HoofdAlternatief/
alternatieven
vorige
opnieuw kiezen
telefoon selecteren selecteren
zenden
instellen telefooninstellingen
of telefoon instellen
gesprek doorscha-
kelen
Uconnect® Tutorial
stemtraining
werk
jaSPRAAKBEDIENING — INDIEN
AANWEZIG
Werking van het
spraakbedieningssysteem
Met het Uconnect® Voice Command
systeem kunt u de AM- en FM-radio,
cd/dvd-speler, USB-opslagapparaat,
iPod® apparaten, Bluetooth® Strea-
ming Audio-apparaat en een memo-
recorder bedienen.
OPMERKING:
Spreek zo rustig en normaal mogelijk tegen
het Voice Interface systeem. De mogelijk-
heid voor het Voice Interface systeem om
opdrachten met de stem van de gebruiker te
herkennen kan negatief beïnvloed worden
als u snel spreekt of luider dan normaal.
WAARSCHUWING!
Elk spraakgestuurd systeem mag alleen
worden gebruikt als de rijomstandigheden dit
toelaten en het gebruik in overeenstemming
is met de verkeersregels. Uw aandacht moet
gericht zijn op het veilig besturen van de
auto. Anders bestaat er een risico op een
ongeluk en ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Wanneer u op de Voice Command-toets
drukt, hoort u een pieptoon. De pieptoon is
het teken dat u een opdracht kunt geven.
OPMERKING:
Indien u niet binnen enkele seconden een
opdracht uitspreekt, geeft het systeem u een
lijst met mogelijkheden.
Als u het systeem wilt onderbreken terwijl de
lijst met mogelijkheden wordt weergegeven,
drukt u op de Voice Command-toets
,
wacht u tot de pieptoon heeft geklonken en
spreekt u uw opdracht in.
Het drukken op de Voice Command-toets
terwijl het systeem spreekt, wordt "inbre-
97
ken"genoemd. Het systeem wordt in dat geval
onderbroken en na de pieptoon kunt u opdrach-
ten toevoegen of wijzigen. Dit is handig naar-
mate u de opties kent.
OPMERKING:
U kunt op elk ogenblik de woorden Cancel
(Annuleren), Help,ofMain Menu (Hoofd-
menu) inspreken.
Deze opdrachten zijn universeel en kunnen
vanuit elk menu gebruikt worden. Alle andere
opdrachten kunnen gebruikt worden afhankelijk
van de actieve toepassing.
Bij het gebruiken van dit systeem moet u dui-
delijk en met een normaal volume spreken.
Het systeem zal uw opdrachten het best begrij-
pen als de ramen gesloten zijn en de ventilator
van de verwarming/airconditioning in een lage
stand staat.
Als het systeem een van uw opdrachten niet
begrijpt, wordt u gevraagd de opdracht te her-
halen.
Als u het eerste beschikbare menu wilt horen,
drukt u op de Voice Command-toets
en
zegt u "Help"of"Main Menu" (Hoofdmenu).
OpdrachtenHet spraakbedieningssysteem begrijpt twee
soorten opdrachten. De algemene opdrachten
zijn altijd beschikbaar. Lokale opdrachten zijn
beschikbaar als de ondersteunde radiomodus
actief is.
Het volume wijzigen.
1. Start een dialoog door op de Voice
Command-toets
te drukken.
2.
Spreek een opdracht in (bijvoorbeeld "Help").
3. Gebruik de draaiknop ON/OFF VOLUME om
het volume in te stellen op een aangenaam
niveau terwijl het spraakbedieningssysteem
spreekt. Let op: het volume voor het spraakbe-
dieningssysteem wordt apart ingesteld van het
audiosysteem.
Hoofdmenu
Start een dialoog door op de Voice Command-
toets
te drukken. Als u naar het hoofdmenu
wilt gaan, zegt u "Main Menu"(Hoofdmenu).
In deze modus kunt u de volgende opdrachten
inspreken: •
"Radio AM" (als u naar de radiomodus AM
wilt schakelen)
• "Radio FM" (als u naar de radiomodus FM
wilt schakelen)
• "Disc" (als u naar de disc-modus wilt
schakelen)
• "USB" (als u naar de USB-modus wilt
schakelen)
• "Bluetooth Streaming" (als u naar de
Bluetooth® Streaming modus wilt schakelen)
• "Memo" (als u naar de memorecorder-modus
wilt schakelen)
• "System Setup" (Systeem instellen, als u
naar de systeeminstellingen wilt schakelen)
Radiofrequentie AM (of lange golf of
middengolf — indien aanwezig)
Als u wilt schakelen naar AM-ontvangst, zegt u
"AM" of"radio AM". In deze modus kunt u de
volgende opdrachten inspreken:
• "Frequency #" (Frequentie nr.) (als u de
frequentie wilt wijzigen)
• "Next Station" (Volgende zender) (als u de
volgende zender wilt kiezen)
98
•"Previous Station" (Vorige zender) (als u de
vorige zender wilt kiezen)
• "Menu radio" (als u naar het radiomenu wilt
schakelen)
• "Main Menu" (Hoofdmenu) (als u naar het
hoofdmenu wilt schakelen)
Radio FM
Als u wilt schakelen naar FM-ontvangst, zegt u
"FM" of"radio FM". In deze modus kunt u de
volgende opdrachten inspreken:
• "Frequentie nr." (als u de frequentie wilt
wijzigen)
• "Volgende zender" (als u de volgende zender
wilt kiezen)
• "Vorige zender" (als u de vorige zender wilt
kiezen)
• "Menu radio" (als u naar het radiomenu wilt
schakelen)
• "Hoofdmenu" (als u naar het hoofdmenu wilt
schakelen) Diskmodus
Als u wilt naar de diskmodus wilt schakelen,
zegt u
"Disc". In deze modus kunt u de vol-
gende opdrachten inspreken:
• "Track" (Nummer) (als u een ander nummer
wilt kiezen)
• "Next Track" (Volgende nummer) (als u het
volgende nummer wilt afspelen)
• "Previous Track" (Vorige nummer, als u het
vorige nummer wilt afspelen)
• "Main Menu" (Hoofdmenu) (als u naar het
hoofdmenu wilt schakelen)
Modus USB
Zeg "USB", als u naar de USB-modus wilt
schakelen. In deze modus kunt u de volgende
opdrachten inspreken:
• "Next Track" (Volgende nummer) (als u het
volgende nummer wilt afspelen)
• "Previous
Track"(Vorige nummer, als u het
vorige nummer wilt afspelen)
• “Play” (Afspelen, om de naam van een ar-
tiest, afspeellijst, album, nummer etc. af te
spelen) Bluetooth® Streaming (BT) modus
Om naar de Bluetooth® Streaming (BT) modus
te schakelen, zegt u
"Bluetooth Streaming".In
deze modus kunt u de volgende opdrachten
inspreken:
• "Next Track" (Volgende nummer) (als u het
volgende nummer wilt afspelen)
• "Previous Track" (Vorige nummer, als u het
vorige nummer wilt afspelen)
• "List" (Weergeven) (om een artiest, afspeel-
lijst, album, nummer, etc. weer te geven)
Modus Memo
Als u wilt schakelen naar de voicerecorder-
modus, zegt u "Memo". In deze modus kunt u
de volgende opdrachten inspreken:
• "New Memo" (nieuwe memo opnemen) —
Tijdens het opnemen kunt u op de Voice
Command-toetsdrukken om de op-
name te stoppen. Ga verder door een van de
volgende opdrachten in te spreken:
– "Save" (Opslaan, als u de memo wilt
opslaan)
– "Continue" (Doorgaan, als u de opname
wilt voortzetten)
99
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer tegen
uw borstkas rust. Tijdens een botsing be-
staat het gevaar dat u onder de veiligheids-
gordel door schuift, waardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel kan ontstaan.
GEHEUGENSTOEL — INDIEN
AANWEZIG
Met deze functie kunt u twee verschillende
geheugenprofielen opslaan, die met de geheu-
gentoets eenvoudig geselecteerd kunnen wor-
den. Elk geheugenprofiel bevat de gewenste
instellingen voor de stand van de bestuurders-
stoel, de buitenspiegels, de elektrisch verstel-
bare stuurkolom (indien aanwezig) en een
reeks gewenste radiovoorkeurzenders. U kunt
uw afstandsbediening ook zodanig programme-
ren, dat deze instellingen worden opgeroepen
als op de ontgrendelknop wordt gedrukt.
OPMERKING:
Uw auto is uitgerust met twee afstandsbe-
dieningen. Eén afstandsbediening kan wor-
den gekoppeld aan geheugenpositie 1 en de
andere afstandsbediening kan worden ge-
koppeld aan geheugenpositie 2.
De geheugenstoelschakelaar bevindt zich op
het bekledingspaneel van het bestuurderspor-
tier. De schakelaar bestaat uit drie knoppen:
•De knop (S), waarmee de stand in het ge-
heugen wordt opgeslagen •
De knoppen (1) en (2) waarmee een van de
twee geprogrammeerde geheugenprofielen
worden opgevraagd.
Geheugenfunctie programmeren
OPMERKING:
Een nieuw geheugenprofiel maken:
Auto’s met Keyless Enter-N-Go
1. Druk, zonder het rempedaal in te trappen, op
de knop ENGINE START/STOP en draai de
contactschakelaar in de stand ON/RUN (start
de motor niet).
Ontgrendelen van achterbank
Geheugenstoelschakelaar
111
2. Pas alle profielinstellingen aan uw voorkeu-
ren aan (bijv. stoel, buitenspiegel, elektrisch
verstelbare stuurkolom [indien aanwezig] en
geprogrammeerde radiozenders).
3. Druk kort op de instelknop S (set) op de
geheugenschakelaar.
4. Druk binnen vijf seconden kort op de geheu-
genknop (1) of (2). Het elektronische voertuig-
informatiecentrum (EVIC) geeft aan welke ge-
heugenpositie is ingesteld.
Auto’s zonder Keyless Enter-N-Go
1. Steek de sleutelhouder in de contactschake-
laar en zet de contactschakelaar in de stand
ON/RUN.
2. Pas alle profielinstellingen aan uw voorkeu-
ren aan (bijv. stoel, buitenspiegel, verstelbare
pedalen [indien aanwezig], elektrisch verstel-
bare stuurkolom [indien aanwezig] en gepro-
grammeerde radiozenders).
3. Druk kort op de instelknop S (set) op de
geheugenschakelaar.4. Druk binnen vijf seconden kort op de geheu-
genknop (1) of (2). Het elektronische voertuig-
informatiecentrum (EVIC) geeft aan welke ge-
heugenpositie is ingesteld.
OPMERKING:
•
De auto hoeft niet in de stand PARK te
staan voor het instellen van geheugenpo-
sities, maar dit is wel vereist als u een
geheugenpositie wilt oproepen.
• De functie Geheugen oproepen met Re-
mote Linked to Memory (op afstand ge-
koppeld aan geheugen) kan worden inge-
schakeld via het scherm van het
Uconnect® systeem. Raadpleeg de para-
graaf Door de klant te programmeren
functies - Instellingen Uconnect® Access
8.4 in het hoofdstuk Het instrumenten-
paneel voor meer informatie hierover.
Afstandsbediening aan geheugen
koppelen en ontkoppelen
U kunt uw afstandsbedieningen zodanig pro-
grammeren, dat een van de twee vooraf inge- stelde geheugenprofielen wordt opgeroepen als
op de ontgrendelknop van de afstandsbedie-
ning wordt gedrukt.
OPMERKING:
Voordat u de afstandsbedieningen program-
meert moet u de functie
Memory To FOB
(geheugen naar sleutelhouder) selecteren
via het scherm van het Uconnect® systeem.
Raadpleeg de paragraaf Door de klant te
programmeren functies - Instellingen
Uconnect® Access 8.4 in het hoofdstuk
Het instrumentenpaneel voor meer infor-
matie hierover.
Ga als volgt te werk om uw afstandsbediening
te programmeren:
1. Neem de sleutelhouder uit de contactscha-
kelaar (of zet de contactschakelaar in de stand
OFF, voor auto’s die zijn uitgerust met Keyless
Enter-N-Go).
2. Selecteer het gewenste geheugenprofiel (1)
of (2).
11 2
Parkeerlichten en verlichting van het
instrumentenpaneel
Om de parkeerlichten en de instrumen-
tenverlichting in te schakelen, draait u de
koplampschakelaar rechtsom. Om de
parkeerlichten uit te schakelen, draait u de kop-
lampschakelaar terug in de stand O (Off, Uit).
Mistlampen vóór en
mistachterlichten - indien aanwezig
De mistlampen vóór en mistachterlichten kunt u
naar wens gebruiken als het zicht door mist is
verslechterd. De mistlampen worden in deze
volgorde ingeschakeld: als u de koplampscha-
kelaar één keer indrukt, gaan de mistkoplam-
pen aan. Druk de schakelaar een tweede keer
in om de mistachterlichten in te schakelen (mist-
lampen vóór blijven aan). Druk de schakelaar
een derde keer in om de mistachterlichten uit te
schakelen (mistkoplampen blijven aan). Druk
de schakelaar een vierde keer in om de mist-
koplampen uit te schakelen. Bij auto’s zonder
mistkoplampen worden de mistachterlichten in-
geschakeld als u de schakelaar de eerste keer
indrukt. OPMERKING:
De koplampschakelaar moet in de stand
parkeerlicht of koplampen staan voordat de
mistlampschakelaar ingedrukt kan worden.
InterieurverlichtingDe portier- en plafondverlichting worden inge-
schakeld als de voorportieren worden geopend,
als de dimschakelaar (draaischakelaar rechts
van de koplampschakelaar) naar boven wordt
gedraaid in de laatste stand of als op de ont-
grendelknop (indien aanwezig) wordt gedrukt
op de afstandsbediening. Wanneer een portier
is geopend en de interieurverlichting brandt dan
kunt u de interieurverlichting uitschakelen door
de dimschakelaar helemaal naar beneden te
draaien in de OFF-stand. Dit wordt ook de
“Party”-modus genoemd omdat in deze modus
de deuren langer open kunnen blijven staan
zonder dat de accu van de auto leegraakt.
De helderheid van de verlichting van het instru-
mentenpaneel kan worden geregeld door de
dimschakelaar omhoog (helderder) of omlaag
(dimmen) te draaien. Als de koplampen zijn
ingeschakeld, kunt u de helderheid van de
kilometerteller, dagteller, radio en dakconsole
verhogen door de schakelaar zo ver mogelijk
omhoog te draaien totdat u een klik hoort. Deze
functie wordt de “Parade”-modus genoemd en
is handig als de koplampen overdag nodig zijn.
Werking van de mistlampen
11 8
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-
display een knipperende boog laat zien en een
ononderbroken toon laat horen. De volgende
tabel illustreert de werking van het waarschu-
wingssysteem wanneer een obstakel wordt ge-
detecteerd:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (inch/cm) Meer dan
200 cm (79 inch) 200-100 cm
(79-39 inch) 100-65 cm
(39-25 inch) 65-30 cm
(25-12 inch) Minder dan 30 cm
(12 inch)
Geluidssignaal GeenEerste 1/2
tweede toon Langzaam
SnelContinu
Boog Geen4e brandt 3e
brandt 2e
knippert 1e
knippert
Radiovolume verlaagd Nee.Ja.Ja.Ja. Ja.
Continue toon
149
OPMERKING:
Indien ingeschakeld, zal ParkSense® het vo-
lume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal laat horen.
ParkSense® in- en uitschakelenParkSense® kan worden in- en uitgeschakeld
met de ParkSense® schakelaar.
Wanneer de ParkSense® schakelaar
wordt ingedrukt om het systeem uit te
schakelen, wordt in de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf se-
conden de melding"PARKSENSE
OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld) weergegeven.
Raadpleeg de paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) "in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel "voor meer informatie hierover.
Als de schakelhendel in de stand REVERSE wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld, wordt in het
EVIC de melding "PARKSENSE OFF "(parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergegeven zolang de scha-
kelhendel in REVERSE staat.
De LED in de ParkSense® schakelaar gaat aan
als ParkSense® is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense® schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als de ParkSense® schakelaar wordt ingedrukt, en het
systeem service vereist, knippert de LED in de
ParkSense® schakelaar kort, en vervolgens
blijft de LED aan.
Onderhoud van ParkSense®
parkeerhulpsysteem achter
Wanneer het ParkSense® parkeerhulpsysteem
achter een storing heeft gedetecteerd, brengt de
instrumentengroep een enkel geluidssignaal voort,
en wordt gedurende vijf seconden de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE WIPE REAR SEN-
SORS"
(parkeerhulp niet beschikbaar, achtersen-
soren reinigen) of "PARKSENSE UNAVAILABLE
SERVICE REQUIRED "(parkeerhulp niet beschik-
baar, onderhoud noodzakelijk) weergegeven.
Raadpleeg de paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) "in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel "voor meer informatie hierover.
Als de schakelhendel in de stand REVERSE wordt
gezet en het systeem een storing heeft gedetec-
teerd, wordt in het EVIC de melding "PARKSENSE
UNAVAILABLE WIPE REAR SENSORS "(parkeer-
hulp niet beschikbaar, achtersensoren reinigen) of
"PARKSENSE UNAVAILABLE SERVICE RE-
QUIRED" (parkeerhulp niet beschikbaar, onder- houd noodzakelijk) weergegeven zolang het voer-
tuig in de stand REVERSE staat. In dit geval werkt
ParkSense niet.
Als de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE
WIPE REAR SENSORS "(parkeerhulp niet be-
schikbaar, achtersensoren reinigen) wordt weerge-
geven in het elektronische voertuiginformatiecen-
trum (EVIC), moet u ervoor zorgen dat het
buitenoppervlak en de onderkant van het
achterpaneel/de achterbumper vrij is van sneeuw,
ijs, modder, vuil of andere obstakels en vervolgens
het contact uit- en weer inschakelen. Als het bericht
nog steeds wordt weergegeven, breng dan een
bezoek aan uw erkende dealer.
Als de melding "PARKSENSE UNAVAILABLE
SERVICE REQUIRED" (parkeerhulp niet be-
schikbaar, onderhoud noodzakelijk) wordt
weergegeven in het EVIC, neemt u contact op
met een erkende dealer.
ParkSense® systeem reinigenReinig de ParkSense® sensoren met water,
een schoonmaakmiddel voor auto’s en een
zachte doek. Gebruik geen ruwe of harde doe-
ken. Maak de sensoren voorzichtig schoon (niet
150