemaal naar achteren zetten. Ervoor zorgen dat de veiligheidsgordel tussen de schouder
en het bovenste verankeringspunt zo recht mogelijk ligt.
2) Ervoor zorgen dat de airbags voor de passagier voorin gedeactiveerd is wanneer u een kinderzitje op deze plaats
aanbrengt.
Instrumenten en bedieningsorganen73RichtingaanwijzersO knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐
naal waarneembaar. Bij het slepen
van een aanhanger verandert de
toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal.
Lampen vervangen 3 128.
Zekeringen 3 133.
Richtingaanwijzers 3 84.
Gordelverklikker
X brandt rood.
Indien de veiligheidsgordel niet is om‐
gedaan, zal X knipperen als de rij‐
snelheid boven ca. 16 km/u komt.
Ook klinkt gedurende ca.
90 seconden een waarschuwingssig‐
naal.9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit om‐
doen.
Inzittenden die geen gebruik ma‐
ken van de veiligheidsgordel bren‐ gen bij eventuele aanrijdingen me‐
depassagiers en zichzelf in ge‐
vaar.
Airbags en gordelspanners
v brandt geel.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp korte tijd.
Brandt de lamp niet of dooft deze tij‐
dens het rijden, dan is er sprake van
een storing in de gordelspanners of
de airbags. Het is mogelijk dat de air‐ bags en gordelspanners bij een aan‐
rijding niet in werking treden.
Geactiveerde gordelspanners of air‐
bags worden aangeduid door aan‐
houdend branden van v.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Gordelspanners, airbags 3 41, 3 44.
Airbag-deactivering
W brandt geel wanneer het contact
ingeschakeld is en blijft branden wan‐ neer de voorpassagiersairbag ge‐deactiveerd is.
Als controlelamp W brandt in combi‐
natie met v of A, de hulp van een
werkplaats inroepen.
74Instrumenten en bedieningsorganen9Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbagsysteem 3 44, gordelspanners
3 41, airbag-deactivering 3 49.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorStoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembe‐
krachtiging weigert mogelijk dienst.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie
A brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het aanslaan
van de motor.Kan oplichten in combinatie met een
ander controlelampje of een melding
op het bestuurdersinformatiecen‐
trum. Onmiddellijk de hulp van een
werkplaats inroepen.
Stoppen
C brandt rood.
Brandt in combinatie met p, I , W
of R : motor onmiddellijk afzetten en
de hulp van een werkplaats inroepen.
Remsysteem
R brandt rood.
Licht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 125.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat het contact is ingescha‐
keld en de handrem is aangetrokken
3 105.