891-3. Antidiefstalsysteem
1
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
■Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende gevallen mogelijk het alarm:
• Het bewegen van mensen buiten de auto
●Plaatsen met extreme trillingen of geluiden of situaties waarin de auto wordt blootge-
steld aan herhaaldelijke schokken of trillingen:
• Wanneer de auto is geparkeerd in een parkeergarage
• Wanneer de auto wordt vervoerd per boot, aanhanger, trein, enz.
• Wanneer ijs van de auto verwijderd wordt
• Wanneer de auto zich in een wasstraat of een hogedruk-wasinstallatie bevindt
• Wanneer de auto zich in een hagel- of onweersbui bevindt
■Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende gevallen mogelijk het alarm:
●De auto wordt vervoerd per boot, aanhanger, trein, enz.
●De auto staat geparkeerd in een parkeergarage.
●De auto bevindt zich in een wasstraat waarin de auto verplaatst wordt.
●Een van de banden verliest zijn spanning.
●De auto wordt opgekrikt.
●Er doet zich een aardbeving of wegverzakking voor.
●Een ruit of het schuifdak (indien aanwezig) is
open.
In dit geval registreert de sensor mogelijk het
volgende:
• Wind of beweging van voorwerpen, zoals
bladeren en insecten in de auto
• Ultrasoongolven van apparaten, zoals de
inbraaksensoren van andere auto's
●Er bevinden zich onstabiele voorwerpen,
zoals bijvoorbeeld loshangende accessoires
of kleding aan kledinghaakjes, in de auto.
1143-1. Informatie over sleutels
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Elektronische sleutels
• Bedienen van het Smart entry-sys-
teem met startknop (indien aanwe-
zig) (Blz. 129)
• Gebruik van de afstandsbedienings-
functie
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Sleutelkaart (elektronische sleutel)
(indien aanwezig)
Bedienen van het Smart entry-systeem
met startknop (Blz. 129)
Vergrendelen van alle portieren
(Blz. 119)
Sluiten van de ruiten
* (Blz. 119)
Ontgrendelen van alle portieren
(Blz. 119)
Openen van de ruiten
* (Blz. 119)
Inschakelen van het alarm (indien
aanwezig) (Blz. 115)
*: Deze instellingen moeten aan de per-
soonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Lexus-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De sleutels
1
2
3
4
Afstandsbediening
1
2
3
4
5
1153-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
De mechanische sleutel uit de houder
nemen:
Elektronische sleutels: Verschuif het
hendeltje en neem de sleutel uit de
houder.
Sleutelkaart: Druk het ontgrendel-
knopje in en neem de sleutel uit de
houder.
De mechanische sleutel kan maar in één
richting ingestoken worden, aangezien
slechts één zijde van de sleutel van een
groef is voorzien. Als u de sleutel niet in
de slotcilinder kunt steken, draait u de
sleutel om en probeert u het opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel. Zorg
dat u de mechanische sleutel en de
elektronische sleutel bij u hebt. Als de
batterij van de elektronische sleutel leeg
is of de instapfunctie niet goed werkt,
bent u op de mechanische sleutel aan-
gewezen. (Blz. 568)
■Paniekfunctie (indien aanwezig)
Gebruik van de mechanische sleutel
Wanneer langer dan ongeveer een
seconde wordt ingedrukt, klinkt er met tussen-
pozen een alarm en gaat de voertuigverlichting
knipperen om diefstal of beschadiging van uw
auto te voorkomen.
Druk op een willekeurige toets van de elektroni-
sche sleutel om het alarm uit te schakelen.
119
3 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Po r t i e re n
◆Smart entry-systeem met startknop (auto's met instapfunctie)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
Pak de voorportiergreep vast om
de portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep aan-
raakt.
De portieren kunnen gedurende
3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
Raak de vergrendelsensor (inke-
ping aan de bovenzijde van de
voorportiergreep) aan om de
portieren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed gesloten is.
◆Afstandsbediening
Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
gesloten is.
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te sluiten.
*
Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te openen.*
*
: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aan-
gepast door een erkende Lexus-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeer-
de en uitgeruste deskundige.
■Bedieningssignalen
Portieren: De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn ver-
grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Ruiten: Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de ruiten geopend worden.
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van de instap-
functie, de afstandsbediening of de schakelaar van de centrale vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
1
2
1203-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automatisch wordt ver-
grendeld.
■Verlichting Welcome Light-systeem
De parkeerlichten voor, de achterlichten en de kentekenplaatverlichting gaan in het don-
ker automatisch branden wanneer u de portieren ontgrendelt met de instapfunctie of de
afstandsbediening als de lichtschakelaar in de stand AUTO staat.
■Wanneer het portier niet kan worden vergrendeld met de vergrendelsensor aan de
bovenzijde van de portiergreep (auto's met instapfunctie)
■Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te vergrendelen wanneer een portier niet geheel
gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit het portier volledig om de
zoemer uit te schakelen en vergrendel de portieren opnieuw.
■Het alarm inschakelen (indien aanwezig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld, wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
(Blz. 86)
■Wanneer het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening niet goed werkt
●Gebruik de mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen en ontgrendelen.
(Blz. 568)
●Vervang de sleutelbatterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt.
(Blz. 484) Als het portier niet kan worden vergrendeld
wanneer het sensorgebied bovenaan wordt
aangeraakt, kunt u proberen de gebieden
bovenaan en onderaan tegelijkertijd aan te
raken.
WA A R S C H U W I N G
■Als u de ruiten met de afstandsbediening sluit
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de voor-
zorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
●Controleer of geen van de inzittenden een hand of ander lichaamsdeel naar buiten
steekt dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend worden.
●Geef nooit de afstandsbediening aan kleine kinderen om te voorkomen dat de elek-
trisch bedienbare ruiten per ongeluk bediend worden.
■Klembeveiliging
●Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembeveiliging werkt.
●Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruit bijna gesloten is.
1303-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatiedisplay wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven om onverwachte ongevallen of diefstal van de auto te voorkomen als
gevolg van onjuist gebruik. Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergege-
ven, neem dan de juiste maatregelen op basis van de weergegeven melding.
(Blz. 523)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschre-
ven in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
■Energiebesparende functie (auto's met instapfunctie)
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de batterij van
de elektronische sleutel en de 12V-accu leeg raken wanneer de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt.
●In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
• De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op een
afstand van ongeveer 2 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer niet
gebruikt.
●Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer niet gebruikt
is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier worden ontgrendeld. Pak in
dat geval de greep van het bestuurdersportier vast of gebruik de afstandsbediening of
de mechanische sleutel om de portieren te ontgrendelen.
■Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering
maken gebruik van zwakke radiogolven. In de volgende situaties kunnen storingen
optreden in de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto, waardoor het
Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering moge-
lijk niet goed werken:
(Oplossingen: Blz. 568)
●Wanneer de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
●In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation, radiozender,
videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig zijn
●Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
AlarmSituatieCorrectieprocedure
Buiten de auto hoor-
baar alarm klinkt één
keer gedurende 5
seconden (auto's met
instapfunctie)Er is geprobeerd de auto te ver-
grendelen terwijl er nog een
portier geopend was.Sluit alle portieren en ver-
grendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt herhaaldelijk
Het contact werd in de stand
ACC gezet terwijl het bestuur-
dersportier geopend was (het
bestuurdersportier werd ge-
opend terwijl het contact in de
stand ACC stond).
Zet het contact UIT en sluit
het bestuurdersportier.
1323-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de auto als u de auto wast.
(Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
●Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een zoemer buiten de auto. Vergrendel alle portie-
ren om het alarm uit te schakelen.
●Als de vergrendelsensor in aanraking komt met ijs, sneeuw, modder, enz., werkt deze
mogelijk niet goed. Reinig de vergrendelsensor en raak hem opnieuw aan of gebruik
de vergrendelsensor aan de onderzijde van de portiergreep.
●Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan het voorko-
men dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval de portiergreep los en
controleer of de portieren worden ontgrendeld voordat u opnieuw aan de portier-
greep trekt.
●Als er zich een andere elektronische sleutel binnen het detectiegebied bevindt, is de
reactietijd voor het ontgrendelen van de portieren nadat een portiergreep is vastge-
pakt, mogelijk langer.
●Bij het gebruik van de portiergreep kunnen uw nagels over het portier krassen. Zorg
ervoor dat uw nagels of de lak van het portier niet beschadigd raken.
■Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
●Auto's met instapfunctie: Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektroni-
sche sleutel niet binnen een afstand van 2 meter van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgeschakeld. (Blz. 591)
■Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem bedient. Houd de
elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel wordt bewaard,
wordt de sleutel mogelijk niet door het systeem gesignaleerd, waardoor het systeem
wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of de functie die voor-
komt dat de portieren per ongeluk worden vergrendeld, werkt mogelijk niet.)
■Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
●Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: gebruik de mechanische sleutel.
(Blz. 568)
●Starten van het hybridesysteem: Blz. 568
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het Smart entry-systeem met startknop) kunnen wor-
den gewijzigd.
(Mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 591)
■Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de persoonlijke voor-
keursinstellingen
●Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren:
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 119, 568)
●Starten van het hybridesysteem en wijzigen van de standen van het contact:
Blz. 568
●Uitschakelen van het hybridesysteem: Blz. 178
1784-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Breng de auto volledig tot stilstand.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 189)
Zet de selectiehendel in stand P.
(Blz. 184)
Controleer of de positie-indicator P
aangeeft. (Blz. 183)
Druk de startknop in.
Het hybridesysteem stopt en de weergave van het instrumentenpaneel dooft (de
positie-indicator wordt een paar seconden na de weergave van het instrumentenpa-
neel gedoofd).
Laat het rempedaal langzaam opkomen en controleer of het controlelampje
in de startknop uit is.
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand verandert iedere keer dat op de knop wordt
gedrukt.)
UIT
De alarmknipperlichten kunnen wor-
den gebruikt.
Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen worden
gebruikt.
Het controlelampje in de startknop gaat
oranje branden.
AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
Het controlelampje in de startknop gaat
oranje branden.
Uitschakelen van het hybridesysteem
1
2
3
Wijzigen van de standen van het contact
4
5
1
2
3