131
6
Veiligheid
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met op de buitenste zitplaatsen een spankrachtbegrenzer. Als het contact wordt aan
gezet, gaat
dit controlelampje branden.
Controlelampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt (op instrumentenpaneel)
Vastmaken
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting. )
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt. ) Breng bij de veiligheidsgordels van
de buitenste zitplaatsen de gesp naar
de bovenzijde van de rugleuning om
te voorkomen dat de gesp tegen de
zijbekleding klappert.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel (op instrumentenpaneel)
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h,
knipper t dit waarschuwingslampje gedurende twee minuten in combinatie
met een steeds sterker wordendgeluidssignaal als een of meerdere
achterpassagiers hun gordels losmaken.
Na deze twee minuten blijft het
waarschuwingslampje branden zolang de
achterpassagiers hun gordels niet hebben
vastgemaakt.
Als de voorpassagier zijn gordel nog niet heeft
vastgemaakt, blijft dit lampje een bepaalde tijd
branden. Na het verstrijken van deze tijd gaat het lampje uit als de bestuurder zijn gordelheeft vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h en
de bestuurder en/of de voorpassagier zijn
veiligheidsgordel nog niet heeft vastgemaakt, knippert het controlelampje gedurende
2 minuten in combinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze
2 minuten blijft het controlelampje branden
zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
133
6
Veiligheid
Airbags
Deairbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kopslaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in dezesituaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichtingvan de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags v
óór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.
134
Veiligheid
Uitschakelen
Dit waarschuwingslampje brandt ophet instrumentenpaneel bij aangezetcontact en zolang de airbag isuitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbagspermanent blijft branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT- netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contactde schakelaar weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, laat het systeem dan controleren
Als dit lampje knipper t, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbag
aan passagierszijde bij een ernstige
aanrijding niet wordt geactiveerd.
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )steek de sleutel in de schakelaar
voor uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde, )draai deze in de stand "OFF"
, )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.