BELANGRIJK
2) De klimaatregeling detecteert de
temperatuur in het interieur met
behulp van een sensor van de
gemiddelde stralingstemperatuur
die in een dekseltje onder de
achteruitkijkspiegel is
gemonteerd. Als het zichtveld van
deze sensor belemmerd wordt
door een voorwerp, dan kan de
klimaatregeling minder efficiënt
gaan werken
.
BUITENVERLICHTING
IN HET KORT
Met de linkerhendel fig. 31 worden
de meeste buitenlichten bediend. De
buitenverlichting kan alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel in
de stand MAR.
Het instrumentenpaneel en de
bedieningselementen op het
dashboard en de middelste tunnel
gaan tegelijk branden met de
buitenverlichting.DAGVERLICHTING (DRL)
"Daytime Running Lights"
Met de contactsleutel op MAR en
draaischakelaar A fig. 31 op
gedraaid, gaat de dagverlichting
automatisch aan. De andere lampen en
de binnenverlichting blijven uit.
BELANGRIJK De dagverlichting is een
alternatief voor het dimlicht in landen
waar dit tijdens het rijden overdag
verplicht is, en is tevens toegestaan in
landen waar dit niet verplicht is.
BELANGRIJK De dagverlichting mag
het dimlicht niet vervangen tijdens
het rijden in het donker en in tunnels.
Het gebruik van de dagrijlichten wordt
geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
STADSLICHT EN
DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de draaischakelaar A fig. 31
naar
.
De dagverlichting wordt uitgeschakeld
en het stadslicht en het dimlicht worden
ingeschakeld. Het
controlelampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
31
A0K0556
37
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakeling
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Zet de draaischakelaar B fig. 32 van
standOnaar stand
om de
achterruitwisser als volgt in te
schakelen:
❒wissen met interval wanneer de
ruitenwissers voor niet werken;
❒synchroon wissen met de
ruitenwissers voor (maar met de
halve wisfrequentie);
❒continu wissen met ingeschakelde
achteruitrijversnelling en bediening.
Bij ingeschakelde ruitenwissers voor en
als in de achteruit is geschakeld, is de
werking van de achterruitwisser
continu. Door de hendel naar het
dashboard te trekken (onstabiele
stand), wordt de achterruitsproeier
ingeschakeld.Als de hendel ten minste een halve
seconde in deze stand wordt
gehouden, dan wordt ook de
achterruitwisser ingeschakeld. Door de
hendel los te laten, wordt de
automatische wis-/wasregeling
ingeschakeld, net als voor de
ruitenwissers voor.
BELANGRIJK
13) Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt
bij overbelasting van de
ruitenwissers de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de
ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Als de
ruitenwissers niet meer werken
(ookniet nadat de auto met de
sleutel opnieuw gestart is),
contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
14) Schakel de ruitenwisser niet in
met van de ruit opgeheven
wisserbladen.
CRUISE-CONTROL(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer
dan 30 km/h op lange, droge en
rechte wegen met weinig
veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control
wordt dus niet aanbevolen op
buitenwegen met druk verkeer.
Gebruik het systeem niet in de stad.
INSCHAKELEN VAN HET
SYSTEEM
Zet de draaischakelaar A fig. 34 in de
stand ON.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1
e
versnelling of in de achteruit staat.
Het is raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 5
eversnelling of
hoger.
42
WEGWIJS IN UW AUTO
Til de klep A op om de lichtjes aan te
zetten.
BAGAGERUIMTE
VERLICHTING
Dit bevindt zich links in de achterklep
fig. 39.
Wanneer de achterklep wordt geopend,
gaat de bagageruimteverlichting
automatisch branden. Wanneer de
achterklep wordt gesloten, gaat de
verlichting automatisch uit.
De stand van de sleutel in het
contactslot beïnvloedt de werking van
de bagageruimteverlichting niet.DASHBOARD
KASTVERLICHTING
Wanneer het dashboardkastje wordt
geopend gaat deze verlichting
automatisch branden, wanneer het
kastje wordt gesloten gaat de
verlichting uit.
De stand van de sleutel in het
contactslot beïnvloedt de werking van
de verlichting niet.
BEDIENINGSELEMENTENALARMKNIPPERLICHTEN
Werking
Druk op schakelaar A fig. 40 om de
lichten in/uit te schakelen.
Bij ingeschakelde alarmknipperlichten
gaan de controlelampjes
en
op
het instrumentenpaneel branden en
knippert de schakelaar A.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
en
op het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
17)
38
A0K0563
39
A0K0564
40
A0K0622
46
WEGWIJS IN UW AUTO
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒draai de contactsleutel naar de
stand STOP;
❒draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
BELANGRIJK
17) Het gebruik van
alarmknipperlichten wordt
geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt: neem de
wettelijke voorschriften in acht.
18) Als na een botsing een
brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt
geconstateerd, het systeem niet
opnieuw inschakelen om het
risico op brand te voorkomen.
INTERIEURUITRUSTINGOPBERGVAKKEN
19)
Bovenste opbergvak
Open het opbergvak A fig. 43 in het
punt aangegeven met de pijl.
Dashboardkastje
passagierszijde
Trek aan de handgreep A fig. 44 om het
dashboardkastje te openen.
Wanneer het kastje geopend wordt,
gaat er een lampje branden.
Er is een documentenhouder in het
dashboardkastje en een brillenhouder
op de achterkant van de klep.43
A0K0565
48
WEGWIJS IN UW AUTO
BELANGRIJK
19) Rijd nooit met open
dashboardkastje: bij een ongeval
kunnen de inzittenden voorin
hierdoor verwond raken.
20) De aansteker wordt bijzonder
heet. Hanteer hem voorzichtig
en zorg ervoor dat hij niet door
kinderen wordt gebruikt: risico op
brand en/of brandwonden.
21) Gebruik de asbak niet als
prullenbak: papiertjes en
dergelijke kunnen door peuken in
brand raken.
ELEKTRISCH
SCHUIFDAK(voor bepaalde versies/markten)
Het elektrische schuifdak bestaat uit 2
glazen panelen, een vast paneel achter
en een verstelbaar paneel voor. Deze
panelen zijn voorzien van twee
zonneschermen (voor en achter) en
kunnen handmatig worden versteld.
De zonneschermen kunnen bij gesloten
schuifdak in alle standen worden
versteld.
BEDIENING
Het schuifdak kan alleen bediend
worden als de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Met de knoppen A en B fig. 56 op de
bekleding naast de voorste
plafondverlichting kunnen de functies
voor het openen/sluiten van het
schuifdak bediend worden.
Schuifdak openen
Houd knop A fig. 56ingedrukt: het
voorste glazen paneel gaat naar de
"spoilerstand". Druk nogmaals en
langer dan een halve seconde op de
knop A om het schuifdak automatisch
in een tussenstand te brengen
("Comfortstand").Als knop A fig. 56 nogmaals langer dan
een halve seconde wordt ingedrukt,
wordt het dak automatisch tot de
eindaanslag gebracht. Het voorste
glazen paneel kan in een tussenstand
worden stopgezet door nogmaals
op knop A te drukken.
3)22)
Het schuifdak sluiten
Druk vanaf de compleet geopende
stand langer dan een halve seconde op
knop B fig. 56: als de knop langer dan
een halve seconde wordt ingedrukt,
wordt het glazen paneel automatisch in
de tussenstand staan (“Comfort”-
stand).
55
A0K0575
56
A0K0576
52
WEGWIJS IN UW AUTO
Als de knop nogmaals langer dan een
halve seconde wordt ingedrukt, wordt
het schuifdak in de spoilerstand
gebracht. Tenslotte, als nogmaals op
de sluitknop B wordt gedrukt, wordt het
schuifdak in de volledig gesloten stand
gebracht.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen; wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging
en keert de beweging van de voorste
ruitpaneel onmiddellijk om.
ZONNESCHERMEN
Om de zonneschermen te openen, trek
het handvat A fig. 57 in de richting
van de pijl tot de gewenste stand wordt
bekomen.Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de zonneschermen te sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu werd losgekoppeld of als
een zekering is doorgebrand, dan moet
de werking van het schuifdak opnieuw
worden geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
❒houd knop B fig. 56 ingedrukt tot het
schuifdak helemaal gesloten is. Laat
daarna de knop los;
❒druk op knop B en houd deze
minstens 10 seconden ingedrukt
en/of tot het glazen paneel vooruit
vastklikt. Laat de knop vervolgens
los;
❒druk binnen 5 seconden na de vorige
bediening opnieuw op knop B en
houd deze ingedrukt: het voorste
ruitpaneel zal een volledige cyclus
openen en sluiten uitvoeren. Laat de
knop pas na afloop van deze cyclus
los.ONDERHOUD/
NOODBEDIENING
In geval van nood of onderhoud, kan
het schuifdak handmatig worden
versteld wanneer er geen stroom
aanwezig is (voorste ruitpaneel
openen/sluiten) door de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
❒verwijder de beschermdop A fig. 58
op de binnenbekleding, tussen de
twee zonneschermen;
❒neem de meegeleverde Allen sleutel
B uit het dashboardkastje of uit de
gereedschapshouder in de
bagageruimte;
❒steek de betreffende sleutel in de
zitting C en draai hem rechtsom
om het schuifdak te openen of
linksom om het schuifdak te sluiten.57
A0K0577
58
A0K0578
53
BELANGRIJK
3) Open het schuifdak niet als er
sneeuw of ijs op ligt: risico op
beschadiging.
BELANGRIJK
22) Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt
verlaten om het risico op letsel te
voorkomen als het schuifdak
per ongeluk wordt bediend.
Oneigenlijk gebruik van het
schuifdak kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het
bedienen altijd of iemand kan
worden verwond door het
bewegende schuifdak of door
voorwerpen die door het
mechanisme worden meegesleept
of geraakt.
PORTIERENCENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
De portieren
vergrendelen van
buitenaf
Druk bij gesloten portieren op de knopvan de afstandsbediening (of op
het dashboard fig. 59) of steek en draai
de metalen baard (in de sleutel) in het
slot van het bestuurdersportier.
De portiervergrendeling werkt:
❒als alle portieren gesloten zijn;
❒als alle portieren gesloten zijn en de
achterklep open is:De portieren
ontgrendelen van
buitenaf
Druk op de knop
van de
afstandsbediening of steek en draai de
metalen baard (in de sleutel) in het
slot van de bestuurdersportier.
De portieren ver-/
ontgrendelen van
binnenuit
Druk op de knopfig. 59 op het
dashboard.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde
centrale portiervergrendeling, kan het
portier aan passagierzijde worden
ontgrendeld door aan de binnenste
handgreep te trekken. Als aan de
binnenste handgreep van het
bestuurdersportier wordt getrokken,
worden alle portieren ontgrendeld.
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
Als er geen stroomtoevoer is
(doorgebrande zekering, losgekoppelde
accu, enz.) kunnen de portieren nog
steeds met de hand worden
vergrendeld.
59
A0K0588
54
WEGWIJS IN UW AUTO
KINDERSLOT
Deze voorziening zorgt ervoor dat de
achterportieren van binnenuit niet
geopend kunnen worden.
Het kinderslot A fig. 60 kan alleen bij
geopende portieren worden
ingeschakeld:
❒stand 1 - kinderslot ingeschakeld
(portier vergrendeld);❒stand 2 - kinderslot uitgeschakeld
(portier kan van binnenuit worden
geopend).
De voorziening blijft ook ingeschakeld
wanneer de portieren centraal
ontgrendeld worden.
4) 5)
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
NOODVERGRENDELING
PORTIEREN
Voorportier aan
passagierszijde
De voorportier aan passagierszijde is
voorzien van een
vergrendelingssysteem wanneer er
geen stroom aanwezig is.
Om de vergrendeling in te schakelen,
steek de metalen baard van de sleutel
in de opening A fig. 61 en trek hem
omhoog.
Achterportieren
De achterportieren zijn voorzien van een
noodsysteem waarmee de portieren
kunnen worden vergrendeld wanneer er
geen stroom aanwezig is.
In dit geval moet men als volgt te werk
gaan:❒steek de metalen baard van de
contactsleutel in de zitting B;
❒draai de sleutel linksom en verwijder
hem uit de zitting B.
Ga als volgt te werk om het knopje van
het slot weer in dezelfde stand te zetten
(alleen wanneer de acculading hersteld
is):
❒druk op knop
van de sleutel;
❒druk op de knop
voor
vergrendeling/ontgrendeling op het
dashboard;
❒open het voorportier door de sleutel
in het slot te steken;
❒trek aan de binnenhandgreep van het
portier.
6)
60
A0K0579
61
A0K0580
55