Page 41 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18731
De stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU18790
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de schroeven en neem het
stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneelPlaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
HAUM2350
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder het stroomlijnpaneel A en
het paneel A.2. Haal de schroeven los en verwijder
dan het stroompaneel door dit naar vo-
ren te schuiven.
3. Maak de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Sluit de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer aan.
2. Plaats het uitsteeksel van het stroom-
lijnpaneel in de sleuf en schuif het
stroomlijnpaneel naar achteren.
3. Breng de schroeven aan.
4. Monteer stroomlijnpaneel A en paneel
A.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
3. Stroomlijnpaneel C
4. Stroomlijnpaneel D
5. Paneel A
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel A
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel B
U5D7D1D0.book Page 8 Friday, September 4, 2009 9:18 AM
Page 42 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
DAU18852
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de schroeven en trek het stroom-
lijnpaneel dan los zoals getoond.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneelPlaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
HAUM2361
Stroomlijnpaneel D
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder paneel A en stroomlijnpane-
len A, B en C.2. Verwijder de schroeven en de druk-
clips en haal dan het stroomlijnpaneel
los.
OPMERKINGDe drukclip wordt losgehaald door met een
schroevendraaier de pen op het midden in
te drukken en dan de drukclip los te trekken.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven en de drukclips aan.OPMERKINGOm de drukclips te bevestigen wordt de pen
teruggedrukt zodat deze uitsteekt uit de kop
van de drukclip; steek dan de drukclip in hetstroomlijnpaneel en druk de uitstekende
pen naar binnen tot deze gelijk ligt met de
kop van de clip.
2. Monteer stroomlijnpanelen C, B en A
en paneel A.
HAUM2370
Paneel A
Om het paneel te verwijderen1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-10.)
2. Verwijder de schroeven en haal het
paneel los.
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel C
1. Drukclip
2. Schroef
3. Stroomlijnpaneel D
1. Schroef
2. Paneel A
U5D7D1D0.book Page 9 Friday, September 4, 2009 9:18 AM
Page 43 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
Om het paneel aan te brengen1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng het bestuurderszadel aan.
DAU19632
Bougie controleren De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-8.)
2. Verwijder de bougiedop.
3. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKIN
G
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
1. Bougiedop
1. Bougiesleutel
U5D7D1D0.book Page 10 Friday, September 4, 2009 9:18 AM
Page 44 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.4. Installeer de bougiedop.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAUM2381
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren. LET
OP: Gebruik het voertuig alleen als
u weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
[DCA10011]
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR8E1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
ZAUM0037
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
U5D7D1D0.book Page 11 Friday, September 4, 2009 9:18 AM
Page 45 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Verwijder het stroomlijnpaneel D. (Zie
pagina 6-8.)
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Bevestig het hulpstuk voor motorolie
aftappen (in de boordgereedschaps-
set) onder de aftapplug van het carter.
4. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
5. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de o-ring, compressieveer
en olieaanzuigzeef om de olie uit het
carter te kunnen aftappen. LET OP:
Bij het verwijderen van de olieaftap-
plug vallen de O-ring, compressie-veer en de oliezeef naar buiten.
Zorg ervoor dat u deze onderdelen
niet kwijtraakt.
[DCA11001]
6. Reinig de olieaanzuigzeef met oplos-
middel.OPMERKINGSla de stappen 7–9 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.7. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Olievuldop
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olieaftapplug (carter)
2. Hulpstuk voor motorolie aftappen
1. Olieaftapplug
2. O-ring
3. Drukveer
4. Aanzuigzeef
5. Olieopvangbak
U5D7D1D0.book Page 12 Friday, September 4, 2009 9:18 AM
Page 46 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
8. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
OPMERKINGZorg dat de o-ring correct aanligt.10. Breng de olieaanzuigzeef, de com-
pressieveer, de o-ring en de olieaftap-
plug aan en zet de aftapplug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment. LET OP: Plaats alvorens de
aftapplug aan te brengen de O-ring,
compressieveer en oliezeef terug.
[DCA10421]
11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
12. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
1. Bout
2. Oliefilterdeksel
1. Oliefilterelement
2. O-ring
Aanhaalmomenten:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug:
32 Nm (3.2 m·kgf, 23 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefilte-
relement:
0.95 L (1.00 US qt, 0.84 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.00 L (1.06 US qt, 0.88 Imp.qt)
U5D7D1D0.book Page 13 Friday, September 4, 2009 9:18 AM
Page 47 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20092
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, open dan de reservoird-
op.4. Vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de reservoirdop aan.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
U5D7D1D0.book Page 14 Friday, September 4, 2009 9:18 AM
Page 48 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10381]HAUM2390
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slang Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Laat uw Yamaha-dealer het luchtfiltere-
lement vaker vervangen als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. Verder
moet de aftapslang van het luchtfilter regel-
matig worden gecontroleerd en gereinigd.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de zijkant van het luchtfilterhuis water
of vuil heeft verzameld.2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.1. Aftapslang luchtfilter
U5D7D1D0.book Page 15 Friday, September 4, 2009 9:18 AM