Meldingen op het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
•Front Seatbelts Unbuckled (voorste veilig-
heidsgordels niet vastgegespt)
• Driver Seatbelt Unbuckled (Bestuurdersgor-
del niet vastgegespt)
• Passenger Seatbelt Unbuckled (passagiers-
gordel niet vastgegespt)
• Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
• Traction Control Off (traction control uit)
• Washer Fluid Low (ruitensproeiervloeistof
bijna op)
• Oil Pressure Low (oliedruk laag)
• Olieverversing vereist
• Fuel Low (brandstof laag)
• Service Antilock Brake System (antiblokkeer-
systeem vereist onderhoud)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Service Power Steering (stuurbekrachtiging
vereist onderhoud)
• Cruise Off (cruisecontrol uitgeschakeld)
• Cruise Ready (cruisecontrol gereed)
• Cruise Set To XXX MPH (cruisecontrol inge-
steld op XXX mph)
• Tire Pressure Screen With Low Tire(s) “In-
flate Tire to XX” (bandenspanning-scherm
met te lage bandenspanning(en) "band op-
pompen tot XX")
• Service Tire Pressure System (bandenspan-
ningscontrolesysteem vereist onderhoud)
•
Parking Brake Engaged (handrem inge-
schakeld)
• Brake Fluid Low (remvloeistofpeil laag)
• Service Electronic Braking System (elektro-
nisch remsysteem vereist onderhoud)
• Engine Temperature Hot (motortemperatuur
hoog)
• Battery Voltage Low (accuspanning laag)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Lights On (verlichting aan)
• Right Turn Signal Light Out (richtingaanwij-
zer rechts uit)
• Left Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer
links uit)
• Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
• Vehicle Not in Park (auto niet in
parkeerstand)
• Key in ignition (sleutel in contactslot)
• Key In Ignition Lights On (sleutel in contact,
lampen aan)
• Remote Start Active Key to Run (starten op
afstand actief Sleutel voor starten)
• Remote Start Active Push Start Button (star-
ten op afstand actief Druk op startknop)
• Remote Start Aborted Fuel Low (starten op
afstand afgebroken Brandstof laag)
• Remote Start Aborted Too Cold (starten op
afstand afgebroken Te koud)
• Remote Start Aborted Door Open (starten op
afstand afgebroken Portier open)
190
een hogere of lagere versnelling wordt gescha-
keld, met uitzondering van de onderstaande
situaties.
•De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug terwijl de auto snelheid mindert en tot
stilstand komt (om stotteren van de motor te
voorkomen), waarbij de huidige versnelling
wordt aangegeven.
• De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet de
bestuurder handmatig opschakelen (+) tij-
dens het optrekken.
•
U kunt vanuit stilstand wegrijden in de eerste of
tweede versnelling (of de derde versnelling in
de groep 4LO, de stand sneeuw of de stand
zand). Als bij stilstand u kort op (+) drukt, kunt
u wegrijden in de tweede versnelling. Wegrij-
den in de tweede versnelling is zinvol als het
wegdek glad is door sneeuw of ijs.
• Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats. •
Wanneer de voertuigsnelheid te laag is, ne-
geert het systeem alle opschakelpogingen.
• Als u de schakelflipper (-) ingedrukt houdt,
wordt voortdurend teruggeschakeld naar de
laagst mogelijke versnelling bij de huidige
snelheid.
•
Het schakelen van de transmissie valt meer op
als de schakelflipper-modus is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsrege-
ling (HDC) is ingeschakeld, is de
schakelflipper-modus niet actief. Door op de
schakelflippers (+/-) te drukken in Selec-
Speed of de afdalingsregeling, wordt ge-
woon de hoogste toegestane versnelling be-
perkt. Schakelen onder en tot aan die
versnelling verloopt automatisch.
U kunt de schakelflipper-modus uitschakelen
door de schakelflipper (+) ingedrukt te houden
totdat de indicatie "D"of"S" weer wordt weer- gegeven in de instrumentengroep. U kunt de
schakelflipper-modus op elk moment in- of uit-
schakelen zonder dat u uw voet van het gaspe-
daal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor de
auto in een slip kan raken, wat een aanrijding
of persoonlijk letsel tot gevolg kan hebben.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac
I® - Indien aanwezig
De Quadra-Trac I® is een tussenbak met één
groep (alleen hoge gearing), die zorgt voor
handige permanente vierwielaandrijving. Ver-
eist geen handelingen van de bestuurder. Het
Brake Traction Control (BTC) systeem, dat een
236
combinatie is van het standaard ABS en traction
control, biedt weerstand aan een wiel dat door-
slipt waardoor extra koppel wordt gestuurd naar
de wielen met tractie.
OPMERKING:
Het Quadra-Trac I® systeem niet geschikt is
voor omstandigheden waarin de groep 4WD
LOW wordt aanbevolen. Raadpleeg de para-
graafTips voor terreinrijden in het hoofd-
stuk Starten en rijden voor meer informatie
hierover.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen
Quadra-Trac II® - Indien aanwezig
De Quadra-Trac II® tussenbak is volautoma-
tisch in de 4WD AUTO-modus voor normaal
rijden. De Quadra-Trac II® tussenbak heeft drie
standen:
• 4WD HI
• NEUTRAL
• 4WD LOW
Deze tussenbak is volautomatisch in de 4WD
HI-modus. Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijfas-
sen vóór en achter samen te vergrendelen en
de voor- en achterwielen te dwingen om met
dezelfde snelheid te draaien. De stand 4WD
LOW is uitsluitend bedoeld voor een onverhard
of glad wegdek. Rijden in de stand 4WD LOW
op droge, verharde wegen kan leiden tot over-
matige slijtage van de banden en schade aan
de onderdelen van de aandrijflijn.
Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in 4WD
LOW rijdt, is het motortoerental circa driemaal
zo hoog als het motortoerental in de stand 4WD
HI. Laat de motor niet met te hoge toerentallen
draaien en rijd niet sneller dan 40 km/u.
Voor een juist gebruik van voertuigen met vier-
wielaandrijving moeten alle banden van het-
zelfde type zijn en dezelfde maat en omtrek
hebben. Het gebruik van verschillende banden
beïnvloedt het schakelgedrag en kan de tus-
senbak beschadigen.
Aangezien vierwielaandrijving de tractie verbetert,
heeft men de neiging de veilige snelheden voor
bochten en stoppen te overschrijden. Rijd niet
sneller dan de verkeersomstandigheden toelaten.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen gewond
raken. In de stand NEUTRAL (N) van de
tussenbak wordt het contact met de aandrijf-
lijn van zowel de aandrijfas voor als achter
verbroken, zodat de auto ongeacht de stand
van de versnellingsbak, in beweging kan
komen. De handrem moet altijd aangetrok-
ken zijn als de bestuurder niet in de auto zit.
SchakelstandenVoor meer informatie over het gebruik van elke
stand van het 4WD-systeem, zie onderstaande
informatie:
4WD AUTO
Deze stand wordt gebruikt op oppervlakten
zoals ijs, sneeuw, grint, zand en op een droog
wegdek.
237