Page 65 of 283

61
In stand A-fig. 47 (onvergrendelde stand) werken de rui-
tenwissers, zolang u de hendel met de hand in deze stand
houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer
terug en schakelen de ruitenwissers automatisch uit. Als
de draaiknop in stand
≤staat, wordt de slag van de rui-
tenwissers automatisch aangepast aan de snelheid van
de auto.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de achteruit inscha-
kelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser werken.
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 47 kunt u de ruitenwissers/-
sproeiers en achterruitwisser/-sproeier (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand
MAR staat.
De rechter hendel kan in vier verschillende standen wor-
den gezet:
Oruitenwissers uitgeschakeld.
≤wissen met interval.
≥langzaam continu wissen.
¥snel continu wissen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gebruik de ruitenwissers niet om opge-
hoopte sneeuw of ijs van de voorruit te ver-
wijderen. In die omstandigheden grijpt, als
de ruitenwissers te zwaar worden belast, de bevei-
liging in, die ervoor zorgt dat de ruitenwissers en-
kele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de
werking niet wordt hervat, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
„Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde
stand), schakelen de ruitensproeiers in. Als u de hendel
langer dan een halve seconde aangetrokken houdt, dan
worden in een handeling de ruitenwissers en de ruiten-
sproeiers ingeschakeld. Als u de hendel loslaat, maken de
ruitenwissers nog drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
F0V0054mfig. 47
Page 66 of 283

62
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand
MAR staat.
Inschakelen
Als u de draaiknop in stand
'zet, schakelt de achter-
ruitwisser als volgt in:
❒in intervalstand als de ruitenwissers voor niet zijn in-
geschakeld;
❒synchroon (met de helft van de frequentie van de rui-
tenwissers voor) als de ruitenwissers voor zijn inge-
schakeld;
❒continu als de achteruit is ingeschakeld.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor de achteruit
inschakelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser con-
tinu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard duwt (onvergrendel-
de stand), schakelt de achterruitsproeier in. Als u de hen-
del langer dan een halve seconde naar het dashboard ge-
duwd houdt, schakelt ook de achterruitwisser in. Als u de
hendel loslaat, wordt het intelligente wis-/wasprogram-
ma ingeschakeld, zoals bij de ruitenwissers voor.
Uitschakelen
De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gebruik de achterruitwisser niet om opge-
hoopte sneeuw of ijs van de achterruit te
verwijderen. In die omstandigheden grijpt,
als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de be-
veiliging in, die ervoor zorgt dat de ruitenwisser en-
kele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de
werking niet wordt hervat, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze functie werkt als u, bij ingeschakeld dimlicht, de rui-
tensproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig of de koplamp-
sproeiers schoon en in goede staat zijn.
De koplampsproeiers werken niet als er
minder dan 1,6 liter ruitensproeiervloeistof
in het reservoir zit.
Page 67 of 283

63
A A
B B
F0V0092mfig. 48
Snelheid opslaan
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaiknop A-fig. 48 in stand ON en trap het gas-
pedaal in tot de auto met de gewenste snelheid rijdt;
❒plaats de hendel ten minste 1 seconde omhoog (+) en
laat vervolgens de hendel los: de snelheid van de auto
is opgeslagen en het gaspedaal kan worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid sim-
pel verhoogd worden door het intrappen van het gaspe-
daal: als u daarna het gaspedaal loslaat, wordt teruggekeerd
naar de opgeslagen snelheid.
CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij
een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge
trajecten en bij weinig verandering in de rij-omstandighe-
den (bijv. snelwegen), met een constante en vooraf inge-
stelde snelheid blijft rijden zonder het gaspedaal te hoe-
ven bedienen. Het gebruik van dit systeem biedt geen voor-
delen in druk verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
Systeem inschakelen
Draai de draaiknop A-fig. 48 in stand ON.
Het systeem is ingeschakeld als het lampje Übrandt en
op het instrumentenpaneel de bijbehorende melding ver-
schijnt (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
De cruise-control kan niet worden ingeschakeld in de 1e
versnelling of de achteruit. Het is raadzaam het systeem in
te schakelen bij een versnelling die gelijk of hoger is dan
de 4e.
Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de snel-
heid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 68 of 283

64
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid
iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omlaag
wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
Systeem uitschakelen
Het systeem kan als volgt door de bestuurder worden uit-
geschakeld:
❒door de draaiknop A in stand OFF te draaien;
❒door de motor uit te zetten;
Functie uitschakelen
Het systeem kan als volgt door de bestuurder worden uit-
geschakeld:
❒door het rempedaal in te trappen, terwijl het systeem
de snelheid regelt;
❒door het koppelingspedaal in te trappen, terwijl het sys-
teem de snelheid regelt;
❒door op knop B-fig.48 te drukken, terwijl het systeem
de snelheid regelt (bij bepaalde uitvoeringen/markten);
❒door het gaspedaal in te trappen; in dit geval wordt het
systeem niet werkelijk uitgeschakeld, maar heeft het
acceleratie-verzoek voorrang op het systeem; de crui-
se-control blijft ingeschakeld en het systeem stelt, na
de acceleratie, de hiervoor opgeslagen snelheid weer
in, zonder dat de knop B-fig. 48 hoeft te worden be-
diend. Opgeslagen snelheid oproepen
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het in-
trappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de opgesla-
gen snelheid op de volgende manier worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer gelijk
is aan de opgeslagen snelheid;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het
moment van het opslaan van de snelheid;
❒druk op toets B-fig. 48.
Opgeslagen snelheid verhogen
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe snel-
heid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (+).
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid
iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omhoog
wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
Opgeslagen snelheid verlagen
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (–) totdat de nieuwe snelheid
is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 69 of 283

65
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET KANTELBAAR LAMPENGLAS
De verlichting gaat geleidelijk branden, maar de mogelijk-
heid om direct de volle lichtsterkte in te schakelen door
op de zijkant te drukken.
Bij de Doblò Cargo-uitvoeringen is de inschakeling ge-
koppeld aan de voorportieren.
Bij de uitvoeringen Doblò/Doblò Combi personen is de
inschakeling gekoppeld aan de voorportieren en de zij-
schuifdeuren. Het systeem schakelt in de volgende gevallen automa-
tisch uit:
❒als het ABS of ESC in werking treedt;
❒als de snelheid van de auto onder de vastgestelde limiet
komt;
❒als er een storing in het systeem is.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de cruise-control tijdens het rijden is
ingeschakeld, zet dan nooit de versnel-
lingspook in de vrijstand.
ATTENTIE!
Bij een storing of een afwijkende werking
van de cruise-control, moet de draaiknop
A in stand OFF worden gezet en moet u contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
F0V0055mfig. 49
Page 70 of 283

66
F0V0056mfig. 50F0V0057mfig. 51
❒in linker stand, het spotje C ingeschakeld;
❒in rechter stand, het spotje D ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of bei-
de schakelaars in de middelste stand staan. Op deze ma-
nier zullen de lampjes van de plafondverlichting doven bij
het sluiten van de portieren en voorkomt u dat de accu
ontlaadt. Als de schakelaar in de rechter stand is blijven
staan, schakelt de verlichting 15 minuten na het uitzetten
van de motor automatisch uit.
PLAFONDVERLICHTING ACHTER MET
KANTELBAAR LAMPENGLAS
(uitvoeringen Doblò/Doblò Combi)
Het lampje gaat automatisch branden als u een voorpor-
tier/zijschuifdeur opent en dooft als het betreffende por-
tier wordt gesloten.
Bij gesloten deuren kunt u het lampje in- en uitschakelen
door op de aangegeven wijze op de linker zijde van het
lampenglas A-fig. 51 te drukken. PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET SPOTJES fig. 50
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij de Doblò Cargo-uitvoeringen is de inschakeling ge-
koppeld aan de voorportieren.
Bij de uitvoeringen Doblò/Doblò Combi personen is de
inschakeling gekoppeld aan de voorportieren en de zij-
schuifdeuren.
Met de schakelaar A kunnen de plafondlampjes worden in-
en uitgeschakeld. Met de schakelaar A in het midden worden
de lampjes C en D in-/uitgeschakeld bij het openen/sluiten van
de portieren.
Met de schakelaar A naar links geschoven, blijven de lamp-
jes C en D altijd uitgeschakeld.
Met de schakelaar A naar rechts geschoven, blijven de
lampjes C en D altijd ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk.
Met de schakelaar B bedient u de spotjes; bij uitgescha-
kelde plafondverlichting wordt met de schakelaar:WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 71 of 283

67
F0V0171mfig. 52
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
MET KANTELBAAR LAMPENGLAS
(Cargo-uitvoeringen zonder dakluik)
Deze bevindt zich op de achtertraverse van de laadruim-
te. Het lampje gaat automatisch branden als u de zij-
schuifdeuren (voor bepaalde uitvoeringen/markten) of de
achterdeuren/achterklep (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) opent en dooft bij het sluiten.
Bij gesloten deuren kunt u het lampje in- en uitschakelen
door op de aangegeven wijze op de linker/rechter zijde
van het lampenglas fig. 52 te drukken.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
MET KANTELBAAR LAMPENGLAS
(extra voor Cargo-uitvoeringen
met lange wielbasis)
Het lampje bevindt zich rechts in de laadruimte. Het lamp-
je gaat automatisch branden als u de zijschuifdeuren of de
achterdeuren/achterklep opent en dooft als u de deu-
ren/achterklep sluit.
Bij gesloten deuren kunt u het lampje in- en uitschakelen
door op de aangegeven wijze op de linker zijde van het
lampenglas A-fig. 52 te drukken.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
(uitvoeringen Doblò/Doblò Combi)
Het lampje fig. 53 gaat automatisch branden bij het ope-
nen van de achterdeuren of de achterklep (voor bepaal-
de uitvoeringen/markten) en dooft bij het sluiten.
F0V0172mfig. 53
Page 72 of 283

68
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0174mfig. 55
Bij gesloten deuren kunt u het lampje in-/uitschakelen door
op de schakelaar A-fig. 54 te drukken.
De schakelaar A kan in 3 standen worden gezet:
❒met de schakelaar in het midden wordt de verlichting
ingeschakeld bij het openen van een achterdeur;
❒met de schakelaar omhoog gedrukt (stand 1) blijft de
verlichting altijd ingeschakeld;
❒met de schakelaar omlaag gedrukt (stand 2 – AUTO
OFF) blijft de verlichting altijd uitgeschakeld.
ZAKLAMP
(voor bepaalde Cargo-uitvoeringen)
Deze bevindt zich rechts in de laadruimte. De verlichting
bestaat uit een uitneembare zaklamp.
Om de zaklamp te gebruiken A-fig. 55 moet u op de knop
B drukken en de zaklamp in de richting van de pijl uit de
houder nemen. Bedien vervolgens de schakelaar C om
de verlichting in of uit te schakelen. PLAFONDVERLICHTING
ACHTER MET ZAKLAMP
(voor bepaalde Cargo-uitvoeringen)
Het lampje in het uitneembare plafondlampje wordt niet
bediend door de portieren; het kan uitsluitend met de hand
worden in-/uitgeschakeld door op knop A-fig. 54 te druk-
ken als de contactsleutel in stand MAR staat.
De schakelaar A kan in 3 standen worden gezet:❒met de schakelaar in het midden blijft de verlichting
altijd uitgeschakeld;
❒met de schakelaar omhoog gedrukt (stand 1) blijft de
verlichting altijd ingeschakeld;
❒met de schakelaar omlaag gedrukt (stand 2 – AUTO
OFF) blijft de verlichting altijd uitgeschakeld.
Bij de Cargo-uitvoeringen met dakluik
Het lampje gaat automatisch branden als u de zijschuif-
deuren of de achterdeuren/achterklep opent en dooft als
u de betreffende deur of de achterklep weer sluit.
F0V0173mfig. 54