Telefoon79
Via een melding wordt u gevraagd
om de pincode "1234" op het
Bluetooth-apparaat in te voeren.
3. Op het Bluetooth-apparaat: indien
niet reeds geactiveerd, activeer
de Bluetooth-functie en activeer
vervolgens de detectiemodus (zie
gebruiksaanwijzing van Blue‐
tooth-apparaat).
Op het Bluetooth-apparaat: als de detectiemodus de Bluetooth-mo‐
dule van het infotainmentsysteem
vindt, verschijnt CAR HF UNIT.
4. Op het Bluetooth-apparaat: selec‐
teer CAR HF UNIT en volg de in‐
structies voor het invoeren van de
pincode "1234" op.
5. Op het Bluetooth-apparaat: be‐ vestig de ingevoerde pincode.
Op het display van het infotain‐
mentsysteem: na enkele secon‐
den verschijnt er een melding die aangeeft of het koppelen wel of
niet gelukt is.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was aangeslotenop het infotainmentsysteem wordt dat apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Als de Bluetooth-verbinding niet tot stand komt: herhaal de bovenstaande procedure of raadpleeg de gebruiks‐
aanwijzing van het Bluetooth-appa‐
raat.
Verbinden met een ander
gekoppeld apparaat
1. In het menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN : selecteer menu‐
optie Gekoppeld apparaat kiezen .
Er verschijnt een lijst met alle
Bluetooth-apparaten die momen‐
teel aan het infotainmentsysteem
gekoppeld zijn.
De lijstvermelding van het Blue‐
tooth-apparaat die momenteel
met het infotainmentsysteem ver‐
bonden is, wordt aangeduid
met 9.
2. Kies het gewenste apparaat. 3. Op het Bluetooth-apparaat: indien
niet reeds geactiveerd, activeer
de Bluetooth-functie (zie ge‐
bruiksaanwijzing van Bluetooth-
apparaat).
Op het display van het infotain‐
mentsysteem: na enkele secon‐
den verschijnt er een melding die
aangeeft of de Bluetooth-verbin‐
ding wel of niet tot stand is geko‐
men.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was aangesloten
op het infotainmentsysteem wordt dat
apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
82Telefoon
■De mobiele telefoon moet op "zicht‐
baar" staan (zie gebruiksaanwij‐
zing van het apparaat).
■ De mobiele telefoon moet aan het infotainmentsysteem gekoppeld
zijn 3 78.
Handsfreemodus activeren
Druk op de I-toets.
Op het display verschijnt het menu
TELEFOON .
Als er zich een mobiele telefoon bin‐
nen bereik van het infotainmentsys‐
teem bevindt met een geactiveerde
Bluetooth-functie en aan het infotain‐
mentsysteem gekoppeld is 3 78, ver‐
schijnt na een paar seconden het on‐
derstaande menuscherm.
Let op
Als het menuscherm Geen telefoon
aangesloten niet verdwijnt, contro‐
leert u of de Bluetooth-functie van
uw mobiele telefoon geactiveerd is
en of deze aan het Infotainmentsys‐
teem gekoppeld is 3 78. Menu
BLUETOOTH-INSTELLINGEN op‐
vragen: selecteer de knop Verbind.
op het scherm.De mobiele telefoon is nu via Blue‐
tooth verbonden met het infotain‐
mentsysteem en de handsfreemodus is geactiveerd.
Veel functies van de mobiele telefoon
werken nu via het menu TELEFOON
(en bijbehorende submenu's) en via
de telefoonspecifieke knoppen op het
stuurwiel, zie "Bedieningselementen
voor de telefoon" bovenstaand en
3 9.
Het kan enige tijd duren totdat de
knoppen Tel.boek en Bellijstn. op het
scherm selecteerbaar zijn, omdat te‐
lefoonboek- en bellijstgegevens van
de mobiele telefoon worden overge‐
dragen naar het infotainmentsys‐
teem.
Nadere informatie hierover, zie "Te‐
lefoonboek instellen" onderstaand.
Telefoongesprek initiërenHet telefoonboek gebruiken
In het telefoonboek worden contacten met naam het telefoonnummer opge‐
slagen.
94InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen...............94
Antidiefstalfunctie ......................... 95
Overzicht ...................................... 96
Bediening ..................................... 99
Geluidsinstellingen ....................106
Volume-instellingen ...................107Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
De radio heeft negen geheugenposi‐
ties voor het automatisch opslaan van zenders voor elk frequentiebereik:
FM, AM en DAB (indien beschikbaar).
De geïntegreerde audiospeler onder‐ houdt u met audio- en MP3-cd’s.
U kunt ook externe gegevensopslag‐
apparaten, zoals een iPod, MP3-spe‐
ler of USB-stick of een draagbare cd-
speler als externe audiobron op het
Infotainmentsysteem aansluiten.
U heeft toegang tot de boordcompu‐
ter via het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg het Instructieboekje bij uw auto voor nadere details.
De digitale soundprocessor biedt u di‐ verse vooraf ingestelde klankinstellin‐
gen, waarmee u het geluid kunt opti‐
maliseren.
Eventueel kunt u het Infotainmentsys‐
teem met de knoppen op het stuur‐
wiel bedienen.Het Infotainmentsysteem kan ook
worden uitgerust met een mobiele te‐ lefoonportaal.
Door het goeddoordachte design van de bedieningselementen en de hel‐
dere displays kunt u het systeem ge‐
makkelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het infotainment-systeem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel uw auto aan
Inleiding99BedieningBedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
multifunctieknoppen en op het display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
■ de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 96
■ knoppen op het stuur 3 96.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk de toets e in.
De laatst ingestelde audiobron wordt afgespeeld.
In- en uitschakelen met de
contacttoets (inschakelautomaat)
Bij een geactiveerde inschakelauto‐
maat kan het Infotainmentsysteem
ook met het contact uit- en opnieuw
ingeschakeld worden.Deze verbinding tussen de radio en
het contact is vooringesteld in de fa‐ briek, maar kan worden uitgescha‐
keld.
■ Als de automatische schakelaar uit‐
geschakeld is, kan het Infotain‐
mentsysteem alleen ingeschakeld
worden met de e-schakelaar en
met de j-knop voor uitwerpen van
cd en uitgeschakeld met de e-
knop.
■ Als het Infotainmentsysteem wordt uitgeschakeld wanneer het contact
wordt uitgezet, ongeacht de huidige
instelling van de automatische in‐
schakeling, kan het alleen inge‐
schakeld worden met de e-knop
en met de j-knop voor uitwerpen
van cd.
■ De automatische start wordt altijd geactiveerd nadat het infotainment‐systeem van de bedrijfsspanning
werd losgekoppeld en weer aange‐
sloten.
Inschakelautomaat in-/uitschakelen
Druk op de SETTINGS-knop in het
hoofdmenu.Het systeem- Instellingen -menu ver‐
schijnt.
Aantikvak inschakelautomaat aan/
uitzetten.
Aangezet: aan de rechterkant van het
display verschijnt het bericht "Radio
aan-/uitzetten via inschakelauto‐
maat".
Uitgezet: aan de rechterkant van het
display verschijnt het bericht: "Radio
alleen aanzetten via AAN/UIT-knop".
Automatisch uitschakelen
Het Infotainmentsysteem zet zichzelf
na één uur automatisch uit als u het
aanzet terwijl het contact uitstaat.
Volume instellen
Draai aan de e-knop.
■ Het Infotainmentsysteem speelt met het laatst ingestelde volume,
op voorwaarde dat het volume la‐
ger was dan het maximale inscha‐
kelvolume 3 107.
100Inleiding
■ Verkeersberichten en externe au‐diobronnen worden ingevoegd aan
een vooringesteld minimumvolume 3 107.
■ Als de respectieve bron aanstaat, kunt u het volume van de verkeers‐
berichten, de externe audiobron‐
nen en de radio en CD afzonderlijk
aanpassen.
Voor snelheid gecompenseerde
volumebediening (SDVC)
Na inschakeling van SDVC 3 107
wordt het volume automatisch zoda‐
nig aangepast dat u geen geluid van
het wegdek of van de rijwind hoort.
Externe bron
Er kan een externe bron (bijv. mobiele
telefoon, navigatiesysteem) op het In‐ fotainmentsysteem worden aange‐
sloten.
In dit geval verschijnt Extern in in de
display.
We bevelen aan dat de toestellen door een erkende Opel-partner wor‐den gemonteerd.AUX-ingang
Een externe audiobron, bijv. een
draagbare CD-speler, kan via de
AUX-ingang van uw auto worden
aangesloten. Via de luidsprekers van het Infotainmentsysteem hoort u het
stereogeluid van deze bron.
Plaats van AUX-ingangsconnector
3 126.
Zet de externe audiobron voor de
best mogelijke audiokwaliteit altijd op
het maximale volume. Bij modules
met lijnuitgang is het audioniveau van het uitgangssignaal stabiel en kan
niet worden gewijzigd.
Om overstuur bij de AUX-ingang te
voorkomen moet de effectieve uit‐
gangsspanning van de externe audi‐
obron lager zijn dan 1,5 V.
Menuconcept De menustructuur van het Infotain‐
ment System bestaat uit verschil‐
lende soorten menuschermen:
■ Bladerschermen
■ Standschermen
■ InstelschermenDe diverse schermen hebben ver‐
schillende functionaliteiten:
Bladerschermen
Bladerschermen hebben een selec‐
tiemenu met een voorvertoning van
elk menu-item in de linkse marge van
het scherm. Bladerschermen leiden u
naar standschermen of instelscher‐
men.
Het Audio -menu is een voorbeeld
van een bladerscherm.
Inleiding101
Standschermen
Standschermen zijn menuschermen
waarop u blijft staan, vb. wanneer u naar de radio of een cd luistert.
Ook op standschermen zijn er me‐
nuopties die kunnen worden uitge‐
voerd en die naar verdere stand- of
instelschermen leiden.
Het radiomenu is een voorbeeld van
een standscherm.
Instelschermen
Instelschermen zijn menuschermen
waarop u instellingen kunt maken,
bijv. klankinstellingen, enz.
Het CD extra's -menu is een voor‐
beeld van een instelscherm.
Menuniveaus
De menu's van het Infotainmentsys‐
teem zijn verdeeld in niveaus. Het
huidige menu wordt weergegeven
met verticale lijnen aan de rand van
het scherm (vb. hoofddisplay = geen lijn, standscherm radio = 1 lijn, enz.).
Selecteren uit een menu
De items binnen een menu worden
geselecteerd met behulp van een cur‐
sor die u met de multifunctionele knop kunt verplaatsen. De cursor heeft de
vorm van een kader (balk). De cursor
duidt aan welk menu-item geselec‐
teerd is.
Draai aan de multifunctionele knop tot het gewenste menu-item gemarkeerd
is.
Druk op de multifunctionele knop.
De bijhorende functie wordt uitge‐
voerd of er verschijnt een ander
menu.
■ In de volgende hoofdstukken van de bedieningsinstructies worden de
102Inleiding
hierboven beschreven actie-aan‐
vragen samengevat tot de vol‐
gende actie-aanvraag:
Selecteer het menupunt.
■ In sommige menu's worden de in‐ stellingen gemaakt door aan de
multifunctionele knop te draaien.
■ Actieve functies worden aangeduid
door een tikvak of een geselecteerd
optieveld dat voor het menu-item
staat.
■ Functies die zijn uitgezet, worden aangeduid door een niet aangetikt
vak of een leeg optieveld dat voor
het menu-item staat.
Selecteren uit een lijstSommige menu's worden als lijsten
weergegeven.
Verplaats de cursor naar boven of be‐ neden door aan de multifunctionele
knop te draaien.
Druk op de multifunctionele knop om uw selectie te bevestigen.
In de volgende hoofdstukken van de
bedieningsinstructies worden de hier‐
boven beschreven actie-aanvragen
samengevat tot de volgende actie-
aanvraag:
Kies het gewenste lijstitem. ■ Als u de cursor naar de boven- of onderkant van de display ver‐
plaatst, verschijnen andere lijsti‐
tems. Een scrolbalk aan de rech‐
terkant van de display duidt de hui‐
dige positie in de lijst aan.
■ Het laatst geselecteerde lijstitem wordt in sommige lijsten gemar‐
keerd met een pijl.
■ De naam van het lijstitem en het aantal items dat erin zit, worden bo‐ven de lijst weergegeven.Popupmenu's
In bepaalde gevallen verschijnen en
op het display extra instructies en in‐
formatie van het Infotainment System
of andere componenten van de auto
als popup.
Hierbij verschijnt de popup bovenop
het op dat moment weergegeven
menu.
Sommige popups moeten door u wor‐
den bevestigd (bijv. verkeersberich‐
ten tijdens een telefoongesprek), an‐
dere verdwijnen na korte tijd weer au‐ tomatisch.
Zo verschijnt bij cd-weergave tijdens
een verkeersbericht bij ingescha‐ kelde TP de zender met verkeersin‐
formatie.
Inleiding105
Hoofdmenu
Het hoofdmenu is de display die al‐
leen informatie geeft. U kunt drie ver‐
schillende hoofdmenuweergaven se‐
lecteren: audio, mobiele telefoonpor‐ taal en boordcomputer.
Om in het hoofdmenu te gaan, volgt u de hierboven beschreven stappen.
De onderstaande informatie kan wor‐
den weergegeven:
Boordcomputerinformatie
Weergave van boordcomputergege‐
vens die met de BC-knop geselec‐
teerd werden. Raadpleeg de gebrui‐
kershandleiding van uw auto.
Mobiele telefoonportaal-informatie
Weergave van de informatie die ge‐
leverd wordt als een mobiele tele‐
foonportaal is aangesloten. Zie de be‐ dieningsinstructies van het mobiele
telefoonportaal.
Audio-informatie
De volgende audioinformatie wordt
getoond:
■ Geheugenpositie van huidige zen‐ der.
■ Naam of frequentie van huidige zender, albumnaam, tracknaam ennaam van uitvoerder of titelnummer en tracktijd.
■ Als de analoge radio ingeschakeld is, wordt FM, AM of FMDAB ge‐
toond 3 109.
■ Als de digitale radio ingeschakeld is, wordt DABFM of DAB en de
naam van het ensemble en de
dienst getoond 3 118.
■ Als de regionale functie is inge‐ schakeld, wordt REG getoond
3 114.■ Als het AS-geheugen actief is,
wordt AS getoond 3 113.
■ De programmanaam wordt aange‐ duid als de RDS-functie actief is
3 114.
■ Als de verkeersberichten ingescha‐
keld zijn, wordt, [TP] of [ ] getoond
3 114.
■ Bij het plaatsen van een cd ver‐ schijnt CD in. Als er een CD met
MP3-muziekbestanden wordt afge‐
speeld, wordt MP3 ook getoond
3 122.
■ Als Random CD , Random USB of
Random album is ingeschakeld,
wordt g getoond 3 122.
■ Als Repeat track is ingeschakeld,
wordt i getoond 3 122.
■ Als Scan CD of Scan USB is inge‐
schakeld, wordt k getoond 3 122.
Buitentemperatuur
Aanduiding van de huidige buiten‐
temperatuur. Raadpleeg de gebrui‐
kershandleiding van uw auto.