Page 20 of 177
Controle tijdens het rijden
18
Instrumentenpaneel De klokken en controlelampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.
1.Indicatorlaadtoestand tractiebatterij.rWeergave stand selectiehendel.2.Verbruiks-/energieopwekkingsindicator.3.Snelheidsmeter.4.
Display.
A.Kilometerteller.B.Dagteller (Tr aject A of B).C.Dimmer dashboardverlichting.D.Onderhoudsindicator (in kilometers totde volgende onderhoudsbeurt).E.Onderhoudsindicator (in tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt).F.Actieradiusindicator.
5.Bedieningsknop display. Achtereenvolgens weergeven van de
verschillende functies.
Nulstelling van de geselecteerde functie(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de lichtsterkte van deverlichting.
Raadpleeg de desbetreffende paragraaf voor
meer informatie.
Klokken
Display
Page 30 of 177
Controle tijdens het rijden
28
Display op instrumentenpaneel Als het contact in de stand "ON" staat, kunt u, door een paar keer achter elkaar op de knop Ate drukken, de volgende gegevens op het display weergeven. A
Kilometerteller
Systeem om de totaal afgelegde afstand door
de auto tijdens de levensduur te meten.Druk op de knop A.De totale kilometerstand wordt weergegeven
op het display.
Nulstelling
Houd de knop, terwijl het contact aan is en het gewenste traject Aof B
wordt weergegeven,gedurende minstens 2 seconden ingedrukt.
Dagteller (traject A of B)
Van twee verschillende trajecten kan de
afstand sinds de laatste nulstelling worden bijgehouden.
Druk op de knop Aom het ene of het anderetraject te kiezen.
Page 32 of 177

Controle tijdens het rijden
30
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden totde accu leeg is, daarbij rekening houdend met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
ver warming, airconditioning…).
Actieradiusindicator
Als de actieradius te klein is geworden,wordt er "---"op het display aangegeven.
De aanduiding "---"
die betekent dateen onderhoudsbeurt al uitgevoerd hadmoeten worden, verander t na verloopvan een bepaalde tijd en een bepaaldaantal verreden kilomters automatisch in de resterende tijd tot de volgendeonderhoudsbeurt.
Nulstelling van de onderhoudsindicator
Na elke beurt moet de onderhoudsindicator op0 gezet worden.
Voer hiervoor de volgende procedure uit: )Zet het contact af (contact in stand
LOCK of ACC). )Druk een paar keer op de resetknop A totde onderhoudsindicator op het scherm
wordt weergegeven. )Druk op de resetknop en houd deze
enkele seconden ingedrukt tot de
onderhoudssleutel op het displaybegint te knipperen
. )Druk op de resetknop als de sleutel knipper t om de aanduiding "---"te laten
veranderen in "CLEAR".
Vervolgens wordt de resterende
afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole weer
gegeven.
Page 57 of 177

4
Rijden
55
P.Parking (Parkeerstand).
De auto kan in deze stand worden gestart.
Trap het rempedaal in als u de selectiehendel
in
een andere stand dan de stand P wilt zetten. R.Reverse (Achteruitversnelling). N.
Neutral (Neutraalstand). D.Drive (Voor uit ver snelling).
Selectiehendel
Standen van de
selectiehendel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op hetinstrumentenpaneel.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Als de motor gebruiksklaar is, wordt Pweergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
) Trap het rempedaal in om een andere stand dan de stand P
te selecteren. )
Selecteer de vooruitversnelling (D ) of de
achteruitversnelling ( R ).R ) Zet de parkeerrem vrij. )
Laat het rempedaal los. De auto zet zich nu
langzaam in beweging, wat gemakkelijk is
bij bijvoorbeeld parkeermanoeuvres. ) Trap het gaspedaal in om sneller vooruit of
achteruit te rijden. ) Op het display van het instrumentenpaneel
wordt "D" of "R"weergegeven.
Starten van de auto
Page 82 of 177

Veiligheid
80
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel. De zi
jairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingseaanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de por tierzijde.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij.
Window-airbags
De window-airbags beschermen de bestuurder en passagiers bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op hoofdletsel te
verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat deairbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.
Activering
De window-airbag wordt bij een ernstige
zijdelingse aanrijding gelijktijdig met de
zijairbag aan dezelde zijde opgeblazen binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B ),haaks op de lengteas van de auto en van buiten naar binnen gericht.
De window-airbags worden opgeblazen tussen
de ruiten en de inzittenden vóór en achter.
Als dit controlelamp
je gaat branden en een melding verschijnt op het display
van het instrumentenpaneel, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
In het geval van een storing
Page 131 of 177
129
AUTORADIO/BLUETOOTH
01 Basisfuncties
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingendie zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoerenbij stilstaande auto.
Als de motor is afgezet en de eco-mode is ingeschakeld
wordt het systeem automatisch uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
INHOUD
02 Radio
03 Audio
04 Telefoon
05 Audio-instellingen
06 Configuratie
07 Menustructuur display
Veelgestelde vragen blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz. 130
131
134
140
146
147
148
149
Na het losnemen van de accukabels moet een code
ingevoerd worden om de radio weer te kunnen gebruiken.
U kunt maximaal vijf pogingen doen om de code in te
voeren. Bij de laatste twee pogingen moet u 15 minuten
wachten voordat u een nieuwe poging kunt doen.
Aan het eind van dit document vindt u de sticker met decode:
Page 133 of 177

02
131
RADIO
Druk een paar keer achter elkaar op SRC/TEL om de radiofunctie teselecteren en kies het golfbereikFM1 of FM2.
Druk op een van de toetsen om de
desbetreffende zender te selecteren.
Selecteer de gewenste zender en
bevestig uw keuze door op "OK"
te drukken.
RADIO
Druk op LIST voor een overzicht van
de opgeslagen zenders in alfabetische
volgorde.
De om
geving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is
ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
H
oud LIST even ingedrukt om een
nieuwe lijst met voorkeuzezenders te
maken; de radio-ontvangst wordt dan
tijdelijk onderbroken.
Houd één van de toetsen ingedrukt om
de zender waar u naar luistert in het geheugen op te slaan. De naam van de
zender verschijnt op het display en er klinkt een geluidssignaal ter bevestiging.
Druk een keer om naar de
volgende of vorige letter te gaan(bijv.: A, B, D, F, G, J, K, ...). LIJST BEHEREN
SELECTEREN EN OPSLAAN VAN EEN ZENDER
Page 136 of 177
03
134
AUDIO
AUDIO-CD
Gebruik alleen ronde CD’s met een diameter van 12 cm.
Bepaalde beveili
gingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD’s kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-speler.
Plaats zonder op de toets EJECTte drukken een CD in de CD-speler;
deze zal de CD automatisch afspelen.
Als er in de CD-speler al een CD isgeplaatst die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SRC/TEL
tot de CD-speler wordt weergegeven op het display.
Druk op een van de toetsen om eennummer van de CD te selecteren.
Houd een van de toetsen in
gedrukt om
versneld vooruit of terug te spoelen.
EEN CD AFSPELEN