Page 137 of 268
135
ONDERHOU
D
6
Onder de motorkap
BENZINEMOTOR
1. Reservoir ruitensproeiers vóór.
2. Zekeringkast.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof.
5. Luchtfilter.
6. Oliepeilstok.
7. Motorolie (bij)vullen.
8. Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof.
Accu-aansluitingen:
+ Metalen positieve aansluiting.
- Metalen negatieve aansluiting
(massa). Let goed op bij alle werkzaamheden
onder de motorkap.
Page 138 of 268
136
Onder de motorkap
DIESELMOTOR
4. Reservoir rem- en
koppelingsvloeistof.
5. Luchtfilter.
6. Oliepeilstok.
7. Motorolie (bij)vullen.
8. Reservoir
stuurbekrachtigingsvloeistof.
9. Handopvoerpomp.
1. Reservoir ruitensproeiers vóór.
2. Zekeringkast.
3. Reservoir koelvloeistof.
Accu-aansluitingen:
+ Metalen positieve aansluiting.
- Metalen negatieve aansluiting
(massa). Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap.
Page 139 of 268

137
ONDERHOU
D
6
Niveaus
NIVEAUS
Olie verversen
Dit dient volgens het
onderhoudsschema van de
constructeur te worden uitgevoerd.
Het is verplicht uitsluitend oliën te
gebruiken met de door de constructeur
voorgeschreven viscositeit. Raadpleeg
de voorschriften bij het PEUGEOT-
netwerk.
Neem voordat u olie bijvult de peilstok
uit de houder.
Controleer na het bijvullen het
motorolieniveau (het niveau mag
niet boven het bovenste merkteken
uitkomen).
Draai de olievuldop vast alvorens de
motorkap te sluiten.
Remvloeistof verversen
De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschreven
intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en aan
de DOT4-normen voldoet.
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MAXI van het
reservoir te staan.
Raadpleeg als het reservoir vaak
bijgevuld moet worden zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Verklikkerlampjes
Let erop dat u bij het eventueel
verwijderen en monteren van
de afdekkap van de motor, de
bevestigingsclips niet beschadigt.
Motorolieniveau
Het wordt aanbevolen om deze
controle iedere 5000 km uit te
voeren en - indien nodig tussen twee
verversingen in - olie bij te vullen.
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste auto te
geschieden, met behulp van de
oliepeilstok.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A = maxi.
Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde
werkplaats als het
oliepeil boven dit
merkteken uitkomt.
B = mini.
Laat het oliepeil nooit onder
dit merkteken uitkomen.
Voor het behoud van
de bedrijfszekerheid
van de motoren en de
emissieregelsystemen
mogen in geen geval
additieven aan de motorolie
worden toegevoegd.
Keuze van de viscositeitsgraad
De olie dient in ieder geval aan de
door de constructeur voorgeschreven
normen te voldoen.
Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto
in goede staat te houden.
Informeer naar de voorschriften bij
het PEUGEOT-netwerk of raadpleeg
het onderhoudsboekje dat bij dit
instructieboekje zit.
Zie in de rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit" voor meer informatie
over de verklikkerlampjes.
Page 140 of 268

138
Niveaus
Koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade
te voorkomen uitsluitend door de
constructeur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten
dalen en om te voorkomen dat de hete
koelvloeistof uit het koelsysteem spuit.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,
de dop los en vul koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak
koelvloeistof moet worden bijgevuld,
zo snel mogelijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.
Om het filter te regenereren, wordt
geadviseerd zo snel mogelijk, indien
de omstandigheden dit toelaten,
gedurende minstens 5 minuten met
een snelheid van 60 km/uur of hoger te
rijden (totdat de melding op het display
verdwijnt en het verklikkerlampje
service uit gaat).
Tijdens het regenereren van het
roetfilter, kunnen enkele geluiden
van het relais hoorbaar zijn onder het
dashboard.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als de
melding niet verdwijnt en het lampje
Service blijft branden.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen
de merktekens MINI en MAXI van
het expansievat te staan. Laat het
koelsysteem, als meer dan 1 liter
moet worden bijgevuld, controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid
de producten van PEUGEOT te
gebruiken.
Bovendien mag het vloeistofniveau
niet worden bijgevuld met of worden
vervangen door water, om bevriezing
te voorkomen en een goede reiniging
te garanderen.
Inhoud reservoir ruitensproeiers:
ongeveer 3 liter.
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, bedraagt de inhoud
van het reservoir 6 liter.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door het
verklikkerlampje service in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Als dit bij draaiende motor gebeurt,
komt dit doordat het roetfilter verstopt
dreigt te raken (uitzonderlijke
rij-omstandigheden: veelvuldig
stadsverkeer, lage snelheid, lange
files, ...).
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor
de ; het is bovendien een erg bijtend
middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het
water of op de grond, maar deponeer
deze in de daarvoor bestemde
containers bij het PEUGEOT-netwerk.
Page 141 of 268

139
ONDERHOU
D
6
Controles
CONTROLES
Koolstoffilter en interieurfilter
Via een luikje onder het
dashboardkastje kunnen de filters
worden vervangen.
Het koolstoffilter zorgt ervoor dat
stofdeeltjes permanent en krachtig
gefilterd worden.
Een verstopt interieurfilter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan nare geuren in het interieur
veroorzaken.
Wij adviseren u een gecombineerd
interieurfilter de gebruiken. Danzij het
specifieke tweede actieve filter, draagt
het bij aan de zuivering van de door de
inzittenden ingeademde lucht en aan
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, onaangename
geuren en vette aanslag).
Roetfilter (diesel)
Onderhoudswerkzaamheden aan het
roetfiler moeten worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties van de auto en heeft geen
gevolgen voor het milieu.
Accu
Laat uw accu voor de winter
door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is,
kan dit behalve door lekkage van het
remsysteem ook veroorzaakt worden
door slijtage van de remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over de controle
van uw remschijven/-trommels.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement periodiek,
volgens het onderhoudsschema. Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval
van de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo
vaak worden vervangen.
Page 142 of 268

140
Controles
Raadpleeg de bladzijden in het
garantie- en onderhoudsboekje,
die betrekking hebben op de
motoruitvoering van uw auto, voor het
laten controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen
volgens het onderhoudsschema van
de constructeur.
Aftappen van water in het
brandstoffilter
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen zoals het remsysteem te
optimaliseren, worden door PEUGEOT
specifieke producten geselecteerd en
aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht, of in de winter ijs, vormen op
de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen.
Rem een paar keer lichtjes om de
remmen vocht- en ijsvrij te maken. Als dit lampje gaat branden,
moet het brandstoffilter
worden afgetapt. Om
te voorkomen dat het
lampje gaat branden kan
het filter ook op regelmatige basis
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug van het filter los.
Ga door met aftappen tot al het water
uit het filter is weggelopen via de
transparante slang. Draai vervolgens
de aftapplug weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren
altijd uitvoeren door gekwalificeerde
technici van het PEUGEOT-netwerk.
Volgens land van bestemming.
Page 143 of 268

141
6
Brandstof
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Tanken
Het tanken dient met afgezette motor
te geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai de
sleutel een kwart omwenteling om.
- Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Een mechanisch systeem
voorkomt dat tijdens het tanken
de linker schuifdeur geopend
kan worden. Let erop dat niemand de
schuifdeur probeert te openen als de
brandstofvulklep geopend is.
Na het sluiten van de brandstofvulklep
kan de schuifdeur geblokkeerd worden.
Druk dan tegen de schuifdeur om deze
te sluiten en vervolgens te openen. Als het minimum
brandstofniveau is bereikt,
gaat dit lampje branden.
Er bevindt zich nog ongeveer
8 liter
in de tank. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd de tank nooit helemaal leeg, dit
zou tot storingen in de emisseregeling
en/of het inspuitsysteem kunnen
leiden. Op een sticker aan de binnenzijde van
het tankklepje staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Er moet minstens 5 liter bijgevuld
worden voordat de meter de nieuwe
hoeveelheid brandstof in de tank
correct aangeeft.
Bij het verwijderen van de tankdop kan
er enige zuiging ontstaan. Dit vacuüm
is normaal en komt door de afdichting
van het brandstofcircuit.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop
en sluit de vulklep.
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze
bevatten resp. 10% en 24% ethanol)
die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die
speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit
van de ethanol moet voldoen aan de
Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op
brandstoffen met een ethanolgehalte
tot 100% (type E100), worden alleen
verkocht in Brazilië.
Page 144 of 268

DIESEL
142
Brandstof
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de
motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de
ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel die
voldoet aan de richtlijn EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan
de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren
van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie,
stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).