STUURSLOT
Inschakeling
Draai de sleutel naar de stand STOP,
verwijder de sleutel en verdraai het
stuurwiel tot het vergrendelt.
Uitschakeling:
Draai het stuur enigszins en draai de
contactsleutel naar de stand MAR.
4)
5)
BELANGRIJK
2) Als er geknoeid is aan het
contactslot (bijv. een poging tot
diefstal), laat het dan zo snel
mogelijk door het Alfa Romeo
Servicenetwerk controleren.
3) Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt
verlaten, om onverhoeds gebruik
van de bedieningselementen te
voorkomen. Vergeet niet de
handrem aan te trekken. Schakel
de 1
eversnelling in als de auto
op een helling omhoog staat
geparkeerd en de
achteruitversnelling bij een helling
omlaag. Laat kinderen nooit
zonder toezicht in de auto achter.4) Het is ten strengste verboden om
aftermarket-werkzaamheden uit
te voeren waarbij wijzigingen aan
de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv.:
installatie van een alarmsysteem).
Zulke werkzaamheden kunnen
de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar
brengen waardoor het voertuig
niet meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
5) Verwijder de sleutel nooit terwijl
de auto rijdt. Het stuurwiel zal
blokkeren zodra eraan gedraaid
wordt. Dit geldt ook voor auto's
die gesleept worden.
STOELENVOORSTOELEN
Verstellen in
lengterichting
Trek hendel A fig. 12 omhoog en schuif
de stoel naar voren of naar achteren:
in de rijstand moeten de armen op
de rand van het stuurwiel rusten.
6) 7)
12
A0K0366
16
WEGWIJS IN UW AUTO
Er zijn nog 4 andere posities (zie
onderstaande schema fig. 29):
Stand A: Luchtstroomverdeling
tussen luchtroosters midden/
zijkanten dashboard, luchtrooster
achter en luchtroosters voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en
voorste zijruiten. Deze instelling
van de verdeling biedt een
doeltreffende ventilatie van het
interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan.Stand B: Luchtstroom verdeeld
over luchtroosters beenruimten en
luchtroosters voor ontwasemen/
ontdooien voorruit/voorste zijruiten.
Deze luchtverdeling zorgt voor
een snelle verwarming van het
interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan.
Stand C: Luchtstroomverdeling
tussen luchtroosters beenruimten
(hetere lucht) en roosters
midden/zijkanten dashboard en
achterste luchtrooster (koelere
lucht).Stand D: Automatisch
ontwasemen/ontdooien
inschakelen (zie beschrijving op
de vorige pagina's).
START&STOP
Handbediende
airconditioning
Wanneer de Start&Stop-functie werkt
(motor afgezet bij voertuigsnelheid nul),
behoudt het systeem de luchtstroom
die door de gebruiker is ingesteld.
Onder deze omstandigheden, kan het
koelen en verwarmen van het interieur
niet worden verzekerd, doordat de
compressor samen met de
koelvloeistofpomp wordt uitgeschakeld.
De Start&Stop-functie kan worden
uitgeschakeld om de werking van de
regeleenheid van het
klimaatregelsysteem te verbeteren door
op de betreffende knop op het
dashboard te drukken.ONDERHOUD
Schakel in de winter de airconditioning
minstens eens per maand circa 10
minuten in.
Laat vóór het begin van het
zomerseizoen het systeem controleren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
29
A0K0554
28
WEGWIJS IN UW AUTO
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakeling
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Zet de draaischakelaar B fig. 32 van
standOnaar stand
om de
achterruitwisser als volgt in te
schakelen:
❒wissen met interval wanneer de
ruitenwissers voor niet werken;
❒synchroon wissen met de
ruitenwissers voor (maar met de
halve wisfrequentie);
❒continu wissen met ingeschakelde
achteruitrijversnelling en bediening.
Bij ingeschakelde ruitenwissers voor en
als in de achteruit is geschakeld, is de
werking van de achterruitwisser
continu. Door de hendel naar het
dashboard te trekken (onstabiele
stand), wordt de achterruitsproeier
ingeschakeld.Als de hendel ten minste een halve
seconde in deze stand wordt
gehouden, dan wordt ook de
achterruitwisser ingeschakeld. Door de
hendel los te laten, wordt de
automatische wis-/wasregeling
ingeschakeld, net als voor de
ruitenwissers voor.
BELANGRIJK
13) Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt
bij overbelasting van de
ruitenwissers de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de
ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Als de
ruitenwissers niet meer werken
(ookniet nadat de auto met de
sleutel opnieuw gestart is),
contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
14) Schakel de ruitenwisser niet in
met van de ruit opgeheven
wisserbladen.
CRUISE-CONTROL(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer
dan 30 km/h op lange, droge en
rechte wegen met weinig
veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control
wordt dus niet aanbevolen op
buitenwegen met druk verkeer.
Gebruik het systeem niet in de stad.
INSCHAKELEN VAN HET
SYSTEEM
Zet de draaischakelaar A fig. 34 in de
stand ON.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1
e
versnelling of in de achteruit staat.
Het is raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 5
eversnelling of
hoger.
42
WEGWIJS IN UW AUTO
❒door het rem-, koppelings- of
gaspedaal in te drukken; in het
laatste geval wordt het systeem
eigenlijk niet uitgeschakeld, maar
wordt voorrang aan het
acceleratieverzoek gegeven. Het
systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de RES-knop
te bedienen om na het accelereren
naar de vorige toestand terug te
keren.
Automatische
uitschakeling
Het systeem schakelt in de volgende
gevallen automatisch uit:
❒als het ABS- of het ESC-systeem
ingrijpt;
❒bij een autosnelheid onder de
ingestelde limiet;
❒in geval van een systeemstoring.
15) 16)
BELANGRIJK
15) Als met actieve cruise-control
wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de
vrijstand worden gezet.
16) Draai bij een storing of defect
van het systeem de
draaischakelaar A naar OFF en
neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
PLAFONDVERLICHTINGPLAFONDVERLICHTING
VOOR
Met de schakelaar A fig. 35 wordt de
plafondverlichting in- en uitgeschakeld.
Standen schakelaar A:
❒middelste stand: de lampjes C en E
gaan aan/uit bij het openen/sluiten
van de portieren;
❒links ingedrukt(stand OFF): de
lampjes C en E blijven altijd gedoofd;
❒rechts ingedrukt(stand
): de
lampjes C en E blijven altijd
ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar B schakelt lampje C aan/uit.
Schakelaar D schakelt lampje E
aan/uit.
35
A0K0805
44
WEGWIJS IN UW AUTO
KOPLAMPENLICHTBUNDEL
AFSTELLEN
Een goede afstelling van de koplampen
is belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. Dit wordt
bovendien geregeld door specifieke
voorschriften van de
wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten op de juiste
wijze gericht zijn om de beste
zichtcondities voor alle bestuurders te
garanderen. Neem contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk voor
controle en eventuele afstelling van de
koplampen.
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Koplampverstelling
Druk op de
knoppen of
fig. 74.
De ingestelde stand wordt op de
display getoond.
Stand 0
: een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand 1
: 4 personen.
Stand 2
: 4 personen + bagage in
bagageruimte.
Stand 3
: bestuurder + maximum
toegestane lading volledig in de
bagageruimte opgeborgen.
BELANGRIJK Controleer de afstelling
van de koplampen telkens als het
gewicht van de vervoerde lading
verandert.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met Bixenon koplampen, wordt de
hoogte elektronisch geregeld, en
derhalve zijn de
en
knoppen niet
aanwezig.MISTLAMPEN
AFSTELLEN
(voor bepaalde versies/markten)
Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling van de koplampen.
KOPLAMPAFSTELLING IN
HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor
gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden
wordt in landen waar op de andere
weghelft wordt gereden, moeten, om
verblinding van tegenliggers te
voorkomen, delen van de koplamp
worden afgedekt overeenkomstig de
wegenverkeerswetgeving van het
betreffende land.
74
A0K0541
64
WEGWIJS IN UW AUTO
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Bij ingeschakeld systeem wordt, om
redenen van comfort, emissiecontrole
en veiligheid, de motor niet afgezet
onder de volgende omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3
minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de
bestuurder gemeld met een bericht en,
voor bepaalde versies/markten, gaat
het symbool
op de display
knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal
niet intrapt, kan de motor, 3 minuten
na het afzetten, alleen m.b.v. de
contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen,
bijvoorbeeld door het koppelingspedaal
te snel los te laten met ingeschakelde
versnelling, en het Start&Stop-systeem
is actief, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand
te schakelen.
VEILIGHEIDS
INSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display en bij sommige versies
verschijnt ook een melding op de
display."ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende 3
minuten geen enkele handeling uitvoert,
dan schakelt het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof
te kunnen besparen. In dergelijke
gevallen kan men de motor alleen
herstarten m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht van de storing door het
knipperende
symbool (uitvoeringen
met multifunctioneel display) of
symbool (uitvoeringen met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display). Voor bepaalde
uitvoeringen/markten, indien aanwezig,
wordt er ook een bericht weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
74
WEGWIJS IN UW AUTO
LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Als de auto enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
Ga als volgt te werk: koppel de stekker
A fig. 83 (door bediening van knop B)
van de accusensor C op de minklem D
van de accu los. Deze sensor mag
nooit van de accu losgemaakt worden,
behalve bij vervanging van de accu.
48)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.STARTEN MET
HULPACCU
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu nooit worden aangesloten op
de minpool A fig. 84 van de accu in
de auto. Sluit de minkabel aan op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
49)
BELANGRIJK
10) Als u de voorkeur geeft aan
klimaatcomfort, kan het
Start&Stop systeem uitgeschakeld
worden om een voordurende
werking van het aircosysteem toe
te staan.
BELANGRIJK
48) Wendt u zich voor vervanging
van de accu altijd tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang
de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met identieke specificaties.
83
A0K0593
84
A0K0594
85
A0K0614
75
55) Een te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofverbruik,
verlaagt de duur van het loopvlak
en kan het vermogen om de auto
op veilige manier te besturen
beïnvloeden.
EOBD-SYSTEEM
(European On
Board Diagnosis)(voor bepaalde versies/markten)
Werking
Het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) voert een
voortdurende diagnose uit op
autocomponenten die met emissies
verband houden.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder door het inschakelen van
een waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel (en het
verschijnen van een bericht op het
display) wanneer deze componenten
niet langer in uitstekende staat verkeren
(zie paragraaf "Lampjes en berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met
het instrumentenpaneel").
Het doel van het EOBD-systeem
(European On Board Diagnosis) is:
❒de werking van het systeem
controleren;
❒signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen;
❒de noodzaak voor het vervangen van
beschadigde onderdelen aangeven.De auto beschikt ook over een stekker
waarmee, na aansluiting van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid
opgeslagen storingscodes en de
specifieke parameters voor diagnose en
werking van de motor kunnen worden
uitgelezen. Deze controle kan ook door
de verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na de storing te hebben
verholpen moet het Alfa Romeo
Servicenetwerk, om het systeem
volledig te controleren, tests uitvoeren
en zo nodig tests op de weg die ook
een lange afstandsrit kunnen vereisen.
78
WEGWIJS IN UW AUTO