Instantaneous Fuel Economy
(IFE) (Huidig brandstofverbruik)
Deze weergave toont tijdens het rijden
het huidige verbruik in liter per
100 km (L/100km) of mijlen per gal-
lon (MPG) in een staafgrafiek. Hier-
door wordt het brandstofverbruik
constant tijdens het rijden bewaakt,
zodat u uw rijstijl kunt aanpassen om
minder brandstof te verbruiken.
VOERTUIGSNELHEID
Druk kort op OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de melding
"Vehicle Speed" (voertuigsnelheid)
wordt gemarkeerd in het EVIC en
druk dan op de selectieknop. Druk op
de selectieknop om de huidige snel-
heid weer te geven in km/u of mph.
Druk nogmaals op de selectieknop om
te schakelen tussen de maateenhe-
den km/u en mph.
OPMERKING: Als u de maateen-
heid wijzigt in het menu "Vehicle
Speed" (voertuigsnelheid), veran-
dert de maateenheid niet in het
EVIC.
RITINFORMATIE
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG
en houd deze vast totdat de melding
"Trip info" (ritinformatie) verschijnt
in het EVIC en druk dan SELECT
(selecteren). Druk kort op de toetsen
OMHOOG/OMLAAG om een van de
volgende functies te markeren als u
deze wilt resetten:
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A die
werd afgelegd sinds de laatste reset.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die
werd afgelegd sinds de laatste reset.
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale reistijd die is verstre-
ken sinds de laatste reset, wanneer het
contactslot in de stand ACC staat. De
verstreken tijd wordt aangepast wan-
neer het contactslot in de stand ON of
START staat.
Een ritfunctie resetten
Het resetten zal uitsluitend plaatsvin-
den als er een functie wordt geselec-
teerd (gemarkeerd) die kan wordenteruggesteld op nul. Druk eenmaal
kort op de selectieknop om de ge-
toonde resetbare functie te wissen.
BANDENSPANNING
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "Tire
BAR" (Bandenspanning in BAR)
wordt gemarkeerd in het EVIC. Druk
op de selectieknop om een grafiek van
de auto weer te geven waar in de
hoeken de bandenspanningswaarden
wordt aangegeven.
VOERTUIGINFORMATIE
(INFORMATIEFUNCTIES
VOOR DE KLANT)
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-
knop en houd deze ingedrukt totdat
de melding "Vehicle Info" (informatie
over de auto) verschijnt in het EVIC
en druk dan op de selectieknop. Druk
op de toetsen OMHOOG en OMLAAG
om door de onderstaande opties te
bladeren:
Koelvloeistoftemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de
koelvloeistof.
213
Automatische kompaskalibratie
Het kompas is zelfijkend, zodat u het
niet handmatig hoeft te resetten. Moge-
lijk geeft het kompas onjuiste waarden
weer wanneer de auto nieuw is. In dat
geval geeft het EVIC het bericht CAL
weer totdat het kompas is gekali-
breerd. U kunt het kompas ook kali-
breren door één of meerdere keren
360° rond te rijden (op een plaats zon-
der grote metalen voorwerpen), tot het
EVIC-bericht "CAL" verdwijnt. Het
kompas werkt dan normaal.
OPMERKING: Voor juiste ijking
is een vlak wegdek en een omge-
ving zonder grote metalen voor-
werpen zoals gebouwen, bruggen,
ondergrondse kabels, spoorrails
enz. vereist.
Kompas handmatig kalibreren
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als het kompas onjuiste waarden weer-
geeft, maar het CAL-indicatielampje
niet op het EVIC-display verschijnt,
zet u het kompas als volgt handmatig
in de kalibratiemodus:
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG totdat het menu Setup (Instel-
lingen) (Door de klant te programme-
ren functies) bereikt is. Druk dan
SELECTEREN.
3.
Druk op de toets OMLAAG totdat
"Calibrate Compass" (kompas kalibre-
ren) wordt weergegeven op het EVIC.
4. Druk kort op de knop SELECTE-
REN om het kalibreren te starten. Het
"CAL"-indicatielampje verschijnt op
het EVIC.
5. Rijd één of meer keren in een cirkel
van 360° (op een plaats zonder grote
metalen voorwerpen) tot het "CAL"-
indicatielampje uit gaat. Het kompas
werkt dan normaal.
Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil tus-
sen het magnetische noorden en het
geografische noorden. Ter compensatie
van de verschillen moet de kompasaf-
wijking aan de hand van de zonekaart
worden ingesteld voor de zone waarin
de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct heeft ingesteld, worden de verschillen automatisch gecompen-
seerd, zodat de nauwkeurigheid van de
kompasrichting optimaal is. Voor de
meest nauwkeurige werking van het
kompas moet de kompasafwijking aan
de hand van de volgende procedure
worden afgesteld:
OPMERKING: Houd magnetische
voorwerpen, zoals iPod's, mobiele
telefoons, laptops en radardetec-
toren uit de buurt van het instru-
mentenpaneel. Omdat zich hier de
kompasmodule bevindt, zou de
sensor van het kompas gestoord
kunnen worden, waardoor de
weergegeven waarden onbetrouw-
baar worden.
215
nummer te bekijken. Als u nog-
maals op deINFO-knop drukt,
gaat u naar het volgende scherm
met gegevens over het nummer. Na-
dat alle schermen zijn bekeken,
komt u met een laatste druk op de
INFO-knop weer terug in het
scherm met de afspeelmodus op de
radio.
Als u op de knop REPEATdrukt,
wordt de modus van het audioap-
paraat veranderd om het nummer
dat op dat moment wordt afge-
speeld te herhalen. U kunt ook op
de knop VR drukken en dan "Re-
peat ON" (Herhalen AAN) of "Reat
Off" (Herhalen UIT) zeggen.
Druk op de SCAN-knop om de
scanmodus van het iPod®/USB/
MP3-apparaat te gebruiken. In
deze modus worden van elk num-
mer alleen de eerste 10 seconden
afgespeeld, waarna het volgende
nummer wordt geladen. Als u de
scanmodus wilt beëindigen om het
nummer van uw keuze volledig af
te spelen, drukt u tijdens de eerste
vijf seconden van het gewenste nummer nogmaals op de
SCAN-
knop. Tijdens de scanmodus kunt u
ook drukken op de knoppen <<
SEEK enSEEK>> om het vorige of
volgende nummer te selecteren.
RND-knop (uitsluitend be-
schikbaar op de radio met verkoop-
code RES): als u op deze knop
drukt, schakelt de iPod® of het ex-
terne USB-apparaat tussen de modi
Shuffle ON en Shuffle OFF. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan
"Shuffle ON" (Shuffle AAN) of
"Shuffle OFF" (Shuffle UIT) zeg-
gen. Als het pictogram RNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is
de modus Shuffle geactiveerd.
DE LIST- OF BROWSE-
MODUS
Wanneer u in de afspeelmodus op een
van de hierna genoemde knoppen
drukt, activeert u de List-modus. In
de List-modus kunt u bladeren in de
lijst met menu's en nummers op het
audio-apparaat.
Draaiknop TUNE: de draaiknop
TUNE werkt op dezelfde wijze als de afstemknop op het audio-
apparaat of extern USB-apparaat.
Door de knop rechtsom (vooruit) of linksom (achteruit) te draaien,
kunt u in de lijsten bladeren ter-
wijl de gegevens van de nummers
worden weergegeven op het ra-
diodisplay. Nadat u het nummer
van uw keuze heeft gemarkeerd
op het radiodisplay, drukt u op
de TUNE-regelknop om het
nummer te selecteren en af te
spelen. Als u snel aan de TUNE-
regelknop draait, bladert u snel-
ler door de lijst. Wanneer u snel
bladert, wordt de informatie op
het radiodisplay mogelijk met
een kleine vertraging bijgewerkt.
In de List-modi geeft de iPod® alle lijsten weer in doorlopende
vorm. Draai als het nummer on-
deraan de lijst staat, de knop te-
rug (linksom) om eerder bij het
nummer te komen.
In de List-modus worden de PRESET-knoppen gebruikt als
sneltoetsen om naar de volgende
lijsten op de iPod® of het externe
USB-apparaat te gaan.
225
Preset 1 – Afspeellijsten
Preset 2 – Artiesten
Preset 3 – Albums
Preset 4 – Genres
Preset 5 – Luisterboeken
Preset 6 – Podcasts
Als u op een van de PRESET-knoppen drukt, wordt de huidige
lijst op de bovenste regel weerge-
geven en het eerste item in de lijst
op de tweede regel.
Als u de List-modus wilt verlaten zonder een nummer te kiezen,
drukt u nogmaals op dezelfde
PRESET-knop om terug te gaan
naar de afspeel modus.
LIST-knop: als u op de LIST-knop
drukt, wordt het hoofdmenu van de
iPod® of het externe USB-apparaat
weergegeven. Draai aan de TUNE-
regelknop om het onderdeel van het
hoofdmenu weer te geven dat u wilt
selecteren, en druk op de TUNE-
regelknop. Op deze manier wordt
de volgende optie in het submenu
van het audio-apparaat weergege-
ven. U kunt nu via dezelfde stappen
naar het gewenste nummer in deze lijst gaan. Niet alle submenuni-
veaus van de iPod® of het externe
USB-apparaat zijn op dit systeem
beschikbaar.
MUSIC TYPE-knop: de MUSIC
TYPE-knop is ook een sneltoets
voor de lijst van genres op het
audio-apparaat.
LET OP!
Wanneer u de iPod® of het ex- terne USB-apparaat (of een ander
ondersteund apparaat) bij uit-
zonderlijk hoge of lage tempera-
turen in de auto laat liggen, kan
de werking negatief worden beïn-
vloed en het apparaat beschadigd
raken. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van het apparaat.
Het plaatsen van voorwerpen op de iPod® of het externe USB-
apparaat en aansluitingen voor
de iPod® of het externe USB-
apparaat in de auto kan leiden tot
beschadiging van het apparaat
en/of de aansluitingen.
WAARSCHUWING!
U mag de iPod® of het externe
USB-apparaat niet aansluiten of
loskoppelen tijdens het rijden. Het
negeren van deze waarschuwing
kan leiden tot ongevallen.
BLUETOOTH STREAMING
AUDIO (BTSA)
U kunt muziek uit uw mobiele tele-
foon streamen naar het Uconnect®
Phone systeem.
Uconnect® MULTIMEDIA
VIDEO ENTERTAINMENT
SYSTEM (VES™) (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
AAN DE SLAG
Scherm(en) in de dakconsole:
klap het/de LCD-scherm(en) uit
door te drukken op de knop die zich
achter het/de scherm(en) op de
dakconsole bevindt.
226
Bij lage temperaturen kan de werking
van de transmissie veranderen afhan-
kelijk van de temperatuur van de mo-
tor en de transmissie alsmede van de
rijsnelheid. Dit zorgt ervoor dat de
motor en de versnellingsbak sneller
opwarmen zodat maximale efficiëntie
wordt bereikt. Het aangrijpen van de
koppelomvormerkoppeling wordt te-
gengehouden totdat de transmissie-
vloeistof op bedrijfstemperatuur is
(raadpleeg “Opmerking” onder
“Koppelomvormerkoppeling” in dit
hoofdstuk). Bij extreem lage tempera-
turen (-27 °C of lager) kan de werking
kortstondig tot alleen de 3e versnel-
ling beperkt blijven. De normale wer-
king wordt hersteld zodra de versnel-
lingsbaktemperatuur voldoende is
gestegen.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze mo-
dus blijft de transmissie in de 3e ver-
snelling, ongeacht welke
vooruitversnelling is gekozen. PARK,
REVERSE en NEUTRAL blijven wel
werken. Het is mogelijk dat het sto-
ringslampje brandt. Dankzij de nood-
loopmodus kan de auto voor reparatie
naar een erkende dealer worden gere-
den zonder dat de versnellingsbak be-
schadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.
Bediening Electronic Range Select
(ERS, elektronisch schakelen)
Met Electronic Range Select (ERS)
(elektronisch schakelen) kan de be-
stuurder instellen welke versnelling
de hoogst beschikbare is wanneer de
keuzehendel in de stand DRIVE staat.
Als u de schakelhendel bijvoorbeeld
in de derde versnelling zet, zal er niet
worden opgeschakeld naar een hogere
276
ONDERHOUDSSCHEMA
ONDERHOUDSSCHEMA —
BENZINEMOTOR
De geplande onderhoudsbeurten in
deze handleiding moeten op de aan-
geduide tijdstippen of kilometerstan-
den worden uitgevoerd om uw garan-
tie te behouden en optimale
betrouwbaarheid en prestaties van de
auto te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in
stoffige omgevingen of veel korte rit-
ten, is mogelijk meer onderhoud ver-
eist. Laat ook telkens inspectie en on-
derhoud uitvoeren wanneer u een
defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing her-
innert u eraan dat uw auto een onder-
houdsbeurt nodig heeft.Op auto's met elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC) wordt het
bericht "Oil Change Required" (olie
verversen) weergegeven op het EVIC
en er klinkt een geluidssignaal om aan
te geven dat de olie ververst moet
worden.
OPMERKING:
Het systeem houdt geen rekening
met de tijd die is verstreken
sinds de laatste olieverversing.
Ververs de olie van uw auto als
de laatste verversingsbeurt lan-
ger dan twaalf maanden geleden
is, ook wanneer het bericht voor
olieverversing NIET wordt weer-
gegeven. Onder geen beding mogen de in-
tervaltermijnen voor olieverver-
sing groter zijn dan 12.000 km of
12 maanden, afhankelijk van
wat eerst komt.
Rouleer de banden bij de eerste tekenen van ongelijkmatige
slijtage.
De erkende dealer reset de indicator
voor olieverversing nadat de geplande
olieverversing is uitgevoerd.
LET OP!
Als noodzakelijk onderhoud ach-
terwege wordt gelaten, kan dit lei-
den tot schade aan uw auto.
In duizenden kilometers 24 48 72 96 120 144 168 192 Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96
Motorolie verversen en oliefilter vervangen. (**)
PCV-klep controleren en zo nodig vervangen.
Accustatus controleren en zo nodig bijladen.
Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning
indien nodig corrigeren.
388
Op basis van het gebruik en de be-
drijfsomstandigheden van de motor
zal het bericht voor olieverversing
verschijnen; dit betekent dat uw voer-
tuig aan een onderhoudsbeurt toe is.
Laat het onderhoud zo snel mogelijk,
binnen 805 km, uitvoeren.
De dealer reset de indicator voor olie-
verversing nadat de geplande oliever-
versing is uitgevoerd. Als deze ge-
plande oliebeurt wordt uitgevoerddoor iemand anders dan uw erkende
dealer, kan het bericht worden gerest
door de stappen te volgen in de para-
graaf "Instrumentengroep Beschrij-
ving kilometerteller/dagteller" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel".
Vereiste onderhoudsintervallen
Raadpleeg de onderhoudsschema's op
de volgende pagina's voor de vereiste
onderhoudsintervallen.
In duizenden kilometers
20 40 60 80100 120 140 160 180
200
Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96108
120
Motorolie verversen en oliefilter vervangen. (**)
Banden rouleren.
Accustatus controleren en zo nodig bijladen.
Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspan-
ning indien nodig corrigeren.
Werking van verlichting (koplampen, richtingaanwij-
zers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, inte-
rieur, handschoenenkastje, waarschuwingslampjes in-
strumentenpaneel enz.) controleren.
Controleer de werking van het ruitensproeiersysteem en
stel, indien nodig, de sproeiers af.
392
Console, vloer..............179
Contact
sleutel
..................14
Contactsleutel verwijderen.......14
Corrosiebescherming..........367
Dagkilometerteller...........197
Dakconsole................165
Dakdrager (imperiaal)........184
Dashboardbekleding..........369
Datarecorder................63
Datarecorder, gebeurtenis.......63
Derde remlicht............. .380
Diagnosesysteem............351
Diagnosesysteem, onboard......351
Dieselbrandstof..........315, 381
Dieselbrandstof, vereisten......315
Disselgewicht / Gewicht
aanhangwagen
............318
Dodehoekbewaking...........96
Driepuntsgordels.............40
Elektrisch bediendeachterklep
...............37
ramen..................29
stoelen.................127
Elektrisch bediende buitenspiegels. .94
Elektrischeportiervergrendeling
........25
schuifdeur...............32
Elektrische aansluitingen.......170
Elektrische bediendespiegels
.................94
Elektronische snelheidsregeling(cruisecontrol)
............155
Elektronisch remregelsysteem. . . .284
Elektronisch remregelsysteem,rembekrachtiging
.........285
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem(ESC)
................. .286
Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)
..........163, 204
Ethanol..................313
Filters,airco
............. .260, 357
luchtfilter.............. .354
motorolie...........354, 381
oliefilter afvoeren.........353
Gebruiksaanwijzing
(instructieboekje)
............6
Geheugen (stoel metgeheugenfunctie)
..........143
Geïntegreerde voedingsmodule(zekeringen)
............. .372
Geluidsinstallatie (radio).......222
Geluidsinstallaties...........222
Gevaar,
rijden door stromend, opkomend, of
ondiep stilstaand water
.....279
Gevarenknipperlichten........329
Gordels, veiligheids-...........80
Gordelsystemen........39, 57, 61
Gordelsystemen (sedan). . .56, 57, 60
Grootlichtschakelaar/
dimlichtschakelaar
.........150
Handleiding voor het trekken van eenaanhangwagen
............318
Handrem.................281
Handsfree telefoon (Uconnect®). .101
Hill Start Assist.............289
Hoofdsteunen............. .132
Huisdieren vervoeren..........78
Indicatielampje,
Elektronisch Stabiliteitsprogramma
(ESP)
.................287
tractiecontrole...........287
wachten met starten.......209
Indicatielampje Olie
verversen
........198, 211, 391
Indicatielampje Olie verversen,resetten
.........198, 211, 391
Informatiecentrum, voertuig.....204
Inklapbare buitenspiegels.......94
Inklapbare stoelen (Stow `n Go). .134
400