Volg de verdere aanwijzingen vanhet systeem om de taalkeuze te vol-
tooien.
Nadat u een taal hebt geselecteerd,
worden alle prompts en gesproken op-
drachten in die taal uitgevoerd.
OPMERKING: Nadat u de taal
van Uconnect® Phone hebt gewij-
zigd, is alleen het telefoonboek
met 32 namen beschikbaar dat bij
de nieuwe taal hoort. De naam van
de gekoppelde telefoon is niet taal-
specifiek en kan voor alle talen
worden gebruikt.
Hulp in noodsituaties
Als u zich in een noodsituatie bevindt
en de mobiele telefoon is binnen
handbereik:
Pak de telefoon en kies zelf het alarmnummer.
Als de telefoon niet binnen handbe-
reik is, maar Uconnect® Phone wel is
ingeschakeld, kunt als volgt het
alarmnummer kiezen:
Druk op de toets
om te begin-
nen. Na de prompt "Listening'' (Luis-
tert) en de daarop volgende piep-
toon zegt u ''Call Emergency" of
"Dial Emergency" (Bel/kies alarm-
nummer). Vervolgens zal de
Uconnect® Phone aan de gekop-
pelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
Deze functie wordt ondersteund in
de VS, Canada en Mexico.
OPMERKING:
De noodoproep kan ook via het aanraakscherm in gang worden
gezet.
Het alarmnummer dat gekozen wordt, is gebaseerd op het land
waar de auto is aangeschaft. Het
is mogelijk dat het gekozen
nummer niet van toepassing is
op de beschikbare mobiele tele-
foonservice en de regio waar u
zich bevindt.
Wanneer u via Uconnect® Phone belt, is de kans op een
geslaagde verbinding iets klei-
ner dan wanneer u rechtstreeks
met de mobiele telefoon belt.
WAARSCHUWING!
Wanneer u deze functie wilt kunnen
gebruiken in noodgevallen, moet
uw telefoon zijn ingeschakeld en
gekoppeld aan Uconnect® Phone,
bereik hebben en aan Uconnect®
Phone gekoppeld blijven.
Hulp bij pech (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als u pechhulp nodig heeft:
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon, zegt u
"Breakdown service" (Pechhulp).
OPMERKING: Het nummer voor
pechhulp moet vóór gebruik wor-
den ingesteld. Als u dit nummer
wilt instellen, drukt u op de toets
, zegt u "Setup, Breakdown Ser-
vice" (Instellen, pechhulp) en volgt
u de aanwijzingen.
Oppiepen
Zie "Werken met automatische syste-
men" als u wilt weten hoe u iemand
100
per pieper kunt oproepen. Het oproe-
pen per pieper werkt doorgaans goed,
behalve bij piepers van bepaalde fa-
brikanten, die iets te snel afslaan en
daardoor niet goed werken in combi-
natie met Uconnect® Phone.
Voicemail bellen
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het beluisteren van uw voicemail.
Werken met automatische
systemen
Deze methode wordt gebruikt in situ-
aties waarin normaal gesproken cij-
fers moeten worden ingedrukt op het
toetsenbord van de mobiele telefoon
tijdens het navigeren door een geau-
tomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt Uconnect® Phone gebruiken
voor toegang tot uw voicemail of een
geautomatiseerde service, zoals een
oproepservice voor piepers of een ge-
automatiseerde klantenservice. Bij
sommige diensten moet onmiddellijk
een respons worden gegeven. In een
aantal gevallen is het mogelijk datdeze respons niet snel genoeg kan
worden gegeven via Uconnect®
Phone.
Wanneer u via uw Uconnect® Phone
een nummer belt waarvoor u normaal
gesproken een reeks toetsen op uw
mobiele telefoon moet indrukken,
kunt u het aanraakscherm gebruiken
of de toets
indrukken en het
woord "Send" (Verzend) inspreken,
gevolgd door de reeks die u wilt invoe-
ren. Wanneer u bijvoorbeeld uw pin-
code moet invoeren en daarna een
hekje , (3746#),kunt u de toets
indrukken en vervolgens zeggen:
“Send3746#”(verzend3746#)
gevolgd door een nummer, of een
reeks van nummers, deze methode
volgt u ook voor het navigeren door de
menustructuur van een geautomati-
seerde klantenservice en om een num-
mer achter te laten op een pieper.
U kunt ook de opgeslagen vermeldin-
gen uit opgeslagen telefoonboek van
de mobiele telefoon verzenden als to-
nen, zodat u snel en gemakkelijk toe-
gang krijgt tot voicemail en piepers. Als u bijvoorbeeld eerder een tele-
foonboekvermelding met First Name
(Voornaam) en/of Last Name (Ach-
ternaam) als "Voicemail Password"
(Wachtwoord voicemail) hebt inge-
voerd en daarna op de knop
drukt en zegt "Send Voicemail
Password" (Verzend wachtwoord
voicemail), zal Uconnect® Phone ver-
volgens het telefoonnummer dat aan
deze naam is gekoppeld via de tele-
foon verzenden als tonen.
OPMERKING:
Het eerste nummer dat aan die contactpersoon is gekoppeld,
wordt verzonden. Alle overige
nummers van die contactper-
soon worden genegeerd.
Het is mogelijk dat u vanwege de netwerkconfiguratie van de mo-
biele telefoon niet alle tonen
kunt horen. Dat is normaal.
Sommige leveranciers van pager- en voicemaildiensten
hebben een uitschakeltijd die te
kort is, waardoor deze functie
niet bruikbaar is.
101
OPMERKING:
1. U kunt ook zeggen "Find City"(zoek plaats), "Find Favorite"
(favoriet zoeken), "Find Place
by Category" (zoek plaats op
categorie), "Find Place by
Name" (zoek plaats op naam),
"Find Recently Found" (zoek
recent gevonden), "Where to?"
(waarheen?) of "Go Home"
(naar huis). 2.U kunt zeggen "Find Nearest"
(Zoek dichtstbijzijnde) en dan
"Restaurant" (Restaurant),
"Fuel" (Benzinepomp), "Transit"
(Transportmiddel), "Lodging"
(Accommodatie), "Shopping"
(Winkelcentrum), "Bank"
(Bank), "Entertainment" (Amu-
sement), "Recreation" (Recre-
atie), "Attractions" (Attracties),
"Community" (Gemeenschap),
"Auto Services" (Autogarages),
"Hospitals" (Ziekenhuizen),
"Parking" (Parkeerplaats), "Air-
port" (Vliegveld), "Police Stati-
ons" (Politiebureaus), "Fire Sta-
tions" (Brandweerkazernes), of
"Auto Dealers" (Autodealers).
119
nog op een relatief grote afstand van
dit voertuig rijdt. Dit geeft u de lang-
ste reactietijd.
Door de FCW-status te wijzigen in
"Near" (dichtbij), kan het systeem u
waarschuwen voor een mogelijke aan-
rijding met het voertuig vóór u wan-
neer de afstand tot dit voertuig veel
korter is. Met deze instelling heeft u
minder reactietijd dan bij de instelling
"Far" (veraf). Hierdoor is een meer
dynamische rijervaring mogelijk.
Door de FCW-status te wijzigen in
"Off" (uit) waarschuwt het systeem u
niet langer voor een mogelijke aanrij-
ding met het voertuig vóór u.
OPMERKING:
In de "uit" stand wordt "FCWOFF" (FCW uit) weergegeven op
het Uconnect® scherm.
Het systeem onthoudt de instel- ling die het laatst door de be-
stuurder is gekozen nadat het
contact werd uitgeschakeld.
FCW reageert niet op irrelevante objecten, zoals objecten hoog boven de weg, weerkaatsingen
van de bodem, objecten welke
zich niet in de rijweg van de auto
bevinden, stilstaande objecten
op grote afstand, tegemoetko-
mend verkeer, of voorliggers met
een dezelfde of een hogere snel-
heid.
Als de FCW wordt uitgescha- keld, verschijnt er een waar-
schuwing op het EVIC-scherm.
Waarschuwing FCW niet
beschikbaar
Als het systeem wordt uitgeschakeld
en in het EVIC de melding "ACC/
FCW Unavailable, Service Required"
(ACC/FCW niet beschikbaar, onder-
houd noodzakelijk) wordt weergege-
ven, is er mogelijk sprake van een
tijdelijke storing die de werking van
FCW beperkt. Hoewel u nog steeds
met de auto kunt rijden, zal het FCW-
systeem tijdelijk niet beschikbaar
zijn. Als dit gebeurt, kunt u proberen
FCW later opnieuw te activeren nadat
u de contactschakelaar uit- en weer ingeschakeld heeft. Als het probleem
aanhoudt, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
PARKSENSE®
PARKEERHULP
Het ParkSense® parkeerhulpsysteem
geeft tijdens het achter- of vooruit
rijden, bijv. bij het inparkeren, met
visuele en geluidssignalen de afstand
tussen de achter- en/of voorkant van
de auto en een gedetecteerd obstakel
aan. Zie de voorzorgsmaatregelen
voor gebruik van het ParkSense® sys-
teem voor de beperkingen van dit sys-
teem en aanbevelingen.
Melding "ACC/FCW Unavailable,
Service Required" (ACC/FCW niet beschikbaar, onderhoud noodzakelijk)
159
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
150 cm 150-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Afstand vóór (cm) Groter dan
120 cm 120-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Geluidssignaal Geen Enkele toon, 1/2
seconde (alleen
voor achterzijde) Langzaam
(alleen voor ach- terzijde) Snel
Continu
Boog Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam knip-
perend
GELUIDSSIGNALEN VAN
PARKEERHULP VÓÓR
ParkSense® schakelt het geluidssig-
naal van de parkeerhulp vóór 3 secon-
den nadat een obstakel is gedetec-
teerd uit als de auto stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
PARKSENSE® IN- EN
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect® systeem.
De beschikbare keuzemogelijkheden
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen
geluid) of Sound and Display (beeld
en geluid). Raadpleeg "Uconnect® instellingen" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt gekozen om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC ge-
durende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uit).. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, verschijnt
op het instrumentenpaneel het bericht"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) zolang de
schakelhendel in REVERSE (achter-
uit) staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE® PARKEER-
HULPSYSTEEM
Tijdens het starten van de auto, wan-
neer het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem een storing heeft gedetecteerd,
laat het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per
contactcyclus een geluidssignaal ho-
ren en op het display wordt het be-
richt "CLEAN PARK ASSIST" (par-
keersensoren reinigen), "SERVICE
162
PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST
SYSTEM" (parkeerhulpsysteem re-
pareren) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Wan-
neer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE wordt gezet en het systeem
een storing heeft gedetecteerd, geeft
het EVIC het bericht "CLEAN PARK
ASSIST" (parkeersensoren reinigen)
of "SERVICE PARK ASSIST SYS-
TEM" (parkeerhulpsysteem repare-
ren) weer zolang de schakelhendel in
de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense® niet.
HET PARKEERHULPSYS-
TEEM REINIGEN
Reinig de sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een
zachte doek. Gebruik geen ruwe of
harde doeken. Maak de sensoren
voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de
sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR GEBRUIK VAN HET
PARKSENSE® SYSTEEM
OPMERKING:
Houd de voor- en achterbumpervrij van sneeuw, ijs, modder, stof
en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van Park-
Sense® nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense® uitscha- kelt, wordt op het EVIC het be-
richt "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit-
geschakeld) weergegeven. Het
systeem blijft dan uitgescha-
keld, totdat u het systeem op-
nieuw inschakelt, ook als u het
contact opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) zet
en ParkSense® is uitgescha-
keld, zal het EVIC het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld)
weergeven zolang de schakel-
hendel in REVERSE (achteruit)
staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
Indien ingeschakeld, zal Park- Sense® het geluid van de radio
ONDERBREKEN wanneer het
systeem een geluidssignaal laat
horen.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan
het ParkSense® systeem hier-
door obstakels voor of achter de
auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de
auto.
Objecten zoals fietsendragers,
trekhaken, etc. mogen niet binnen
een afstand van 30 cm van de
163
achterkant/achterbumper wor-
den geplaatst. Als dit wel het geval
is, zal het systeem een nabijgele-
gen object mogelijk interpreteren
als een sensorprobleem en de
melding "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp
noodzakelijk) tonen op het EVIC.
LET OP!
ParkSense® is uitsluitend be-doeld als hulpmiddel tijdens het
parkeren en is niet in staat ieder
voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensoren niet ge-
detecteerd.
Bij gebruik van ParkSense® moet u langzaam rijden, zodat u tijdig
kunt stoppen wanneer een obsta-
kel wordt gedetecteerd. Het is
raadzaam om tijdens het achter-
uitrijden over uw schouder te kij-
ken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkSense®.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van
het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem. Controleer het gebied ach-
ter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veilig-
heid en dient uw aandacht voort-
durend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het wordt sterk aanbevolen deafneembare trekhaak te verwij-
deren voordat u het ParkSense®
parkeerhulpsysteem gaat gebrui-
ken, wanneer u de trekhaak niet
nodig heeft. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat
de trekhaakkogel zich veel dich-
ter bij het obstakel bevindt dan de
achterkant van de auto, wanneer
een knipperende boog op het
scherm wordt weergegeven en een
continue toon klinkt. Afhankelijk
van de afmetingen en vorm van
de trekhaak is het ook mogelijk
dat de sensoren de trekhaak de-
tecteren en abusievelijk aangeven
dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is.
164
te gaan. Wanneer controle-/
storingslampje ESP continu blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een sto-
ring gedetecteerd in het ESP-systeem.
Als het lampje blijft branden nadat er
verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers hebt gereden met
een snelheid hoger dan 48 km/u, dient
u zo snel mogelijk contact op te nemen
met uw erkende dealer om het pro-
bleem te laten opsporen en verhelpen.
OPMERKING:
Het controlelampje ESP uitge-schakeld en het controle-/
storingslampje ESP gaan kort
branden wanneer de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet.
Telkens wanneer de contact- schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wan-
neer dit eerder werd
uitgeschakeld.
Het ESP-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op wanneer ESP inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESP-systeem heeft ver-
oorzaakt.
19. Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden branden
nadat u de contactschakelaar
de eerste keer in de stand ON/RUN
hebt gezet. Als tijdens deze gloeilamp-
controle de veiligheidsgordel voor de
bestuurder niet is vastgegespt, hoort u
een geluidssignaal. Als na de gloei-
lampcontrole of tijdens het rijden de
veiligheidsgordel van de bestuurder
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
niet is vastgegespt, gaat het waar-
schuwingslampje voor de veiligheids-
gordels branden en klinkt er een ge-
luidssignaal. Raadpleeg de paragraaf
"Beveiligingssystemen voor inzitten-
den" in het hoofdstuk "Uw auto" voor
informatie hierover. 20. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de tempe-
ratuur van de koelvloeistof aan. Als de
meternaald het normale aanwijst,
werkt het koelsysteem naar behoren.
De meternaald geeft vaak een hogere
temperatuur aan tijdens het rijden bij
warm weer, op hellingen, of met aan-
hanger. De bovenlimiet van het nor-
male temperatuurbereik mag niet
wordt overschreden.
LET OP!
Als u blijft rijden met een overver-
hit koelsysteem, kan schade aan de
auto ontstaan. Wanneer de tempe-
ratuurmeter in de "H"-zone staat,
zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair
draaien tot de meternaald weer in
het normale bereik staat. Als de
meternaald op "H" blijft staan en u
ononderbroken geluidssignalen
hoort, zet de motor dan direct af en
neem contact op met een erkende
dealer voor service.
191