24
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Motorolie
gaat tijdens het rijden
branden, met een
melding op het display.
een te lage oliedruk.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
knippert, met een
melding op het display
(uitsluitend 1.3 HDi 75). dat de motorolie
verouderd/vervuild is. Laat de motorolie zo snel mogelijk verversen om
motorschade te voorkomen.
Acculading brandt. een storing in het
laadcircuit. Controleer de accuklemmen... Rubriek 7,
onderwerp "Accu".
blijft branden,
ondanks controle.
een storing in het laadcircuit,
ontstekings- of injectiesysteem. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Stop & Start brandt. een storing in het Stop &
Start-systeem.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Detectie geopend
portier brandt.
dat een portier of
achterdeur niet goed is
gesloten. Controleer of de portieren, zij- en achterdeuren
gesloten zijn. brandt, met een
melding op het display.
Autogordel niet
vastgemaakt brandt en gaat daarna
knipperen.
dat de bestuurder de autogordel
niet heeft vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.
brandt in combinatie met
een geluidsignaal en blijft
daarna branden. dat de auto rijdt terwijl
de autogordel van de bestuurder
niet is vastgemaakt. Controleer of de gordel is vastgeklikt door er aan
te trekken. Rubriek 5, onderwerp "Autogordels".
knippert, met een
geluidssignaal
dat de voorpassagier de
autogordel niet heeft vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de houder.
25
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Airbag vóór
Zijairbag knippert of blijft
branden. een defecte airbag.
Zo snel mogelijk laten controleren door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags".
Airbag passagier
uitgeschakeld brandt.
dat de airbag bewust is uitgeschakeld
i.v.m. plaatsing van een kinderzitje
met de rug in de rijrichting. In te stellen in het menu MENU van de
boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu".
ABS blijft branden. een storing in het
systeem.
Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging.
Wij raden u aan te stoppen en het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats te raadplegen.
blijft branden, samen met
het waarschuwingslampje
parkeerrem. een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Stabiliteitscontrolesysteem
knippert enkele
seconden. een ingreep van het ESP. Ingreep van het systeem waardoor de koers van
de auto wordt gecorrigeerd.
brandt in combinatie met
het controlelampje van de
toets "ASR OFF"
en een
melding op het display.
een storing in het ESP. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt, met een
melding op het display. een storing in de ASR/
MSR. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt. een storing in de Intelligent
Traction Control. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Hill holder brandt. een storing in de hill
holder. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken vóór brandt. dat de remblokken
versleten zijn. Laat de remblokken vervangen door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
45
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Stuurkolomschakelaars
Opnieuw activeren
- Druk nogmaals op de
toets op het uiteinde van
de hendel.
of
- Trap het gaspedaal
in tot een snelheid is
bereikt die dicht bij de
ingestelde snelheid ligt.
- Schakel de versnelling in die was ingeschakeld
toen de snelheid werd ingesteld.
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid
weer aan. Als de functie wordt ingeschakeld, wordt
het pictogram "Snelheidsregelaar" op het
instrumentenpaneel weergegeven:
SNELHEIDSREGELAAR
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder bij
normaal doorstromend verkeer met een
constante zelf ingestelde snelheid rijden
zonder dat het gaspedaal ingetrapt hoeft te
worden.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden
boven 30 km/h en met minimaal de tweede
versnelling ingeschakeld.
Selecteren van de functie
- Zet de ring in de
stand ON
. De
snelheidsregelaar is
geselecteerd, maar nog
niet geactiveerd en er
is nog geen snelheid
ingesteld.
Eerste keer activeren /
Instellen van een
snelheid
- Breng uw auto met
het gaspedaal op de
gewenste snelheid.
- Beweeg de hendel gedurende minimaal
één seconde omhoog (+) en laat
vervolgens de hendel los.
De snelheid is nu in het geheugen
opgeslagen. U kunt het gaspedaal
loslaten, deze snelheid wordt door de auto
gehandhaafd.
Tijdelijk overschrijden
van de ingestelde
snelheid
Het is mogelijk gas te
geven
en tijdelijk met een
hogere snelheid dan de
ingestelde snelheid te rijden (bijvoorbeeld
om een inhaalmanoeuvre uit te voeren).
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt
de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Uitschakelen
- Druk op de toets op
het uiteinde van de
hendel.
of
- Trap op het rem- of
koppelingspedaal.
De snelheidsregelaar wordt ook
uitgeschakeld als het ABS of het ESP
ingrijpt.
55
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
HILL HOLDER
Deze functie, die is geïntegreerd in het ESP,
vergemakkelijkt het wegrijden op een helling
door uw auto, nadat u het rempedaal hebt
losgelaten, ongeveer 2 seconden op zijn
plaats te houden. In die tijd kunt u uw voet
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat terwijl u het
rempedaal intrapt,
- bij draaiende motor,
- op hellingen met een percentage van
minimaal 5%.
Werking
Als de auto met draaiende motor op een
helling stilstaat, wordt deze even op zijn
plaats gehouden als u het rempedaal
loslaat en:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
- bij een gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak de stand A
of M
hebt
geselecteerd.
Als de auto met draaiende motor
bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden als u het rempedaal loslaat.
Als het gaspedaal niet binnen
2 seconden wordt ingetrapt, wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
valt de remdruk geleidelijk weg. Tijdens
deze fase wijst een mechanisch geluid erop
dat de remmen loskomen en de auto in
beweging begint te komen.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de hill holder gebruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de motor
draait, trek dan de handrem aan. Controleer
of het verklikkerlampje van de handrem op
het instrumentenpaneel constant brandt.
Storing
Bij een storing in de systeem
gaan op het instrumentenpaneel
deze verklikkerlampjes branden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten
controleren.
In de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem is de hill holder
uitgeschakeld.
71
3
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Menu
Menu...
Druk op...
Submenu...
Druk op...
Selecteer...
Bevestig
en stop
Om...
3
Tijd instellen Uren Verhogen
De tijd in te stellen
Verlagen
Weergave 24 h
De weergave van de uren op
het klokje te selecteren.
12 h
4
Datum
instellen Jaar/Maand/
Dag Verhogen
De datum in te stellen.
Verlagen
5
Radio
weergeven ON De naam van het radiostation
weer te geven.
Het nummer van de track van de
CD weer te geven. OFF
6
Autoclose Tijdens het
rijden ON
Het automatisch vergrendelen
van de portieren vanaf 20 km/h
te activeren/deactiveren. OFF
7
Eenheid Afstanden Km
De eenheid voor de weergave
van de afstanden te selecteren.
Mijl
Temperatuur °C De eenheid voor de weergave
van de temperatuur te
selecteren. °F
Brandstofverbruik km/l De eenheid voor de weergave
van het brandstofverbruik te
selecteren. l/100 km
8
Taal Lijst met
beschikbare
talen De taal van de weergave te
kiezen.
9
Volume
gesproken
berichten Verhogen
Het volume van de geluidssignalen en de
waarschuwingsmeldingen te verhogen
of verlagen (het volume wordt direct
aangepast als op de toets wordt gedrukt).
Verlagen
2 1
77
3
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Autoradio
CD
EEN CD OF MP3-CD AFSPELEN
Gebruik alleen CD's met een ronde
vorm.
Bepaalde beveiligingssystemen op
de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen
veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-speler.
Zodra een CD of MP3-CD in de
CD-speler wordt gestoken, zal deze
de CD automatisch afspelen.
Als er al een CD in het apparaat zit,
druk dan op de toets CD.
Druk op een van de toetsen om een
nummer van de CD te selecteren.
Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1, 2 & 2.5 Audio
Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid
die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één
CD te plaatsen.
MP3
Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de
standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze
te kunnen afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat
deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard
voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke
snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de
standaard Joliet te gebruiken.
De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie
".mp3" en een sampling frequentie van 22,05 kHz of 44,1 kHz
af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma, .mp4,
.m3u...) kunnen niet worden afgespeeld.
Gebruik voor bestandsnamen maxi maal 20 karakters
en verwijder speciale tekens (bijv.: ()" ", ?, ù, spatie) om
problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
78
Bluetooth handsfree systeem
INTRODUCTIE
Dit systeem biedt de volgende mogelijkheden:
- bellen en gebeld worden via de Bluetooth® verbinding van uw mobiele telefoon,
- weergeven van de naam van uw contacten en de nummers van de contactenlijst van uw mobiele telefoon op het display van het
instrumentenpaneel,
- gebruiken van gesproken commando's voor het bellen en het beheren van uw contacten, zodat u uw handen aan het stuur kunt
houden,
- beluisteren van uw sms-berichten dankzij de in het systeem ingebouwde spraaksynthese,
- afspelen van audiobestanden (MP3, WMA, AAC, M4A, MP4 en WAV) via een USB-opslagmedium,
- weergeven van informatie over het muziekstuk dat wordt afgespeeld op het display van de autoradio (titel, artiest, enz.),
- aansturen van externe apparatuur (zoals een iPod
®) via spraakcommando's,
- opladen van externe apparatuur (zoals een iPod
®) via de USB-aansluiting.
BLUETOOTH HANDSFREE SYSTEEM
LEGENDA
Geeft aan dat een toets ingedrukt gehouden moet worden om de omschreven actie uit te voeren.
Functie gesproken commando's
Spreek het beschreven gesproken commando duidelijk uit.
Vereist het indrukken van de toets "gesproken commando's" op het stuurwiel alvorens het gewenste gesproken commando kan worden uitgesproken.
80
Bluetooth handsfree systeem
PRESENTATIE
Volumeregeling van de functies:
handsfree set, audiospeler en
gesproken sms-berichten, gesproken
berichten.
Pauzeren/hervatten van het afspelen
(draagbare speler).
USB-aansluiting. Verwijder het plastic kapje om uw
draagbare speler aan te sluiten.
Weergave van de menu's en indexen van de
speellijsten die worden afgespeeld
(USB-opslagmedium).
- Scrollen door de menuopties.
- Selecteren van de af te spelen
speellijsten (draagbare speler).
- Scrollen door de sms-berichten in
de lijst.
- Activeren van de spraakherkenning.
- Onderbreken van het gesproken bericht om
een nieuw gesproken commando te geven.
- Uitschakelen van de spraakherkenning.
- Onderbreken van het gesproken bericht.
- Verlaten van het hoofdmenu.
- Verlaten van een submenu en
terugkeren naar het vorige menu.
- Verlaten zonder opslaan.
- Deactiveren/weer activeren van de
microfoon tijdens een telefoongesprek.
-
Nulstelling volume beltoon inkomende oproep.
- Bevestigen van de opties in het
weergegeven menu.
- Overbrengen van het telefoongesprek
van de handsfree set naar de mobiele
telefoon en andersom.
- Selecteren van de audiobron.
- Selecteren van het weergegeven
sms-bericht.
- Activeren van het hoofdmenu.
- Bevestigen van de opties in het
weergegeven menu.
- Accepteren van een inkomend gesprek.
- Wisselen tussen telefoongesprekken.
- Selecteren van het weergegeven bericht.
- Weigeren van een inkomend gesprek.
- Beëindigen van een telefoongesprek.
Beschrijving van de bediening via de stuurkolomschakelaars
- Herhalen van het laatste gesproken bericht.