2404-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Wanneer het controlelampje TRC OFF zelfs gaat branden als de schakelaar VSC OFF
niet is ingedrukt
De TRC kan niet worden bediend. Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
■Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door ABS-, BA-, VSC-, en TRC-syste-
men
●In de motorruimte kan een geluid hoorbaar zijn als het hybridesysteem wordt gestart,
kort nadat de auto begint te rijden, als het rempedaal krachtig of herhaaldelijk wordt
ingetrapt of 1 - 2 minuten nadat het hybridesysteem is gestopt. Dit duidt niet op een sto-
ring in een van deze systemen.
●De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande systemen in wer-
king zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor (zoemend
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
■Beperkte bekrachtiging door EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceerd om het systeem
tegen oververhitting te beschermen als er gedurende langere tijd veel stuurbewegingen
worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of breng de auto tot stilstand en schakel het hybride-
systeem UIT. Het EPS-systeem moet binnen 10 minuten weer normaal werken.
■Automatisch opnieuw inschakelen van het TRC-systeem
Als het TRC-systeem is uitgeschakeld, wordt dit automatisch opnieuw ingeschakeld in
de volgende situaties:
●Het contact wordt UIT gezet.
●De TRC wordt ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt
■Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit.
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
●Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis van de decele-
ratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
●Het rempedaal wordt losgelaten.
●Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet om een
noodstop gaat.
2494-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem
Vertrouw niet alleen op het Pre-Crash Safety-systeem. Rijd altijd veilig, houd rekening
met de omgeving en controleer de weg op obstakels en andere potentiële gevaren.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
■Waarschuwingen met betrekking tot de inhoud van ondersteunende systemen
Het Pre-Crash Safety-systeem is bedoeld om de bestuurder met behulp van alarm-
functies en het remfunctieregelsysteem te helpen om aanrijdingen te voorkomen via
KIJKEN-BEOORDELEN-HANDELEN. Het systeem kan slechts in beperkte mate
ondersteuning bieden, dus let op de volgende belangrijke punten:
●De bestuurder helpen om op de weg te letten
Het Pre-Crash Safety-systeem kan alleen obstakels signaleren die zich direct vóór de
auto bevinden, en alleen binnen een beperkt bereik. Het systeem is niet bedoeld om
zorgeloos of roekeloos rijgedrag te rechtvaardigen en kan de bestuurder ook niet
helpen tijdens het rijden bij slecht zicht. De bestuurder moet daarom nog steeds
goed op de omgeving rond de auto letten.
●De bestuurder ondersteunen bij het maken van een juiste beoordeling
Wanneer geprobeerd wordt de kans op een aanrijding in te schatten, beschikt het
Pre-Crash Safety-systeem alleen over gegevens van obstakels die het systeem direct
voor de auto heeft gesignaleerd. Het is daarom strikt noodzakelijk dat de bestuurder
alert blijft en zelf bepaalt of er op enig moment kans op een aanrijding bestaat.
●De bestuurder helpen actie te ondernemen
De Brake Assist-functie van het Pre-Crash Safety-systeem is ontworpen om de ernst
van de aanrijding te helpen beperken en handelt dus alleen wanneer het systeem
heeft geoordeeld dat een aanrijding onvermijdelijk is. Dit systeem kan niet zelf auto-
matisch een aanrijding voorkomen of de auto veilig tot stilstand brengen. Daarom
moet de bestuurder in gevaarlijke situaties direct zelf actie ondernemen om de veilig-
heid van alle betrokkenen te garanderen.
■Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste manier signa-
leert
Rem in een van de volgende situaties indien nodig zelf af.
●Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van de sensor
hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
2695-3. Gebruik van de radio
5
Audiosysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Stand TA:
Er kan alleen naar verkeersinformatie worden geluisterd als er een signaal
wordt ontvangen. Het systeem schakelt naar de Mute-stand als er geen signaal
ontvangen wordt. Als er naar een CD of MP3/WMA-bestand geluisterd wordt,
schakelt het systeem automatisch over naar de weergave van de verkeersinfor-
matie zodra deze ontvangen wordt.
Het audiosysteem schakelt naar de mute-stand of CD- of MP3/WMA-weergave
als de verkeersinformatie beëindigd is.
De audiomodus wijzigt in onderstaande volgorde, elke keer als de toets TA
wordt ingedrukt:
Stand FM: TP TA uit
In andere standen dan de radio: TA uit
■Ontvangst van calamiteitenuitzendingen
ALARM wordt weergegeven op het display als er een calamiteitenuitzending
ontvangen wordt.
■EON-systeem (Enhanced Other Network) (voor de ontvangst van verkeersmeldin-
gen)
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen verkeersinformatie
meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmelding) staat, schakelt het sys-
teem automatisch over naar een zender van de EON AF-lijst zodra het uitzenden van de
verkeersinformatie begint.
■Als de 12V-accu wordt losgekoppeld
Alle voorkeuzezenders zijn gewist.
■Ontvangstgevoeligheid
●Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de steeds wisse-
lende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte en de aanwezigheid van
objecten in de omgeving als treinen, zendstations, enz.
●Als de toets AST wordt gebruikt, is een automatische zenderkeuze wellicht niet moge-
lijk.
●De radioantenne is bevestigd aan de binnenzijde van de achterruit. Bevestig geen
metaalhoudende folie of andere metalen voorwerpen over de antennedraad aan de
binnenzijde van de achterruit om de ontvangst van radiosignalen niet in negatieve zin
te beïnvloeden.
■Digital Audio Broadcast (DAB) radio
De optionele radioantenne en ontvanger zijn noodzakelijk voor het gebruik van de Digi-
tal Audio Broadcast (DAB) radio.
507
8Bij problemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten ............... 508
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet
worden gebracht.....................509
8-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept ....................................... 510
Als u denkt dat er iets mis is.... 515
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt .............................................. 516
Als er een waarschuwings-
melding wordt
weergegeven ............................ 523
Als de auto een lekke band heeft
(auto's met reservewiel) ....... 542
Als de auto een lekke band heeft
(auto's zonder
reservewiel)............................... 554
Als het hybridesysteem niet
kan worden gestart ................ 566
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ........................568
Als de 12V-accu ontladen is .. 570
Als de motor oververhit
raakt............................................... 574
Als de auto vast komt
te zitten........................................ 578
5088-1. Belangrijke informatie
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan nu gelijktij-
dig knipperen, ongeacht of de motor nu
draait of niet. Druk nogmaals op de
schakelaar om ze weer uit te schakelen.
■Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten gedurende langere tijd worden gebruikt terwijl het hybride-
systeem niet in werking is (terwijl het controlelampje READY niet brandt) kan de 12V-
accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders te waar-
schuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden gebracht, bijvoorbeeld
bij pech.
5428-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Als de auto een lekke band heeft
(auto's met reservewiel)
●Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
●Activeer de parkeerrem.
●Zet de selectiehendel in stand P.
●Schakel het hybridesysteem uit.
●Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 508)
Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan worden vervan-
gen door het reservewiel.
Voor meer informatie over banden: Blz. 469
WA A R S C H U W I N G
■Als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk is en kan er
een ongeval ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
5548-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Als de auto een lekke band heeft
(auto's zonder reservewiel)
●Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige, vlakke onder-
grond.
●Activeer de parkeerrem.
●Zet de selectiehendel in stand P.
●Schakel het hybridesysteem uit.
●Schakel de alarmknipperlichten in.
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar wel met een bandenrepa-
ratieset.
Een lekke band met perforatieschade door een spijker of schroef kan voorlo-
pig worden gerepareerd met de bandenreparatieset.
WA A R S C H U W I N G
■Als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk is en kan er
een ongeval ontstaan.
Voor het repareren van de auto
5688-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Gebruik de mechanische sleutel
(Blz. 115) om de volgende handelin-
gen uit te voeren:
Vergrendelen van alle portieren
Sluiten van de ruiten
* (draaien en
vasthouden)
Ontgrendelen van alle portieren
Openen van de ruiten
* (draaien en
vasthouden)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Trap het rempedaal in.
Raak de startknop aan met de zijde
van de elektronische sleutel met
daarop het Lexus-embleem.
Als een van de portieren geopend of
gesloten wordt terwijl de sleutel tegen
de startknop wordt gehouden, klinkt er
een alarm dat aangeeft dat het startsys-
teem de elektronische sleutel niet kan
waarnemen.
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto is verbroken
(Blz. 130) of de elektronische sleutel niet kan worden gebruikt omdat de batte-
rij leeg is, werken het Smart entry-systeem met startknop en de afstandsbedie-
ning niet. In dergelijke gevallen kunnen de portieren en de achterklep worden
geopend of kan het hybridesysteem worden gestart volgens onderstaande proce-
dure.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en sleutelgekoppelde
functies
1
2
3
4
Starten van het hybridesysteem
1
2