139
5
Zicht
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0
1 of 2 personen voorin.
1
5 personen (inclusief bestuurder).
2
5 personen (inclusief bestuurder) +
maximaal toegestane belading.
3
Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Koplampen
handmatig verstellen Automatische
koplampverstelling
Als er een storing optreedt
, verschijnt deze
melding op het multifunctionele display.
Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Bij auto's met xenonlampen stelt het systeem
bij stilstaande auto
automatisch de hoogte
van de lichtbundel af, ongeacht de belading
van de auto. De bestuurder is dus verzekerd
van een optimale verlichting en kan andere
weggebruikers niet verblinden.
148
Veiligheid
Uw auto is voorzien van de volgende systemen,
die u helpen om de auto in een noodsituatie
veilig tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar (REF).
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het ABS-systeem werkt alleen wanneer de
snelheid van de auto hoger is dan 10 km/h.
Zodra de snelheid lager wordt dan 5 km/h,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Het ABS-systeem treedt automatisch in
werking, wanneer de kans bestaat dat een wiel
blokkeert.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Storing
Bij stilstaande auto
Wanneer dit verklikkerlampje gaat branden, in
combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel, is er een storing in het
ABS-systeem waardoor u tijdens het remmen
de controle over de auto zou kunnen verliezen.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los. Het verklikkerlampje brandt gedurende
enkele seconden na het aanzetten van
het contact (stand ON). Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het
lampje niet uitgaat of niet gaat branden.
149
6
Veiligheid
Tijdens het rijden
Als het verklikkerlampje permanent
brandt, is er een storing in het ABS-
systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over de auto zou
kunnen verliezen.
De twee verklikkerlampjes gaan
tegelijkertijd branden en de twee
waarschuwingsmeldingen verschijnen
afwisselend op het display van het
instrumentenpaneel.
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden en velgen) voor, dat deze voldoen
aan de voorschriften van de constructeur.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Wanneer deze twee verklikkerlampjes branden
in combinatie met de meldingen op het display
van het instrumentenpaneel, is er een storing
in de elektronische remdrukregelaar, waardoor
u tijdens het remmen de controle over de auto
zou kunnen verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
150
Veiligheid
De auto is voorzien van twee systemen die kunnen ingrijpen als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting:
- antispinregeling (TCL),
- dynamische stabiliteitscontrole (ASC).
Antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole
De antispinregeling optimaliseert de aandrijving
om te voorkomen dat aangedreven wielen
doorspinnen door te remmen op de wielen en
de motor.
De dynamische stabiliteitscontrole remt op de
wielen en de motor om de auto op de juiste
koers te houden.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De weergave van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel geeft
aan dat de systemen ASC en TCL
uitgeschakeld zijn.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer
de auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...)
kan het nuttig zijn het ASC-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip krijgen.
In dat geval gaat dit pictogram op het
display op het instrumentenpaneel
knipperen.
Stabiliteitscontrole
)
Druk op deze knop links van het stuur wiel
tot het pictogram op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt.
Werking
Ze treden in werking als de auto sneller dan
15 km/h rijdt.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
151
6
Veiligheid
Opnieuw inschakelen:
Storing
De weergave van een van deze
verklikkerlampjes in combinatie met
een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat er een
storing is in één van de systemen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen
ASC/ TCL te laten controleren. De systemen ASC/TCL verhogen
de veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag echter nooit risico's
nemen of te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur op
het gebied van:
- wielen (banden en velgen),
- onderdelen van het remsysteem,
- elektronische onderdelen,
- de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
)
Druk nogmaals op de knop om de
systemen ASC en TCL weer in te
schakelen.
Als het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel uitgaat, geeft dit aan
dat de systemen ASC en TCL opnieuw zijn
geactiveerd.
153
6
Veiligheid
Als de bestuurder zijn gordel niet vastmaakt
binnen een minuut na het aanzetten van het
contact, gaat het verklikkerlampje knipperen,
wordt een onderbroken geluidssignaal
weergegeven en verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Het verklikkerlampje, het geluidssignaal en
de melding verdwijnen na circa 90 seconden,
en verschijnen weer zolang de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden
wordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven. Als het contact wordt aangezet,
gaat dit lampje branden en wordt
gedurende enkele seconden een
geluidssignaal weergegeven als de
bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt
Veiligheidsgordel passagier vóór
Veiligheidsgordel bestuurder
Als het contact wordt aangezet,
gaat het verklikkerlampje op de
middenconsole branden.
Als de passagier zijn veiligheidsgordel niet
vastmaakt, klinkt gedurende enkele seconden
een geluidssignaal.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden
wordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven.